Nee, Maarten heeft geen leuke jeugd gehad, dat blijkt uit alles. Calvinisme op zich is al erg genoeg, maar de culinaire aspecten van een dergelijk ongezellig geloof gaan alle perken te buiten. En dan nóg: de moeder van Jan Wolkers stopte tenminste nog weleens een lekker mals konijn in de pan, dus het hoefde blijkbaar niet overal zo schraal. Maar bij de ’t Hartjes thuis was het echt een barre woestenij. Ga maar na: als een rauwe winterpeen, grutten, en een likje margarinejus op hoogtijdagen de enige lichtpuntjes vormen in een duister moeras van tot slijm gekookte andijvie, zompige broodpap en draderige snijbonen, dan weet de lezer wel hoe laat het is: hier spreekt een gastronomisch doodgemartelde ziel.

Terwijl ik Het dovemansorendieet met rode oortjes in één ruk uitlas werd ik bevangen door een ademstokkend medelijden, vele malen erger dan bij het bladeren in die enge krantjes van Amnesty International. Voor mijn geestesoog bleef het beeld van de kleine, hongerige Maarten lang en schrijnend hangen. Vooral het relaas van die droevige poging om zelf frites te bakken in dat armzalige pannetje in de schuur was meer dan ik verdragen kon. Die avond zag ik mijn eigen kinderen voor de zoveelste keer met lange tanden in de kostelijkste gerechten bijten; ‘ik bid niet voor bearnaise!’ riep mijn zoontje, terwijl hij zich naar het nog warme fornuis repte om een drietal verse eieren met vele repen spek in een koekenpan vol schuimende boter te vlijen. ‘Denk liever aan de kindertjes in de derde wereld,’ zei mijn moeder bij een dergelijk vertoon van verwend gedrag. Maar ik voeg mijn kinderen tegenwoordig toe: ‘Denk liever aan de kleine Maarten ’t Hart!’, waarna ze schouderophalend informeren wat er voor toetje is.

Toen ik Het dovemansorendieet uit had, heb ik lang gehuild. Ik had zó op een happy end gehoopt… Wie zou er niet, na een uitzichtloze jeugd vol bedorven aardappels, de schade dubbel en dwars inhalen met een overdaad aan gulle, rulle gehaktballen in een troostende poel van boterjus, goudgele, knapperige frites, grootse salades bestrooid met warme, krokante lardons, rijkelijk besproeid met fijne wijnen, gevolgd door machtig stinkende brie, en een onbeschaamde portie smeltend zachte mousse au chocolat met pittig geurende kopjes espresso erbij, plus belachelijk veel dure cognac?

Zo niet Maarten. Hij eet nog stééds droeve knollen en rapen. Alsof broccoliroosjes nog niet Spartaans genoeg zijn: niks hoor, zelfs de oneetbare stronk van dit nederig gewas gaat hij nog met de dunschiller te lijf, en voegt deze dorre versnapering bij zijn vreugdeloos maal. En hij heeft nota bene geld zát, dus dat is het probleem niet. Als hij wou, dan kocht hij vandaag nog een compleet varken, braadde dat aan het spit, en vrat het met beide handen op tot zijn kaken glommen van het vet. Maar hij wíl niet. Hij is mager, en dat wil hij blijven. Op zich staat hij daarin niet alleen, integendeel. Ook ík zou best een kilo of twintig kwijt willen, en met mij vele andere huisvrouwen. Daarom beet ik mij dus met hoopvolle blijdschap vast in Maartens nieuwe dieetboek: zo’n knappe, slanke man, en dat op zijn leeftijd, hij móést wel een magische formule gevonden hebben! En ja hoor, dat heeft hij ook. Maar leuk is anders. Goed, je mag overal in bijten, als je er maar van gaat schijten. Kortom, zolang je stoelgang niets te wensen overlaat, word je niet dik. Nou, ik moet eerlijk zeggen: ik blijf op het gebied van schijten bij Maarten beslist niet achter. Daar heb ik echt geen uitheemse granen en ongezellige stronken voor nodig: gewoon, flink eten, met dagelijks een flesje wijn. Slank blijf ik daar overigens niet bij, dus ik vrees dat Maartens stoelgangtheorieën niet houdbaar zijn. Maar afgezien daarvan lijkt het dovemansorendieet me een prima dieet om een hoop vet kwijt te raken. Gewoon, omdat er geen lekker eten aan te pas komt. Ja, zo kan ik het ook. Maar ik doe het niet, want ik wil het niet. Waarom wil Maarten het dan wél? Waarom moet hij mager zijn, waarom maakt hij zichzelf misselijk met rauwe wortels en ander varkensvoer, waarom gunt hij zich geen vette jus en dik beboterde en bekaasde bammetjes? Mijn theorie is: Maarten lijdt aan het fameuze Stockholmsyndroom. Hij heeft zó lang geleefd onder een gruwelijk culinair regime, dat hij vies, slecht, flatulentieverwekkend eten en verwerpelijke Aldi-wijnen als goede vrienden is gaan beschouwen. Verschrikkelijk. Maar het is nog niet te laat.

Lieve Maarten, je bent nu vijfenzestig, vergeet die akelige jeugd. Kook iets lekkers, iets vets, lig niet wakker in je stellig iets te harde bed, kom eruit, braad, bak, smeer, kneed, geniet.

Je kunt nog vele jaren mee. Verspil ze niet.

Sylvia Witteman (1965) is een Nederlandse culinair journaliste en columniste voor het landelijke dagblad de Volkskrant.

Meer van deze auteur