Op een dag, wandelend door een bos,
raap je je leven op,
houdt het voor je,
kijkt er dwars doorheen: niets, niets…

zou dàt het geweest zijn:
niets?

je zet het weer neer
en loopt verder –
je grijpt af en toe naar je raadselachtige hoofd

maar als je je omdraait –
het is avond geworden –
zie je het nog liggen, half weggezakt
in het pad waarlangs je liep,
het glanst en er branden lichtjes,
kleine lichtjes binnenin

waarom zie je die nu pas?

je gaat zitten, in de schemering, niet ver
van de rand van het bos,
je kijkt naar je leven

het is mooier dan je dacht.