Met dit themanummer wil De Gids een bijdrage leveren aan het debat in Nederland over de veranderende rol van water in de hedendaagse cultuur. Water heeft de laatste tijd volop in de aandacht gestaan, hoofdzakelijk vanwege de toenemende zorg over klimaatverandering. Bij dit verschijnsel spelen de meest uiteenlopende natuurlijke substanties een rol, van olie – waartoe de CO2-uitstoot te herleiden is die als hoofdoorzaak van klimaatverandering geldt – tot wind, zonlicht en compost – die eventueel als alternatieve energiebronnen zouden kunnen dienen. Maar om begrijpelijke redenen staat in Nederland vooral het water centraal. Klimaatverandering heeft mogelijk ingrijpende veranderingen in de waterhuishouding tot gevolg, van een stijgende zeespiegel tot natter en stormachtiger weer, en het verschaft daarmee actualiteit en urgentie aan een klassiek Nederlands vraagstuk en specialisme, dat van het waterbeheer. Tegelijkertijd roepen verschijnselen als klimaatverandering ook de vraag op of water vandaag de dag op een nieuwe manier relevant geworden is. Stelt water ons, in het licht van recente ecologische ontwikkelingen, voor een nieuw soort uitdagingen? Hierover gaat deze Gids.

Wetenschappers benadrukken vaak dat klimaatverandering een langetermijnverschijnsel is; alledaagse waarnemingen als het uitblijven van natuurijs in de winter of de toenemende zwaarte van zomerregens kunnen in dat opzicht onmogelijk bewijzen dat klimaatverandering al met ons is, of hoe erg de gevolgen wel niet zullen zijn. Andersom is het makkelijk om de relevantie van wetenschappelijke vertogen over het klimaat voor het alledaagse leven in twijfel te trekken. De ontwikkelde scenario’s – metershoge dijken, een hightech terpenlandschap – zijn moeilijk te onderscheiden van sciencefiction, en de eindeloze herhaling van steeds dezelfde voorspellingen in de media – zoveel graden Celsius temperatuurstijging, zoveel meters zeestijging, zoveel uitgestorven dierensoorten – leidt inmiddels tot klachten over klimaatmoeheid. Toch roept de thematiek van verschuivingen in weerspatronen en de waterhuishouding belangrijke vragen op die het nauwe kader van de wetenschap te buiten gaan, vragen over de veranderende rol en betekenis van water in de culturele verbeelding, alledaagse praktijken en de persoonlijke ervaring. Is er een cultuuromslag gaande in onze omgang met water? Zoals ook blijkt in dit nummer, staat het thema van natuurbeheersing van oudsher centraal in de Nederlandse watergeschiedenis. De rode draad in deze geschiedenis is die van een toenemend menselijk ingrijpen in de natuurlijke waterhuishouding – van veengrond tot polder – en van het toenemende technisch vernuft waarmee dit is gebeurd. Maar juist dit thema van de maakbaarheid van de natuur komt vanwege klimaatverandering en aanverwante ecologische verschijnselen in een ander daglicht te staan. Deze verschijnselen suggereren namelijk dat de natuur sporen draagt van vormen van menselijk handelen die niet direct te herleiden zijn tot natuurbeheersing of pogingen daartoe. Natuurwater is cultuurwater, niet alleen omdat het wordt gereguleerd door dijken, sluizen en gemalen, maar ook omdat zijn gedrag beïnvloed blijkt te worden door onbedoelde, en in zekere zin ‘onbeheerste’ neveneffecten van menselijk handelen: industrialisering, en het almaar toenemende gebruik van fossiele brandstoffen. Heeft onze omgang met water als gevolg van dit soort ontwikkelingen een andere lading gekregen dan voorheen? In deze Gids wordt deze vraag vanuit een aantal verschillende perspectieven onderzocht: de cultuurgeschiedenis, de hydraulische techniek, de biografie, de sociologie van het alledaagse leven en de poëzie.

