Rens was onder de kersenboom gaan liggen, een paar meter van Heico vandaan. Eerst hadden ze alle op de grond gevallen kersen, en daarna wat kluiten aarde naar de spreeuwen gegooid, maar pas toen Heico een afgebroken tak in hun richting had geslingerd, waren er een paar opgevlogen. De tak was zo vermolmd dat hij in de boom uit elkaar was gespat. Nog voor de splinters op de grond waren gedwarreld zaten de vogels al weer terug. Heico had een andere tak gezocht, maar niets gevonden. En nu wisten ze niets meer. Rens wilde ook niets meer. Hij deed alsof hij sliep.
Na een poosje hoorde hij Heico bewegen. Door zijn oogharen zag hij hoe hij op zijn handen en knieën naar hem toe kroop. Net zo’n mollig varken als in Artis, dacht hij, zo een dat met zijn buik over de grond sleept.
‘Ik weet iets veel beters,’ zei Heico. ‘Wacht maar.’ Zijn hoofd was zo dichtbij dat Rens de warmte van zijn gezicht voelde. Hij hield zijn adem in om niets te ruiken. Heico stond op en slenterde naar de boerderij. Rens keek hem na. Als hij terugkomt spring ik boven op hem, dacht hij, en dan sla ik hem net zo lang tot hij huilt en dan hoef ik nooit meer met hem te spelen.
Hij snoof de vette geur van het lauwe gras op die zich vermengde met de weeë lucht van rottende kersen en bracht zijn handen naar zijn neus; ze roken vies, een beetje als zijn zusje, naar spuug en stront. Hij veegde zijn handen af aan een graspol en rook toen nog eens. De geur was weg.

Heico kwam terug met een ouder meisje, dat een geknakte buks over haar arm droeg en over haar schouder een lang opgerold touw, zoals cowboys in films. Rens ging staan.
‘Ik heb mijn opa’s buks. We schieten in de lucht en dan schrikken ze,’ zei Heico. ‘Komen ze nooit meer terug.’
‘Ík schiet,’ zei het meisje. ‘Jullie schieten niks. Het is maar goed dat ik eerst hier langskwam, jullie zouden elkaar zo dood schieten!’ Heico zweeg. ‘Ben jij Rens?’ vroeg ze aan Rens. ‘Uit Amsterdam?’ Hij knikte.
Ze legde de buks op de grond en gaf Rens een hand. ‘Ik ben Mariëtte, Heico’s nichtje.’ Rens zei zijn naam nog eens. Ze liet zijn hand niet los en legde haar andere erbovenop.
‘Ze is komen liften. Helemaal uit de stad,’ zei Heico. ‘Ze zit op kostschool.’
Mariëtte grinnikte. ‘Noemt mijn vader het zo?’ vroeg ze. Ze bracht Rens’ hand wat omhoog en ging met de wijsvinger van haar linkerhand over de haartjes op zijn arm. ‘Lekker zacht,’ fluisterde ze. ‘Het lijkt wel babyhaar.’ Ze keek hem aan en glimlachte. ‘Is je gewone haar ook zo zacht?’ Ze legde haar hand op zijn hoofd. ‘Ja. Het is net dons.’ Rens boog een beetje voorover. Haar hand gleed naar zijn nek.
‘Kijk maar uit hoor!’ zei Heico. ‘Ze is oversekst. “Een stomme oversekste koe is het,” zegt haar vader.’
Mariëtte gaf Rens een knipoog. ‘Laat hem maar kletsen hoor, hij weet niet eens waar hij het over heeft.’
‘Huh, ik heb het zelf gezien.’
‘Ja, dat weet ik, dat je het hebt gezien!’ zei Mariëtte.
Heico bewoog zijn bekken naar voren en achteren en hijgde. Mariëtte liet Rens’ hand los en deed alsof ze op Heico af zou gaan. Hij stopte en deed een stap achteruit. Hij grinnikte.
