Een chiromantisch gelag verlieten wij vannacht
en liepen maanovergoten tot ons een gedolven berg,
decenniahoog, een onafzienbaar stijgen
en lokken van spierwitte treden bereikte.

En met onze net gelezen handen, onze lacherig
blootgegeven palmen en ernstig uitgelegde
levens- en gevoelslijnen ineengeslagen
namen wij de handschoen op,
ontstegen in levendige lijven
tree voor tree het aardedonker

en haalden moeiteloos de top:
sneeuwwereld achter glas, helverlicht,
met desolate hemelschans en lege, zinledig
perpetuum mobiele skiliftaankomsten.

En toen? Afdalen het sterrenbeeldig
vonkende attractiedal weer in om elk
ons te storten op de rotsige
herbergsponde – schamele dood

waaruit ik zojuist ben opgestaan: hertbenig
in deze vervaarlijk beloftevolle
lenteochtend vol onvoorspelbare
sneeuwklokjes, honden, zon