(Uit het niets, 2007; Zoek op Liefde, 2008; Traag licht, 2010)

De relatie van de auteur met zijn uitgever is vaak vergeleken met een huwelijk. Het oeuvre vormt het kroost, en dat kroost moet gevoed, gekleed en anderszins begeleid. Alleen in een ideale wereld kunnen de ‘ouders’ het over alles eens zijn. Soms wordt langdurig gekibbeld. Soms vinden explosieve ruzies plaats die vervolgens worden bijgelegd. En soms worden ze het niet meer eens. Dan wordt er gescheiden. Vertaald naar de literaire wereld: de auteur slaat in dat geval de deur voorgoed achter zich dicht en begint, al dan niet met medeneming van zijn papieren kroost (werk aan de winkel voor een mediator) een nieuwe relatie.
Herman Franke en ik zijn nimmer gescheiden. Als er vuile was slingerde, hielden we die keurig binnen. Ons huwelijk begon bij Nijgh & Van Ditmar in 1992 met zijn debuutroman Weg van loze dromen, zette zich voort bij Balans met de roman Nieuws van de nacht (1995) en zijn standaardwerk over misdaad en straf in Nederland, De macht van het lijden (1996). Ook toen ik Podium begon in 1997, zette zich de wederzijdse trouw als vanzelfsprekend voort. In 1998 vierden Herman en ik de geboorte van zijn lijvige, met de ako Literatuurprijs bekroonde roman De verbeelding, in 1999 gevolgd door De tuinman en de dood van Diana (een hem typerende combinatie van fictie en non-fictie) en de grote, profetische roman Wolfstonen (2003). Kort daarop speelde hij virtuoos met het genre van het ultrakorte verhaal in Notulen (2004) en bundelde hij zijn bruisende en altijd grondig gedocumenteerde Volkskrant-stukken over literatuur in Waarom vrouwen betere lezers zijn (2004).

En toen moest mijn partner Franke eens goed nadenken over het vervolg van zijn oeuvre. Misschien moest hij bijkomen van de wervelstorm aan boeken die hij gebaard had. Een jaar verstreek. In 2006, hartje lente, diende zich bij Franke de conceptie aan van een project dat hem sindsdien heeft beziggehouden. Dit kan ik reconstrueren dankzij onze correspondentie, die pas intensief werd sinds 2000, toen we beiden aan het mailen sloegen. (Internet heeft in die zin een nog nauwelijks in kaart gebrachte impuls gegeven aan auteur-uitgevers-correspondenties.)

Toen ik hem in maart 2006 vroeg naar zijn plannen voor een nieuw boek, schreef hij:

Deze maand wil ik nog even lekker rustig doorwerken, ik stel voor dat we begin april (in de eerste week) ’s avonds eens een pilsje gaan drinken. Zullen we vast woensdag 5 april prikken? [13-3-2006]

Op de geplande dag kwam hij hierop terug.

Jij wilt vanavond vast graag naar Barcelona-Benfica kijken en wat mij betreft heeft ons gesprek geen enkele haast. Ik heb het bovendien erg druk omdat ik het een en ander […] af moet/wil hebben voordat ik volgende week voor een dag of tien naar Frankrijk ga. […] Is dat goed? [5-4-2006]

Toen ik per kerende mail antwoordde: ‘Op zich was ik geheel gekapt en gekleed voor onze historische ontmoeting […]’, stemde hij alsnog in met een ontmoeting die avond.

In Café Welling dronken we glazen bier en spraken we over zijn toekomstige werk. Herman worstelde sterker dan voorheen met literaire conventies en verklaarde zich minder aan te willen gaan trekken van de grenzen tussen fictie en non-fictie, feit en verzinsel, autobiografie en verbeelding.

En zo, al pratende, openbaarde hij die avond het idee van een serie boeken waarin hij zich volkomen vrij zou kunnen bewegen. ‘Een laboratorium!’ zal ik instemmend geroepen hebben. ‘Een literaire werkplaats! Een experiment, maar dan leesbaar!’