In de verschillende bijdragen vallen uiteenlopende antwoorden op bovengenoemde vraag te ontwaren, al benadrukken de meeste auteurs de continuïteit, en niet zozeer de discontinuïteit, in de Nederlandse omgang met water. Adriaan Geuze frist om te beginnen ons geheugen op, met een wordingsgeschiedenis van het Nederlandse waterlandschap. Hij benadrukt daarbij het verband tussen het gemaakte en het verbeelde landschap. In Geuzes geschiedenis gaat de technische verfijning van het Nederlandse landschap, in het bijzonder de inpoldering, hand in hand met de ontwikkeling van een specifiek Nederlandse verbeelding van het landschap, in de schilderkunst en de fotografie, maar ook in bredere zin, in de ontwikkeling van een watercultuur. In Geuzes visie dreigt echter nu net dit verband, tussen de technische inrichting van het landschap en de esthetische beleving ervan, verbroken te worden in onze postindustriële samenleving. In zijn optiek kan er eigenlijk geen sprake zijn van een culturele omslag in de Nederlandse watercultuur, omdat de culturele beleving van het waterlandschap in toenemende mate onmogelijk wordt gemaakt door een ruimtelijk beleid dat er geen oog voor heeft. Han Vrijling maakt zich om andere redenen zorgen over de richting die het Nederlandse waterbeheer is ingeslagen. Hij stelt dat bewezen technieken van waterbeheer, zoals dijkverhogingen, ten onrechte dreigen te worden afgedaan als achterhaald, onder invloed van modieuze ideeën over een meer harmonische omgang met de natuur. Vrijling pleit voor een nuchtere benadering van de klimaatproblematiek, waarbij hij suggereert dat het vraagstuk of hedendaagse waterdreigingen kwalitatief verschillen van die van voorheen geen consequenties hoeft te hebben voor de inrichting van het Nederlands waterbeheer. In zijn visie horen experimenten die pogen een andere invulling te geven aan onze culturele omgang met water thuis in het domein van de recreatie en natuurbescherming, en niet in dat van waterbeheer.

Net als Han Vrijling spreekt Louis van Gasteren zijn vertrouwen uit in technische oplossingen voor nieuwe waterdreigingen, maar hij voegt daar wel aan toe dat dit van ons culturele offers zou kunnen verlangen. Met zijn suggestie dat wij in de toekomst alleen nog droge tranen zullen kunnen huilen, legt hij een sterk verband tussen wijzigingen in het waterbeheer en onze lichamelijke, emotionele waterhuishoudingen. Zijn bijdrage kan zo gelezen worden als een fysiologische variatie op de reflecties van Immanuel Kant, over de verhouding tussen het morele gevoel dat wij van binnen ervaren en het oneindige universum buiten ons. Maar dan wel met de uitkomst dat wij hoogstwaarschijnlijk met verstoorde verhoudingen zullen moeten leren leven. Van Gasterens bijdrage stelt daarbij de intimiteit van onze omgang met water centraal, die begint in de baarmoeder en daarna wellicht het sterkst ervaren wordt tijdens het zwemmen in zee. Mijn eigen bijdrage gaat ook over de intieme omgang met water, namelijk in huishoudelijke praktijken. Ik stel de vraag in hoeverre huiselijk water, als onderscheiden van landschappelijk water, in staat is om de geschiedenis tot leven te wekken, en suggereer dat het dat, onder invloed van de ecologisering van watervraagstukken, steeds beter kan. Het betekent namelijk dat domestieke waterpraktijken hun vanzelfsprekendheid verliezen, en dat water-gerelateerde conventies, zoals het onderscheid tussen schoon en vies, op losse schroeven kunnen komen te staan. Het thema van de intimiteit in onze omgang met water keert ook terug in de gedichten van Willem Jan Otten, Willem van Toorn, Peer Wittenbols en B. Zwaal. In hun preoccupatie met de zintuiglijke beleving van water maken de gedichten in dit nummer misschien ook duidelijk hoe vermijdbaar ecologische vraagstukken zijn in onze omgang met water. Ik doel hier niet op vermijdingsgedrag, als zou het gaan om psychologische mechanismes die onaangename problemen helpen verdringen. De poëzie toont de rijke schakering en veelvormigheid van het verschijnsel water – of zoals het in Ottens gedicht luidt: bwa-pl. Zij wijst daarmee misschien ook op de ongepastheid van pogingen om water in het stramien te duwen van een algemeen vertoog over de plaats van water in de geschiedenis, de cultuur, het milieu, en de Nederlandse lotsbestemming. In die zin zou dit nummer ook gelezen kunnen worden als een provocatie aan hen die een verduurzaming van watervraagstukken voorstaan. Hoe recht te doen aan de veelvormigheid van water? En als een culturele omslag in onze omgang met water inderdaad wenselijk is, hoe deze te verbeelden?

Namens de redactie,
Noortje Marres