Terugkeer

Zelfs nu je lichtschuw bent teruggekeerd
– even oud als toen je vertrok –
is het alsof je er nog niet bent, de bomen
nauwgezet in bloei, je vader weet de namen.
De zon is oneerlijk verdeeld over voor-
en achterkamer en de krakende vloer
opent een bankrekening van verwijten,
onuitputtelijk krediet – maar je staat
in je recht als een verongelijkte vlinder.
Pas als ik rust zoek bij de dubbele haag
vergeet ik eindelijk wat ik meer verwacht
dan de wind op doorreis langs de boomtoppen.

Herinneringen aan Steenvoorde II

Het is dezer dagen nog de onsterfelijkheid
die mijn nachtelijke angsten regelt –
de wijk is even jong als ik, stroef oerwoud
van knokige steigers en oude ponskaarten
en kalkcirkels op de ruiten, de braak-
liggende landen schreeuwen om toekomst.
Heel Nederland rukt op in de leegte, net als ik,
terwijl bakstenen er vruchtbaarder uitzien
dan de onzelfzuchtige boompjes die sprieterig
de onbespeelbare velden omzomen.
De zon gaat al onder, maar zorgelijk is dat niet
want de nieuwe dag is ruimer dan de vorige;
gerieflijk decennium met stevige even getallen
en Vestaalse stoepranden en ongedoopte pleinen –
wat is je vader nog blij met een auto die in de winter
van 1963 gedurende twee maanden ijzig mediteert.

Ode aan de vaagheid

je gevoelens aan een graf, elk graf
een tuin zonder begrenzing
de ware hoeveelheid liefde
je zelfbeeld, je herinneringen
wat die mensen echt willen
en jij maar geduldig uitleggen
wanneer ze erover beginnen
‘ik ben voornamelijk een sfeermens’