Mariëtte rekte zich uit. ‘Shit jongens, wat een lekker weer is het. Lekker warm! Het is alsof ik in geen jaren de zon gezien heb. Heerlijk!’ Ze nam met beide handen haar haar bijeen en probeerde er met een elastiekje een staart van te maken, maar het bleef niet zitten. Op het laatst boog ze voorover en schudde wild haar hoofd. ‘Kuthaar!’ zei ze. ‘Het is nog te kort!’
‘Nee, veel te lang,’ riep Heico. ‘Het moet er weer af! Hij deed met zijn vingers een schaar na en grinnikte weer. ‘Knip, knip, eraf!’
‘Nee,’ zei Rens, ‘niet doen.’
‘Vind je het wel mooi?’ vroeg Mariëtte. Ze keek hem aan en bleef kijken tot hij knikte. Hij bloosde. ‘Ja, dat vind ik ook,’ fluisterde ze. ‘Als het lang is.’
Heico sloop naar hen toe en pakte het geweer. ‘Nee!’ riep hij terwijl hij wegrende. ‘Het is lelijk. Het moet er weer af. Stekeltjes!’
Mariëtte voelde aan haar hoofd alsof het opeens pijn deed. Heico bleef op een afstandje staan. Rens keek naar Mariëtte. Ze deed een stap naar voren en het leek alsof ze Heico te lijf wilde gaan, maar toen die nog een keer heel schel ‘stekeltjes’ riep, bleef ze staan. Haar hand ging weer naar haar hoofd, maar verstarde halverwege.
Heico klapte het geweer dicht en haalde iets wits uit zijn broekzak. Het was het binnenste van een boterham, dat hij met één hand onder de kersenboom verkruimelde terwijl hij achteruit naar de stam liep. Nog voor hij zich verstopt had, zaten er al drie spreeuwen van het brood te eten. Hij legde aan en schoot de kleinste dood.

Mariëtte zette haar voet tegen de boom en trok de knoop nog wat strakker vast. Heico kreunde dat het pijn deed. ‘Eigen schuld,’ zei Mariëtte. ‘Dan had je maar geen vogel dood moeten schieten. Dierenbeul. Nu moet je voor straf zelf voor vogelverschrikker spelen. Als je tenminste los wilt… Ik zou maar hard schreeuwen, want opa slaapt.’
Heico probeerde zich los te trekken, maar hij kreeg geen beweging in de knopen. Het vlees van zijn bovenarmen bolde op naast het touw als het vlees van een rollade. Mariëtte pakte hem bij zijn haar en hield zijn hoofd stil. In een flits trok ze een vlindermes uit haar achterzak en sneed ze Heico’s pony van zijn voorhoofd. Hij gilde. Rens zag zijn zusje in haar wieg liggen, rood van het schreeuwen, en hij gaf Heico een stomp in zijn buik. Heico begon te huilen.
Mariëtte hield de lok voor zijn gezicht. ‘En dit is omdat je me verraden hebt. Lul!’ Ze liet het haar op de grond vallen en zette haar voet erop, alsof ze een sigaret uittrapte. Daarna pakte ze de buks van de grond, hield hem met één hand van zich af en schoot in de lucht. Alle spreeuwen fladderden zonder krijsen op uit de kersenboom.

Even later zaten ze naast elkaar, voor in haar opa’s auto die met de sleutel in het contact onder een golfplaten afdak stond. Mariëtte zuchtte. Ze liet haar handen over het stuur en het dashboard gaan.
‘Mooie auto, hè?’ Rens knikte. ‘Mijn opa mag niet meer rijden,’ ging ze verder. ‘Maar soms gaat hij nog in de auto zitten, alleen om gas te geven en de motor te horen. Vroeger mocht ik ook weleens rijden. Dan gaf hij gas en mocht ik sturen. Het pad af, naar de weg, soms verder…’ Ze staarde in de verte.
Rens wachtte. ‘Nou mag je ook gas geven,’ zei hij.
