1.

In zijn algemeenheid is poëzie o.a. daarom
een moeilijk definieerbaar
en moeilijk af te bakenen genre.
Het doet loze uitspraken alsof het op de bus wacht.
Over het weer, maar ook over minder tastbare zaken.
Het gebaart naar voorbijgangers en zichzelf.
De route is gewijzigd, de halte tijdelijk opgeheven.
Werkzaamheden.
Vijf minuten zijn lang, weinig woorden zijn veel.
Het rijmt amper.
Het schrijnt.
Nee, ook dat niet.
Het is hopeloos uit vorm.
Het neemt een geheel eigen plaats in.
Het is mogelijk de boel te bedotten.
De wereld bestaat uit verlies, uit niets meer.
De schrijver van gedichten wordt dichter genoemd,
een titel.


2.

Niemand mocht nog praten over het weer
behalve dan in fijne, zwarte woorden
die zonder omhaal alle hoop vermoordden –
hoop die terugkwam, keer op keer

op keer; verschijnsel dat ons hevig stoorde.
‘Er is geen hoop!’ Zomin als zin, oud zeer,
geluk, liefde, al die dingen meer,
geen pijn ook die het weke hart doorboorde.

Het rijm maakt meer kapot dan lief is, meer
onschadelijk dan mooi. Het ontspoorde
recht! Het valse echt! Het rijke meer!

En dat het stormde – niemand die het hoorde.
De wereld bestaat uit verlies, uit niets meer.
Of het schelen kon. Of er ergens gloorde.


3.

Wie zijn vorm vindt, vorm verliest. Vorm is kou.
Wie niet vindt (verlies)
brandt, wie weet, in het vuur van de onzekerheid.
(O, woorden.)

De wereld bestaat uit verlies, uit niets meer.
Uit alles lekt, uit overal breekt
het arme beeld, het oude, fletse, grandioze,
breekt de troost.

De vrijheid, het witte, het onbedachte!
De onvermijdelijke orde
van het plan, de onbestaanbaarheid
van goed.


4.

De man en zijn vorm
bezoeken een poëzieavond,
slagen erin ongesticht
huiswaarts te keren.
Wel veel gedronken.
De wereld… jaja.


Epiloog

Wereld = ik + buitenwereld.
Ik ≥ wereld – buitenwereld.
Buitenwereld = wereld – ik.
Ik ≠ buitenwereld ≠ wereld.

Wereld = ik, bijna. Bijna wereld
is buitenwereld, lang niet.
Verlies? In de tekens. Lekt het.
Wit van spatie, regel: nalatig

heid. Buitenwereld nadert wereld,
raakt niet. Steeds dichterbij.
Getekend. Begrepen. Vormloos.
Het tekort, aan te vullen ≈ ik.

Mark Boog (1970) won de C. Buddingh’-prijs en de VSBpoëzieprijs. In 2013 verscheen de dichtbundel Maar zingend. Zijn meest recente roman is Het lot valt altijd op Jona.

Meer van deze auteur