Misschien was het nu toch een historische ontmoeting gisteravond. Ik werk er al weer aan. Wat vind je van ‘Anarchistische vertellingen’ ? [6-5-2006]

Uitgevers doen weinig liever dan over titels meedenken. Ik schreef, zo te lezen nog met Wellings vuurwater in mijn aderen:

Niet gek, anarchistische vertellingen. Ik kauw ook nog na op boek zonder einde en anarchistisch universum, al klinkt dat laatste misschien toch te zeer alsof Vogelaar en Polet een troonsopvolger gevonden hebben. Wat dacht je, zonder gekheid, van franke’s laboratorium? Dat laboratorium vind ik altijd zo’n mooi woord dat nieuwsgierigheid oproept naar wat daar dan gebrouwen wordt. Maar het mist weer die samenhang waar je naar streeft, dat organische. literair organisme is het ook niet hè? anarchistisch organisme? Hm. Jouw anarchistische vertellingen krijgen onbedoeld misschien iets politieks, door de verbinding van Anarchisme en zoiets bijna Russisch als Vertellingen. Rustig op broeden! Belangrijker nog dan de uiteindelijke vlag is de schuit waar die vlag op wappert. En ik geloof dat je dat schip aardig voor ogen hebt. Er zitten kajuiten in, patrijspoorten, masten, motoren, diepe verborgen loodsen, mysterieuze machinisten, er wandelt daar een vrouw op het dek in witte jurk, er staat een schipper op een sigaar te kauwen – en hoewel al die elementen van andere orde zijn (een mens, een vertrek, een wolk die voorbijschuift), ze zijn net als gedichten, verhalen, essays en romans toch met elkaar door hun maker verbonden tot dat ene schip. Of zoiets. Heel benieuwd hoe je de contouren gaat schetsen van een eerste deel, hopelijk te verschijnen over ruim een jaar. Keep in touch. Dan komt er ook een moment dat jij zekerheid voelt en met mij een Anarchistisch Verdrag zult tekenen, waarborgende 5 boeken in 5 jaar […]. Ik vroeg aan Harminke [=Harminke Medendorp, kort daarna Hermans vaste Podium-redacteur – JN] of ze jouw verschenen werk eens integraal wil lezen. Ze knikte gretig genoeg. Vrijheid in gebondenheid! [6-4-2006]

De volgende dag reageerde hij.

Die titel laten we nog maar even, die komt wel, dit vind ik allemaal te weinig poëtisch, te veel ‘in de keuken’. Ik voel me erg gedreven, dat is het belangrijkst, en ben erg blij met je inhoudelijke steun (afgezien nog van de centen). Overigens dacht ikzelf meteen aan The Canterbury Tales. [7-4-2006]

Vlak voor vertrek naar zijn huis in Frankrijk begon hij zijn literaire messen verder te slijpen.

Jouw schets van wat mij voor ogen staat […] geeft er blijk van dat we goed met elkaar gepraat hebben. Het is nogal wat, maar steeds als ik bedenk dat er nu geen weg meer terug is, geeft me dat een warm, strijdlustig gevoel. Ik ga doen wat ik moet doen, dat zorgt zo maar voor rust in mijn kop. Over die titel nog even. Ik was van plan deel 1 de titel ‘ Voorbij ik en waar gebeurd’ te geven, maar hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik geloof dat dit de hoofdtitel moet zijn. Poëtischer en toch de lading dekkend en richting gevend. Dat ‘anarchistische vertellingen’ (Frankenbury Tales) laat ik misschien wel af en toe ergens vallen. Mijn plan is om je over ruim een maand […] wat te laten lezen over hoe ik het eerste deel zie en misschien voeg ik er al wat geschreven stukken bij. Daarna doe ik mijn aanvraag bij het Fonds. En dan moeten we het grote Verdrag maar sluiten. Ik ga er in Frankrijk lekker over nadenken bij de houtkachel met een glas wijn tussen het snoeien door. Het zou inderdaad mooi zijn als Harminke mijn werk las, want dan pas heeft het zin haar bijvoorbeeld iets van deel 1 te laten lezen. Ik zet hoog in. En zo hoort het, en het hoort bij mij. […] [10-4-2006]

Tegen de zomer keerde hij terug uit Frankrijk. Hij had er niet stilgezeten.