Mariëtte glimlachte. Ze bekeek de knopjes op het dashboard en daarna de versnellingspook. Ze haalde diep adem. ‘Weet je zeker dat je mee wilt, of zal ik je eerst thuisbrengen?’
‘Nee! Niet naar huis,’ antwoordde Rens.
Mariëtte keek hem aan. ‘Geen paniek,’ zei ze, ‘je hoeft niet naar huis.’ Ze grinnikte. ‘Het lijkt wel of jij ook ontsnapt bent.’ Ze nam de autosleutel tussen haar duim en wijsvinger en wrikte het ding een beetje heen en weer.
‘Eerst woonden wij in Amsterdam, maar mijn zusje heeft astma; ze moet bij bossen wonen,’ zei Rens zacht.
Mariëtte hoorde hem niet. Ze had de sleutels omgedraaid en de motor sloeg aan. ‘Hoe was het ook al weer?’ fluisterde ze.
‘De handrem,’ zei Rens.
‘O ja.’ Ze duwde de handrem naar beneden en ze reden meteen weg. Ze rolden langzaam het pad af, alsof ze in een bootje zaten en op de stroom voortdobberden. Mariëtte keek tussen haar benen door naar de pedalen. ‘Koppeling, rem, gas,’ zei ze tegen zichzelf. En daarna tegen Rens: ‘Okay, daar gaan we.’

Mariëtte liet de motor draaien en het portier openstaan terwijl ze door het kleine voortuintje naar de deur liep. Ze wenkte Rens nadat ze had aangebeld. ‘Kom nou!’ fluisterde ze.
Toen hij naast haar stond, hield hij het geweer vast zoals ze hem in de auto had voorgedaan.
‘Hij zal sowieso wel van me schrikken, maar met die buks erbij schijt hij meteen alle kleuren van de regenboog. Echt een schijterd, mijn vader.’
Ze had gelijk. Haar vader greep meteen naar zijn hart toen hij opendeed en hen zag staan. Even leek het alsof hij in elkaar zou zakken. Hij hield zich met zijn andere hand aan de deurpost vast. Mariëtte lachte, haast zonder geluid, ze blies alleen een beetje lucht door haar neus. Haar vader keek van haar naar het geweer, daarna naar de auto en weer terug. Hij opende zijn mond om iets te vragen, maar sloot hem weer. Hij hoorde niet wat Mariëtte zei.
‘Mijn spullen!’ herhaalde ze. ‘Ik kom mijn spullen halen, lul!’
Hij dacht na. ‘Je spullen?’
Mariëtte zuchtte. ‘Blijf jij maar hier,’ zei ze tegen Rens. ‘Ik ben zo terug.’ Ze duwde haar vader opzij en liep de gang in, de trap op.
Rens bleef zwijgend tegenover Mariëttes vader staan. De man keek weer naar de auto, naar de buks die Rens had laten zakken en gaf Rens toen een knipoog. Rens pakte het geweer weer steviger beet en richtte het op de man zijn rechterknie.
‘Wie ben jij dan?’ vroeg de man. Rens zweeg. Iedereen hier in het dorp vroeg dat soort dingen: ‘Waar kom je vandaan’; ‘Wat komen jullie hier doen?’; of: ‘Heb je ook broertjes en zusjes?’ Hij antwoordde nooit. ‘Je kunt toch gewoon zeggen dat je een heel lief klein zusje hebt!’ had zijn moeder gezegd, maar dat deed hij niet. Hij zei niets. Toch bleven de mensen van alles vragen.
‘Zit je ook in de stad op kostschool?’ vroeg Mariëttes vader. Rens grinnikte, net zoals Mariëtte had gedaan.
‘Gevangenis, zul je bedoelen!’ antwoordde hij. De man bauwde hem na. ‘De gevangenis zul je bedoelen.’ Het klonk heel anders dan hij het had gezegd. Lijzig. Rens bracht het geweer nog wat hoger en deed alsof hij de trekker ging overhalen. De man probeerde te lachen.
