Ik was mezelf aan het bekijken in de spiegel.

Ik fronste. Zag ik er nadenkend genoeg uit? Ik beet op mijn onderlip. Kwam het goed over dat ik me zorgen maakte? Ik inspecteerde mijn blik. Was het duidelijk genoeg dat ik grote sommen geld nodig had?

Mijn broer en ik voerden vroeger altijd dit toneelstukje op voor mijn ouders als we geld nodig hadden. Door het vele malen uit te voeren hadden we het tot in detail geperfectioneerd. En nu, vele jaren later, hoopte ik dat het nog steeds zou lukken. Omdat ik het helaas niet bij mijn ouders kon doen, móést ik het wel bij mijn broer uitproberen. En dan hopen dat hij het toneelstukje was vergeten, of dat het zo overtuigend was dat hij alsnog zijn portefeuille trok.

Probleem was echter dat we elkaar al een paar jaar niet hadden gesproken.

Ik weet niet meer zo goed hoe dat zo gekomen was. We hadden niet echt ruzie of zo gehad, maar het contact was verwaterd. Een keer vergeet je terug te bellen, een volgende keer stel je het zo lang uit dat het niet meer hoeft en voor je het weet is het te laat. En hoe langer je dan wacht, hoe pijnlijker het wordt om weer contact op te nemen. Maar nu moest ik wel. Mijn broer had een goedverdienende baan, dus waarom zou hij niet zijn vervreemde broertje willen helpen?

Maar het bleef lastig natuurlijk en ik stelde het steeds uit om langs te gaan. Op een avond echter kon ik er niet meer tegen en sprong ik van de bank. Ik wilde meteen langsgaan, zoiets kon je niet via de telefoon bespreken.

‘Waar ga je heen?’ vroeg mijn vriendin.

‘Naar mijn broer,’ antwoordde ik.

‘Je broer? Die heb je al een paar jaar niet gesproken.’

‘Precies. Ik moet het goedmaken.’

‘Waarom per se nu?’

‘Ik heb zo mijn redenen,’ antwoordde ik.

Ik vertrok meteen. Gelukkig was mijn broer niet verhuisd, anders zou ik hem misschien niet meer hebben kunnen vinden. Zou mijn broer zijn verhuisd zonder het mij te vertellen? Ik wist het niet. Want als ik zou zijn verhuisd, zou ik het hem hebben verteld? Zelfs daar wist ik het antwoord niet op. Hij was thuis.

Hij was verbaasd me te zien maar ook heel blij. En, als ik eerlijk ben, ik was ook heel blij hem weer te zien. We gingen samen in de woonkamer zitten.

‘Ik moet je wat vragen,’ besloot ik met de deur in huis te vallen. Bijkletsen kon ook later.

‘Ik jou ook,’ antwoordde mijn broer. Hij fronste. Hij begon op zijn onderlip te bijten en keek mij toen aan met een blik die ik maar al te goed kende.

Murat Kiliçarslan (1985) studeert geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 2004 won hij de Write Now! SP!TS Publieksprijs en hij was redacteur bij jongerenmagazine Spunk. Hij publiceerde eerder onder meer in Dif en Krakatau.

Meer van deze auteur