We hebben daar bij Welling goed gepraat over mijn plannen, en ik werk er sindsdien elke dag gedreven aan […] met toenemend vertrouwen en plezier, voor mij is er geen weg meer terug, ik heb mezelf uitgedaagd en nu zal ik het doen ook: elk jaar een boek van pakweg 200 blz. (misschien iets meer) als delen van een doorlopende cyclus met als werktitel ‘Voorbij ik en waar gebeurd’. Ik neem mij voor het eerste deel over een jaar in te leveren, zodat het in het najaar kan verschijnen, enzovoorts. Bij de komende werkbeursronde van het Fonds zal ik het als project aankondigen/aanvragen, tevens als uitvloeisel van mijn vorige project (een dik verhalenboek, d.w.z. dat die verhalen in deze cyclus verwerkt zullen worden. Zo, dan weet je dat vast, noem het maar gerust een literaire hemelvaart. [25-5-2006]

Nauwgezet en plichtsbewust als altijd bracht hij die zomer het Fonds voor de Letteren op de hoogte van zijn plannen. Ik citeer uit het werkplan:

Die roman-in-wording wil ik niet op de klassieke manier, dat wil zeggen als een op zichzelf staande roman, naar buiten brengen. Dat komt omdat ik de jaren die mij als schrijver nog gegund zullen zijn, monomaan wil werken aan één doorlopend boek (met delen die afzonderlijk leesbaar zijn) waarin zowel mijn al geschreven verhalen, die roman-in-wording en ander proza dat ik (deels in afgeronde vorm, deels in fragmenten) al geschreven heb en nog schrijven zal, een plaats zullen krijgen. [12-6-2006]

Met een lach en een kruisje heb ik het hele plan gistermiddag in de bus gedaan van het schrijvershuis, een gedenkwaardig moment vond ik het. En gisteravond bij de boekpresentatie van Allard Schröder (essaybundel) en daarna bij Welling, heb ik er stevig op gedronken. Nu aan het werk. [15-6-2006]

Mijn voorstel dit ook nog even samen te vieren, wees hij verstandig van de hand:

Ja, het is nogal wat waartoe we ons verbinden (wat dan nog weer een eufemisme is) en dat zouden we ‘eigenlijk’ moeten vieren, maar ik hecht erg aan het spreekwoord dat je de huid niet moet verkopen voordat de beer geschoten is en dus hou ik het liever bij een eenvoudig glas bij overhandiging van het getekende contract. […] Overigens vroeg De Gids mij om een verhaal en ik heb toen brutaalweg een groot fragment (pakweg 7000 woorden) uit het boek opgestuurd. Onderstaande reactie van Willem Otterspeer deed mij erg goed […] en zal jou vast ook zeer aanstaan. Het fragment stuur ik je nu als bijlage. Je grote vertrouwen in mijn ambitieuze plan waardeer ik zeer. Dat wist je misschien al, maar ik zeg het nog maar eens een keer. [4-8-2006]

Nieuwsgierig las ik deze vingeroefening van een fragment dat zijn plek zou vinden in het in 2007 verschenen eerste deel, Uit het niets.

Heden kan ik melden dat ik het geheel met Willem Otterspeer eens ben en je fragment uit view [‘ Voorbij Ik En Waargebeurd’] uitstekend vind. Van genoten. Och mijn hemel wat ontroerend de jongen die in een noodlottige reflex de bal met de hand aanraakt… en dat bloemenmeisje… Ook is me nog veel duidelijker hoe je de dingen gaat vervlechten, ik bedoel dus waan en werkelijkheid, het ik en het algemene, je ene boek met het andere, et cetera. Voor een uitgever ook goed nieuws dat het desalniettemin, dus ondanks die meerdradigheid, zo leesbaar blijft! [29-8-2006]

Het werd herfst en bij het fragment in De Gids werd van de doorlopende roman gewag gemaakt. Herman meldde me dat met een mengeling van trots en plankenkoorts.

Het staat nu dus ook zwart op wit in het openbaar: elk jaar deel van view. Ik word er wel een beetje nerveus van maar dat kan ook van de koffie komen of van de omslag in het weer. Kijk jij wel eens naar Cultura (www.cultura.nl)? Vanmorgen was daar een discussie van wel twintig jaar geleden geloof ik tussen Mulisch, Nooteboom, Ferron, Theun de Vries en Frank Martinus Arion over ‘engagement in de literatuur’… en die discussie had net zo goed nu gevoerd kunnen zijn, met dezelfde argumenten, dezelfde standpunten en hetzelfde resultaat (geen enkele schrijver trekt zich er natuurlijk iets van aan). [4-10-2006]

Ik ga, om ons hier vooral bij de wording van view te houden, even met sprongen door de vele mails heen die we in deze jaren wisselden, over de exploitatie van zijn andere werk, over andere auteurs, over het literaire klimaat, maar evengoed over de liefde, politiek en televisie, afwisselend serieus en veroordelend, lichtzinnig en provocerend. Herman lardeert zijn mails met spot en zelfspot, zoals toen hij opperde, naar aanleiding van een groslijst in NRC leidend naar uitverkiezing tot ‘beste Nederlandse roman aller tijden’, zoals andere auteurs zijn achterban te mobiliseren:

(Want) zo chique ben ik nou ook weer niet, in feite ben ik een opgeklommen straatjongen, nog een zoon van een middenstander ook en de broer van een in meubels handelende broer die in een vol Olympisch stadion tijdens een in heel Europa uitgezonden wedstrijd bij de speaker een goed gevulde, zogenaamd gevonden portefeuille bracht met het verzoek dat even om te roepen en die vervolgens grijnzend zijn portefeuille terugvroeg met de woorden: bedankt voor de reclame! [10-1-2007]

Ondertussen was hem door het Fonds een werkbeurs toegezegd, zoals ook de latere delen zodanig ondersteund zouden worden, dat Herman zich voltijds met zijn ambitieuze project kon bezighouden. Dat deed hij dan ook. In de eerste helft van 2007 was hij zo in beslag genomen door het voltooien van het eerste deel, dat hij zelfs voor het Boekenbal zijn huis niet uit kwam:

Kijk, ik sta natuurlijk altijd vol humor in de actualiteit [‘Humor’ was dat jaar het Boekenweek-thema, JN], maar nee, ik hoef deze keer niet. Als ik de volgende dag al om 8 uur moet beginnen, drinkt het ook niet lekker weg en een boekenbal zonder zuipen is een zware taakstraf. [31-1-2007]

Op 30 mei was het zover: het manuscript van deel 1, inmiddels definitief Uit het niets getiteld, bereikte onze burelen.

Misschien is het een historische dag voor Podium en de wereld, zo romantisch ben ik wel, maar hoogstwaarschijnlijk is het gewoon de dag waarop ik me contractueel verplicht heb deel 1 van ‘Voorbij Ik En Waargebeurd’ in te leveren. Zeker is dat dit het manuscript van Uit het niets is. Ik zou heel graag willen dat jullie het nu snel lazen, zodat ik […] aan deel 2 kan beginnen ruim voordat de onrust van ‘de ontvangst’ begint. Verder zeg ik niks en drink er een glas wijn op. [30-5-2007]

In de zomer gaven redacteur Harminke Medendorp en schrijver dezes hun commentaar, op een manuscript dat, zoals bij deze auteur te doen gebruikelijk, al bij inlevering van de eerste versie vergaand voltooid was en ons enthousiasme losmaakte.

We zijn onder de indruk van deze compositie en zullen er de trotse uitgevers van zijn, of jij nu wilt of niet. Gefeliciteerd. De kop is eraf […]. Ik weet, het gaat bij jou nooit om de ene dimensie van het goed vertelde verhaal, de ‘anekdote’, en je spel met ik en verzonnen ik etc. is hier natuurlijk sowieso ongeveer zelf het onderwerp… maar dat neemt niet weg dat het hele fijne vertellingen zijn. Heel gaaf vinden we de ik-jongen en zijn beschermer Jan Schut, prachtig hoe je dat langzaam uitrolt en in elkaar laat passen […]. En toon je je een klassiek schrijver over de trits eenzaamheid, liefde en dood. Ik zie dat als een intrigerende paradox van je nieuwste boek: juist waar je als het ware het autobiografische genre tart, omdraait en uitdaagt, schuilen juweeltjes van autobiografische vertelkunst. […] Harminke zal nu de stok overnemen […] Vervolgens lak je dit mooie meubel af en kunnen we met recht gaan adverteren: ‘De beste planken / zaagt men bij Franke’.

Herman reageerde per kerende mail:

‘Heb je dat nou zelf verzonnen van die planken? Bij ons thuis ging de reclamegrap: Meubels van Fran-
ke / zijn van de bovenste planken!’ [11-6-2007]

Voor de auteur moge bijval vanuit zijn uitgeverij waardevol zijn, spannender en voor de verkoop relevanter is het oordeel van de beroepslezers, zeker in het geval van deze ‘doorlopende roman’, waarbij de ontvangst van deel 1 ook een oordeel zou kunnen inhouden over het project als zodanig. Beiden zagen we nieuwsgierig uit naar de recensies, en deelden onze zorg toen ik bij een belangrijke criticus als reactie op de aankondiging in de catalogus signaleerde dat deze ‘een soort van vermoeidheid voelde bij boeken die het begin vormen van een lange serie’. Herman was hier resoluut over:

Ik schrijf een doorlopende roman waarvan dit het eerste deel is, klaar af. En dat eerste deel is een nieuwe Franke, ja. Het valt toch allemaal niet te sturen Joost, het kan goed en het kan slecht vallen, maar ik ga me niet verschuilen uit angst voor wat vermoeide recensenten ervan zullen vinden. [4-9-2007].