In het huis klonken voetstappen en Rens keek langs de man naar de trap. Mariëtte kwam naar beneden. Ze had haar spullen in een kussensloop gestopt dat ze met twee handen voor haar buik vasthield. Toen ze voor hen stond, probeerde haar vader te zien wat erin zat.
‘Wees maar niet bang, het zijn alleen mijn eigen spullen,’ zei Mariëtte. ‘Ik hoef van jou niets meer te hebben.’ Ze zette het sloop op de grond en ging vlak voor hem staan. ‘Behalve dit dan…’
Het mes kwam even snel tevoorschijn als bij Heico. Haar vader zakte door zijn knieën toen ze de vette lok terug op zijn hoofd plakte.

‘Zou hij de politie al gebeld hebben, die lieve vader van me?’ vroeg Mariëtte. Rens haalde zijn schouders op. ‘Hoe lang geleden waren we daar?’
‘Een kwartiertje, denk ik,’ antwoordde Rens.
Mariëtte knikte en dacht na. ‘Lust je bier?’
‘Weet ik niet.’
‘Heb je nog nooit bier gedronken? Ook niet stiekem?’ Rens schudde zijn hoofd. ‘Okay, dan zal ik je het eens laten proeven. Maar we moeten wel opschieten denk ik.’

Het café was donker. Alleen boven het biljart brandde een lamp. Achter de bar stond een jongen aan de knopjes van een radio te draaien. Er klonk geruis en zo nu en dan krakende stemmen.
‘Tjesus Marco, sta je daar nou nog steeds de hele dag aan die knopjes te draaien?’ vroeg Mariëtte.
De jongen schrok. Hij had hen niet horen binnenkomen. ‘Jet, nondeju, wat doe jij hier?’ vroeg hij terug. Mariëtte antwoordde niet. De jongen bekeek Rens. ‘En wie is dat?’
‘Een vriendje,’ antwoordde Mariëtte.
‘Een vriendje?’
‘Ja, een vriendje.’ Zij sloeg haar arm om Rens’ schouder. ‘Of dacht je soms dat jij mijn vriendje nog was?’ De jongen kleurde en schudde zijn hoofd. Mariëtte wees naar de jongen en zei: ‘Rens, dit is Marco. Dat is de jongen die mij geneukt heeft.’
‘Jezus, Jet.’
‘Het is toch zo? Of niet soms?’
De radio spuugde een sputterende mannenstem de ruimte in. Marco boog zich naar het apparaat en luisterde. Hij bekeek Rens nog eens en boog zich voorover om naar buiten te kijken. Hij zette meteen de radio wat zachter en hield zijn oor er dicht tegenaan.
Mariëtte gaf een klap op de toog. ‘Bier!’ riep ze. ‘Twee bier!’ Marco draaide wat aan een knopje, maar de stem was onverstaanbaar geworden. Hij tapte een pilsje. ‘Twee,’ zei Mariëtte.
‘Nee, ik niet,’ zei Marco.
Mariëtte lachte. ‘Voor hem, lul!’ zei ze. ‘Voor mijn vriendje.’
‘Hoe oud ben jij?’ vroeg Marco aan Rens.
‘Gaat je niks aan,’ antwoordde Mariëtte. ‘Oud genoeg om…’ Ze trok Rens wat dichter tegen zich aan. Marco keek naar hen.
‘Godverdomme Jet, heb je met hem…’
‘… Om bier te drinken,’ zei Mariëtte. Marco haalde zijn schouders op en tapte nog een bier.
Mariëtte hief haar glas en proostte naar Marco. ‘Op je vaderschap!’ riep ze.
Marco trok wit weg. Rens nam een hapje van het schuim en daarna een slok. Wat? Heb je het dan niet weg laten halen?’

‘Ja hoor, wat denk jij, dat die nonnen in dat gesticht engeltjes maken? Met gewijde breinaalden of zo? God Marco, wat ben je toch dom.’ Mariëtte dronk in één teug haar glas leeg en schoof het terug naar Marco. ‘Nog een.’
