Het was in de tijd dat de dieren nog meertalig waren.
Voorlopers van het Indo-Germaans, fracties Grieks
en Aramees, bepaalde elementen van het janken,
het blaffen en zelfs het kukelen hadden zij onder de knie.

Maar eeuwen, jaren, maanden: nee! En van het etmaal
was alleen de nacht al grosso modo uitgevonden.
De eerste man had de eerste vrouw nog niet verkracht
of in de steek gelaten. En op niet één ster was men van iets zwanger.

In de steek laten? Er viel ondermaans niets in de steek te laten.
De dieren daarentegen, zeer geleerd, beklommen
gezwind een domme bloemkool, een eigenwijze
elfenbank en een of ander monter gezwel:

heel duidelijk was het allemaal nog niet. Het meeste
was maar half geschapen en maar half verboden.
En de helft die reeds bestond, bleek zelden nuchter.
Men had in die tijd massa’s vrije tijd.

Er was meer later dan vroeger, meer ooit dan nooit.
In het voorjaar werden de aardappels besteld
en in het najaar kwamen die tot ieders opluchting aan.
Maar niemand die er naderhand van at.

Luuk Gruwez (1953) studeerde Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven, was korte tijd leraar Nederlands en leeft sindsdien van de pen. Hij schreef columns, essays, romans en veel gedichten. Voor de autobiografische roman Het bal van Opa Bing kreeg hij de Geertjan Lubberhuizenprijs.

Meer van deze auteur