We vierden de verschijning later die herfst met een presentatie op de uitgeverij. Daarna gingen auteur en genodigden elders nog even voort.

Tot sluitingstijd doorgezopen aan de tap bij De Zwart waar de stamgasten geheel ontredderd reageerden op de muziek [in dit café wordt gewoonlijk geen muziek gedraaid – JN], Klukhuhn wilde bijna op de vuist met de barkeeper die met satanisch genoegen de volumeknop opendraaide (nou ja, ik zal het wel weer verzinnen), dus een bonkende kop vandaag… ik wilde even bedanken voor hoe prachtig het boek eruitziet en voor hoe alles verlopen is. […] Of dit nou typisch Franke-proza is, weet ik niet, want dit is de waarheid, en niets dan de waarheid. [20-10-2007]

Een van de eerste recensenten leek geen raad te weten met het eerste deel van dit grens- en genreverleggend romanproject. Waar ik als trotse uitgever gehoopt had op unanieme lof, rechtte Herman met gespeelde bombast zijn rug.

Zoals mijn moeder altijd zei: wie voor tirannen zwicht, verliest meer dan lijf en goed, dan dooft het licht. Maar misschien was dit toch mijn moeder niet want dan zou het wel Gronings geweest zijn, denk je ook niet? [2-11-2007]

Zijn standvastigheid werd kort daarop beloond met een lovende recensie in NRC Handelsblad (een dag later uitmondend in een vermelding van beste boek van die week, met vier sterren): ‘Op half montere, half bijtende toon, jongleert Franke hier met observaties, herinneringen, anekdotes, nieuwsfeiten, wereldraadsels, sociale vraagstukken en met verhalen over zichzelf en anderen.’

Hiermee was het in Welling begonnen romanproject met recht gelanceerd, gezien en begrepen. Herman pakte alweer zijn koffer en toog naar zijn Franse onderkomen, waar hij hard aan de slag ging met Zoek op Liefde. Deels daar, deels in zijn Amsterdamse woning concentreerde hij zich hoofdzakelijk op dit tweede deel, dat in eerste versie in de zomer van 2008 gereedkwam en ons bureau bereikte – enkele maanden nadat hij naar het ziekenhuis moest voor een onderzoek, dat uitwees dat hij aan prostaatkanker leed. In de herfst volgden behandelingen (in onze mails wisselden we nu regelmatig medisch nieuws uit, hij over zijn ziekteverloop, ik over de ziekte waaraan later die herfst mijn broer overleed).

Herman nam in die periode ondertussen geen gas terug en schaafde noest aan ‘de planken’ van Zoek op Liefde.

Het moet al wel heel raar lopen wil het me niet lukken om voor 1 oktober het manuscript in te leveren, dus zet de persen maar stop of aan, weet ik veel. Het telt ruim 70.000 woorden […]. Tot mijn grote geluk heb ik hard en energiek kunnen werken […]. PSV heeft dik verloren, banken gaan failliet, de olieprijs zakt, de inflatie stijgt, Afghanistan wordt niks, maar je maintiendrai, luctor et emergo. [17-9-2008]

Op 3 oktober, op driekwart van lezing van zijn tweede deel, mailde ik hem:

Wil oordeel uitstellen maar je alvast melden dat het een plezier is dit te lezen, dat het ook, met behoud van diepzinnigheid et cetera, zeer toegankelijk is, eigenlijk strakker dan het eerste deel, vanwege die goeie cliffhangers met neef-van-neef steeds in park, de voornemens, het ergste wat je iemand kunt zeggen… kortom het zoude me wel verbazen als ik dit niet heel goed blijf vinden. [3-10-2008]

Herman kreeg ook van andere meelezers goede reacties en kon opgelucht ademhalen, temeer daar de behandeling van zijn ziekte gunstig verliep.

Het is me enorm mee gevallen. Ik voel me gewoon prima. […] In feite leven we allemaal met een tijdbom in ons. […] Ik heb al veel zin in deel 3! Ik heb gisteren de voorlopig definitieve versie van Zoek op Liefde bij Harminke ingeleverd. Het is mooi dat we het toch nog voor Kerst gedrukt krijgen. […] Donderdag gaan we naar Frankrijk, eindelijk even helemaal niks, alleen maar maaien, snoeien, klussen en lezen bij het houtvuur. […] Morgen de Amerikaanse verkiezingen. Als McCain wint, deugt er iets niet in de leiding van de schepping. [3-11-2008]

Nog net voor de feestdagen kon Zoek op Liefde het licht zien. Herman stelde voor samen op het nieuwe jaar te gaan klinken.