‘Ja, maar… wat dan?’ vroeg hij. ‘Heb je het gewoon gehouden?’
Mariëtte wees naar de pomp. Marco vulde haar glas. Zijn handen beefden.
‘Als je me een keertje geschreven had, hoefde je nou al die vragen niet te stellen. Lul.’ Ze dronk ook het tweede glas in één teug leeg en veegde haar lippen af. ‘Godverdomme, wat lekker dat bier. Dat was lang geleden zeg. En jij Rens? Vind je het lekker?’
Rens knikte. Hij zette zijn lege glas op de toog. Marco pakte de telefoon. ‘Hé, nog een!’ riep Mariëtte. Ze hield haar glas omhoog. Marco reageerde niet. Hij draaide een nummer en fluisterde in de hoorn. Mariëtte liep om de toog heen om zelf te tappen. Het bier spoot in haar glas en spatte alle kanten op.
‘Nondeju, Jet! Stomme koe!’ vloekte Marco. Mariëtte keek hem aan en liet het glas op de grond vallen. Daarna stapte ze zwijgend naar Marco toe en trok hem aan zijn haren bij de telefoon vandaan. De hoorn viel, maar raakte de grond niet; hij danste een paar keer op en neer aan het snoer en kwam toen langzaam tot stilstand. Rens hoorde iemand aan de andere kant van de lijn roepen. Hij liep naar het toestel en trok de draad van de hoorn uit het apparaat. In de stilte klonk alleen het geluid van Mariëttes vlindermes.

‘Hij schrok hè?’ vroeg Mariëtte.
‘Ja,’ zei Rens. Ze lachten.
Mariëtte stak haar hoofd uit het raam. ‘Revanche!’ schreeuwde ze. ‘Revanche!’ Ze lachte. ‘Dat is zo’n beetje het enige wat die nonnen me geleerd hebben, Frans. Je me suis revanchée et je suis très heureuse!’
In de verte hoorden ze de sirene van een politiewagen.
‘Zouden die naar ons op zoek zijn?’ vroeg Mariëtte.
‘Weet ik niet,’ antwoordde Rens.
Mariëtte grinnikte. ‘Ik weet wel een plek waar ze ons niet kunnen vinden.’ Ze gaf gas en Rens werd tegen de leuning van zijn stoel gedrukt. Bij de eerstvolgende zijweg sloeg ze linksaf. Ze kwamen op een smal onverhard landweggetje dat naar een vennetje leidde. Mariëtte reed door tot ze bij een strandje kwamen, remde en draaide de sleutels om. Ze zeiden lange tijd niets en luisterden naar het geluid van de sirene.
Mariëtte tuurde over het water. ‘Vroeger gingen we hier altijd zwemmen,’ zei ze. ‘Naakt. Er was toch niemand die je kon zien… en hier hebben we het gedaan. Marco en ik. Daar achter de struiken.’ Ze wees naar rechts en Rens wierp een blik op de struiken, maar er was niets bijzonders aan te zien.

‘Ben je echt oversekst?’ vroeg Rens.
Mariëtte keek hem aan. ‘Weet je wel wat dat is?’ vroeg ze na een poosje.
Rens knikte. ‘Dat je veel neukt.’
‘Ja. Nou, ik heb één keer geneukt. Er was niks aan, maar het was wel meteen raak.’
Raak, Rens wist wat dat was. Dat had zijn vader ook tegen de buurman gezegd, ‘één keertje zonder en meteen raak godverdomme’. Maar zijn moeder was blij. Hij zag haar op de bank zitten, met haar handen liefkozend op haar buik en hij herinnerde zich haar borsten als ballonnen vol water. Onwillekeurig keek hij naar Mariëttes borsten.
Ze zag hem kijken. ‘Heb jíj wel eens geneukt?’ vroeg ze.
‘Nee.’
‘Zou je het wel willen?’
