1

groene bladeren worden altijd vergeten
wanneer ramen te groen zijn
zoals elke steen die de lente met kracht naar buiten gooit
de lente zelf treft

de vogels dragen nog steeds blauwe skates
maar de blik van de oude honden is uitgeblust

het loont niet echt om gekabbel tegen de rivieroever te vertalen
de esthetica van de dood stimuleert bloemen om uit te zwermen

alleen velden verdragen het furieuze hart
verder vluchtend geeft april de geur van bloed af
in het zonlicht houdt het bos achter ons de wacht
de kennis die niet kan worden meegenomen
neemt wel de doden mee
een gedicht voordragen een verdiepte stilte

die andere wereld is toch deze wereld zou het duister zeggen

2

iemand zonder verhaal vlucht een dag in
met een houding alsof hij de dag ontvlucht

iemand zonder verleden is overleden
een zeemeeuw wordt door de schemering tot een abstract boek gemaakt

opgesloten op een quarantaineafdeling wie is er niet gek
hersenspinsels lijken meer op scherven dan vlees

scherven van glas het geluid van brekende botten in de periferie
scherven van rotte tong de schemering spoelt weg om het spoelen

oude ratten krijsen schril wanneer het licht op zichzelf trapt
wordt elke dag door elke dag opgeschrikt

in eenzelfde zwarte nacht gebeurt een verhaal zonder iemand
nog steeds niet als het tweemaal wordt verteld zou het duister zeggen

3

elke regenbui maakt dat je op je eigen eindpunt zit
de regen roffelt op het dak voetstappen van kleine beestjes
verplaatsen je roerloos de duisternis in
in roerloos weer heb je anderen nodig om te gaan slapen
slapen is vertrekken
pas als de hele wereld van het regenseizoen vertrekt
gaat de duisternis door je heen als een vurig paard door vlammen
van binnen hoor je overal zilverwitte steken
een afgesleten windjack van vlees herstellen

elke regenbui valt alleen in deze lege grond
als je begint te lezen vanaf het eindpunt
ruilt een pagina zwarte uitleg
iemand onvermoeibaar tegen een volgende dag
verdraait een adres de nog modderigere begraafplaatspaden
betuttelen een hand uit wederzijdse haat samenscholende bedelaars
vormen steden waar je niet tegen de regen kunt schuilen
een vlucht natte kraaien botst binnen in jou
kweekt verschillende misdrijven met dezelfde gezichten
zou het duister zeggen

4

maar het duister heeft helemaal niets gezegd
tussen duister en duister
is enkel deze lente

het geraamte van een vlieger hangt in de boomtoppen
de bast geeft licht af
een zoenend paartje loopt onder de bomen door
in de longen slaan bloempollen de klok van vorig jaar
een felrode clown kan kinderen altijd wild laten rennen

tanden die op handjes kauwen worden hoe langer hoe groener
het grasveld van de oude krant overhandigt vlammenscharen
dan ziet april de rivier in een waan
de vergeten kleuren van de rivier ziet ons in een waan
en nadat het gekoer van een duif is verbrand worden alle sterren
waarmee kinderen hebben gespeeld in een pikzwarte sluis gepropt

in het duister is altijd een lichaam dat terugdrijft naar de plaats zonder dromen

zelfs wij zijn bang bang voor onze eigen angsten
als het duister niets zegt beginnen alle voetgangers
op de straathoeken in zichzelf te mompelen
het duister luistert naar het op lippen gestifte bloedrode duister

een lenteschool laat ons voor eeuwig onwetend
herinnering wie daarin leeft is een spook
en ziekte verschraalt de gezichtsuitdrukking
wanneer een spiegel op het gezicht wordt gedragen
verteert de oceaan een dode vis
uitgespuugd worden is eindeloos geklets

er is te veel duister voor het leven om er ooit te geraken
pas wanneer de lente ons verlaat zwijgt de lente ten slotte

Vertaling: Silvia Marijnissen