Naar John Ashberry

In de lopende band en de hoogspanningskabels,
in de moederborden en de ijzerplatenhuisjes, niet
verlangen dat minder, of recht om van arme landen
te verlangen, en eenmaal gezouten is kabeljauw
voedzaam proviand voor lange reizen – dat appels
ook niet altijd even groot van de boom vallen, maar
dat aandeelhouders over schouders meekijken,
hulploos ophalen naar het gezelschapspel en achter
de afsluitdijk drijven scholen dode bruinvissen rond.
Contouren verdwijnen, ach wat, het is ieders verhaal.
Voor het ineenzijgt als een pudding wandelt een wit
masker met een fietser mee, want als als als, als niets
of niemand de ontwikkeling van een kabeljauweitje
zou belemmeren, als de helft van de kinderen te
beïnvloeden tegenover 3% volwassenen, als lood
en kwik in de nachtlucht opfladderen, waar zijn de
schouders, snurken ze tussen hun bladen? En hoeveel
koppen koffie biedt ontbijt voor helderheid?

Naar b. zwaal

Dat uit een dam water sijpelt maar niet het slijk, neen, dat graan
aan koeien, koeien stukken van mensen en mensen op slachtafval
neerstrijken, neen, dat een linkerhand in haar lies kruimelen laatavondprogramma’s
aan hongerigen, met het onoverzicht in overtal,
vele keuzes open: men moet zorgen dat de soep niet groter, motor
niet roker, men moet zorgen dat de hond zich niet binnen afschudt.
verlichte rivieren overstroomden hun plichtland en legerden slib.
Kan men met oprukken of terugtrekken of dekking geven nog een
land van gedaante veranderen, met een dweil de gang, dan maakt
men liever eerst een extern expertiseonderzoek, het liefste een
permanent extern expertiseonderzoek met blinkende oogjes vol
langetermijninkomsten,
men moet ’s avonds eten op tafel hebben
staan en als de ogen groter dan de buik dan past de buik zich aan.

Naar Bernardo Soases

Bomen schudden in de wind, een eenvoudige
setting, een moeder met een kind op de arm
wandelt ettelijke kilometers tot een rivier en
ruilt het kind voor 20 l water: met wat voor
opluchting verlost gedonder, met wat voor
uitzicht staan huizen in oksels van rivieren,
giet men teer en cement uit over planten, men
wil alles communiceren terwijl in de wereld
bijna alles zich tegen bijna alles verweert.
Men vouwt papieren bootjes van de leugen.
Zekerheid aardt niet, meer men die op twee
of vier gedachten hinkt, dromen is de natuurlijkste
en ergste van alle drugs, hallucineert
een rivier rotsen, stokken, duizenden kiezels
in haar droge monding, de zee is als de zon,
maar nat, teleurstelling vindt oorsprong in
ettelijke kilometers wandelen voor een stadse
verwenning, magnesiumgebrek veroorzaakt
in extreme gevallen gewelddadig gedrag.

Xavier Roelens (1976) debuteerde in 2007 en publiceerde sindsdien drie dichtbundels. Zijn laatste bundel, Onze kinderjaren (2018), werd genomineerd voor De Grote Poëzieprijs. Zijn werk is vertaald in tien talen waaronder het Frans, Engels en Russisch.

Meer van deze auteur