Rens haalde zijn schouders op.
Mariëtte legde haar hand op zijn kruis, wachtte even en kneep toen zacht. ‘Vind je dat lekker?’ Rens dacht na. ‘Wordt-ie hard?’
‘Wat?’
‘Je piemel! Krijg je een stijve?’ Rens antwoordde niet. Mariëtte streelde hem. ‘Je krijgt toch wel eens een stijve?’ Hij bloosde. Ze trok haar hand terug. ‘Laat maar…’
Ze duwde het portier open en stapte uit de auto.

Mariëtte spreidde de deken voor de auto uit op het zand, en gooide het sloop erop. Er viel een pop uit. Ze pakte de pop en streelde het haar. ‘Het is nog langer dan dat van mij,’ zei ze. ‘Stom nonnenkapsel.’ Ze pakte een pluk van haar haar en trok eraan.
‘Zal ík er een staart in maken?’ vroeg Rens.
‘Kun je dat dan?’
‘Ik denk het wel.’ Ze ging tegen een wiel van de auto zitten en gaf het elastiekje aan Rens. Terwijl hij bezig was nam ze de pop in haar armen. ‘Heb jij wel eens een baby’tje vastgehouden?’
‘Mijn zusje,’ zei Rens. ‘Het moest van mijn moeder.’
‘Was het zacht? Net als jij?’ Ze streelde even zijn arm. ‘En hoe rook het? Vast heel lekker, denk ik. Heel zoet of zo.’ Rens dacht na. ‘Heel zoet, toch? Dat zeggen ze altijd… zoet…’
‘Ja,’ fluisterde hij. ‘Ze rook heel lekker. Naar puddingbroodjes.’ Mariëtte lachte. Hij wurmde het elastiekje nog een keer om de staart en schoof het nog wat verder naar boven. ‘Klaar!’
Mariëtte voelde voorzichtig aan haar hoofd en giechelde. ‘Dank je wel.’ Ze deed de pop terug in het sloop en knoopte de punten van het sloop aan elkaar. Daarna stond ze op en diepte ze het mes uit haar broekzak op. Ze wilde het bij de spullen in het sloop stoppen maar bedacht zich. ‘Of wil jij het hebben? Omdat je me zo goed geholpen hebt?’
‘Okay.’
Ze gaf het hem en liep daarna met het sloop als een boodschappentas in haar rechterhand naar de oever van het ven. Op het laatst huppelde ze een beetje, alsof ze ergens een aanloop voor nam. Ze molenwiekte haar arm een paar keer rond en slingerde het sloop naar het midden van het water. Ze bleef staan tot het gezonken was en er ook geen belletjes meer naar de oppervlakte kwamen.
Rens speelde met het mes.
Toen ze weer bij het kleed kwam, knielde ze. ‘Geef eens,’ zei ze. Ze pakte het mes en deed voor hoe je het moest openklappen. Rens deed het na. Mariëtte knikte toen het hem lukte. Ze glimlachte. Daarna deed hij het nog een paar keer. ‘Hoe heet je zusje eigenlijk?’ vroeg ze.
‘Monique,’ antwoordde Rens.
‘Monique,’ fluisterde Mariëtte, ‘mooie naam. En hoe oud is ze?’
‘Een paar maanden, of zo,’ antwoordde Rens.
‘Weet je het niet precies?’
Rens schudde zijn hoofd. ‘Ik logeerde bij mijn oma. Toen ik terugkwam, was ze er.’
‘Een paar maanden, dat kan ook best bijna een jaar zijn, toch…?’ Rens haalde zijn schouders op. Mariëtte dacht na.
‘Kom, we gaan,’ zei ze na een poosje.
‘Waarheen?’
‘Naar huis. Naar jouw huis. Ik wil dat zusje wel eens zien.’

Ze stonden stil aan het begin van het landweggetje met de neus van de auto tegen de weg naar het dorp.
‘Naar rechts? Je woont toch in het dorp?’ vroeg Mariëtte.