Dat jaar moeten we mild stemmen want wat minder ellende dan in 2008 zou erg welkom zijn. [22-12-2008]

En het jaar begon feestelijk met een luisterrijke presentatie van Zoek op Liefde op ons kantoor en aansluitend in zijn bovenhuis. Het gunstige ziekteverloop had hem optimistisch gestemd. Hij nam het er die avond eens goed van:

Hier werd het half zes vrijdagnacht met jenever en al, maar de kater de volgende dag was zoet want het was een mooie presentatie en een bijzondere avond. Vandaag heb ik met Nico Dros geschaatst op de Ankeveensche plassen dus ik zit hier met stramme benen en een blauwe heup. Halverwege maakte ik een rotsmak, daarna schaatsten we rechtstreeks naar de koek en zopie waar we een dampende halve rookworst verorberden met chocolademelk. Met ‘schaatshoesen’ mocht je het café niet in, stond met haneletters op een bordje. Weinig allochtonen op het ijs, misschien dat Wilders daar iets mee kan. [11-1-2009]

Zoek op Liefde ontlokte uiteenlopende reacties in de literaire pers. Herman en ik gingen daar, zou je in therapeutentaal zeggen, ‘binnen ons huwelijk beiden anders mee om’. Maar het geloof in de doorlopende roman wankelde geen moment. We blusten ons ongenoegen af in een café nabij Hermans huis, waarna hij voorstelde:

Laten we maar gewoon weer aan het werk gaan en doen waar we ieder op ons eigen terrein goed in zijn: uitgeven en schrijven. […] Met de literaire wereld moet ik sowieso weinig te maken hebben als ik schrijf, en ik schrijf elke dag. Ook wil ik geen ruis en er is al meer dan ruis genoeg in mijn werkkamer. [16-2-2009]

In mei bereikte me andermaal een vastberaden bericht, van een schrijver die zich steeds minder aantrok van de literaire wereld en steeds meer concentreerde op eigen leven en werk. Hij had toen nog sterk de hoop dat behandeling hem zou genezen.

Als je blijft doorbeuken, bezwijken op den duur zelfs de dikste deuren. Intussen dank ik god of wie/wat het ook voor het zeggen heeft, dat ik me levend en wel in volle vrijheid kan wijden aan het magnum opus en ook anderszins door de grote verdeler goed bedeeld wordt met tennislust, liefde en Frans klustalent. […] Om Bloem te parafraseren: we hadden het zoveel slechter kunnen hebben. [18-5-2009]

Maar in de zomer staken ‘de sluipmoordenaars’ van zijn ziekte opnieuw de kop op. Hij begon het ergste te vrezen en nam een heldhaftig besluit. De doorlopende, meerdelige roman view zou met een klinkend derde en laatste deel afgerond worden. (We werden het kort daarna tevens eens over een toekomstige uitgave van de vele essays die hij vanaf begin jaren tachtig geschreven had.)

‘Wat moet je anders dan van de nood een deugd maken?’, schreef hij ons op 21 september bij een concepttekst betreffende het slotdeel Traag licht, dat niet lang na dit bijzondere Gids-nummer in druk zal verschijnen.

De laatste woorden in deze kleine epistolaire compositie laat ik waar ze horen, bij de auteur, gelicht uit zijn mails van oktober tot afgelopen voorjaar:

De DSB-bank is failliet maar ik nog niet. [19-10-2009]

Jij vecht met de liefde, ik met de dood. Leve de romantiek. [16-11-2009]

Het lukt me nog steeds om elke dag goed te werken. Dit even vanuit het front. [25-11-2009]

Ik wil primo een mooi slotdeel van view uit de brand redden. [26-11-2009]

Vandaag voel ik me een stuk beter en wil dan meteen dat Trage licht versnellen, maar dat schijnt medisch niet verstandig te zijn. Nou, dan morgen maar. Ja, ik hou de hoop levend met een beetje verbeelding. [18-2-2010]

Ik schrijf weer elke dag! Ik heb heel voorzichtig de hoop dat deze verbetering een tijdje zal aanhouden. En nog lente ook. Je zou je er bijna gelukkig door gaan voelen. [2-3-2010]