Wat hier wordt afgesloten kolkt
briesend op in je hersens. Je loopt
op water, gedenkt grootvaders,

hun zandzakken en basalt, je begint
een bastante dagmars naar verte,
tussen tamme en wilde zee.

Een stip ben je, met snelheid, verzuring
en suikerspiegel, schuivend langs
schapen en fuiken. Je telt de uren.

Dan krimpen de kilometers, de twee-
endertig. Het uitzicht verdampt
en tijd is één machtig moment.

Je voeten stampen een beurtzang
van pijn en verlichting. Je bent.