‘Ik wil niet naar huis,’ zei Rens.
‘Ik wil je zusje zien.’
‘Ik niet. Ze is stom!’
‘Hou je kop! Baby’tjes zijn niet stom!’
‘Wel. En ik ga niet naar huis! Ik wil weg. Met jou mee.’
‘Dat gaat niet. Je bent nog veel te klein om met mij me te gaan.’
‘Ik ben al met je mee.’
‘Huh, je kunt niet eens neuken.’
‘En jij bent oversekst.’
Ze gaf gas en draaide de weg op, in de richting van het dorp. Ze zwegen. Rens keek naar haar handen aan het stuur, naar de sleuteltjes in het dashboard en daarna naar de handrem.
‘Als je het maar laat,’ zei Mariëtte. ‘Ik zie je heus wel kijken hoor…’ Ze remde en stuurde de wagen half in de berm. Toen ze stilstonden pakte ze de buks, die Rens voor zich op de vloer gelegd had. Ze legde hem op haar schoot, met de loop naar Rens gericht. ‘Als je ergens aankomt schiet ik. En als je de verkeerde weg wijst ook.’
Een kwartier later stonden ze stil voor Rens’ huis. Rens keek naar de vitrage voor het raam van de voorkamer. Mariëtte had haar ogen gesloten en haalde een paar keer diep adem. Daarna opende ze haar ogen en keek ze Rens aan. ‘Okay,’ zei ze. ‘Heb je het begrepen? Net als bij mijn vader, maar dan andersom. En geen geintjes!’ Ze porde hem met de buks in zijn zij. Rens schudde zijn hoofd.

Zijn moeder schrok niet half zo erg als Mariëttes vader. Ze was blij. Ze lachte en wilde Rens in haar armen sluiten. Pas toen ze het geweer zag betrok haar gezicht. Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Rens, wat is dat…? Wie…?’
Mariëtte deed een stapje naar voren en gebaarde met de buks. ‘Mond dicht en naar achteren jij. Rens, ga haar halen.’
‘Halen?’ herhaalde zijn moeder. ‘Wat… haar? Wie moet je halen, Rens?’
‘Niemand,’ zei Rens.
‘Godverdomme!’ zei Mariëtte. Ze richtte het geweer nu op Rens. ‘Geen geintjes zei ik toch?!’ Rens zweeg en keek zijn moeder even aan. ‘Nou, waar is ze?’ vroeg Mariëtte. Rens zweeg. ‘Dan haal ik haar zelf wel, stom kutjong! Zie je wel dat je te klein bent?’
‘Rens, wat…’
‘Hou je kop, mens!’ snauwde Mariëtte. Ze duwde Rens’ moeder met de kolf van de buks opzij en stapte over de drempel. ‘Waar is ze?’
Rens haalde het mes uit zijn achterzak en probeerde het open te klappen. Terwijl hij achter Mariëtte aan liep viel het mes open en wist hij de handvatten zo goed en zo kwaad als het ging naast elkaar in zijn hand te houden. Hij greep Mariëttes paardenstaart. Ze verstijfde toen hij met één haal de staart onder het elastiekje van haar hoofd sneed.
‘Nee!’ schreeuwde ze
Rens liet het staartje vallen. Het elastiekje ontrolde zich in de lucht en de haren dwarrelden kriskras naar de grond. Mariëtte liet de buks vallen en draaide zich om. Ze probeerde met beide handen de haren te grijpen voor ze de vloer zouden raken.
Rens’ zusje begon te huilen. Haar geween kwam zacht van de trap gekabbeld. Toen Mariëtte besefte wat ze hoorde begon ze ook te huilen, maar dan luider, en hulpeloos, alsof zij zelf niet begreep waaróm ze huilde. Ze zakte door haar knieën. Rens’ moeder knielde naast haar en legde haar arm om Mariëttes schouder.
Rens sloop naar boven.
Even later stond hij met zijn zusje in zijn armen naast hen. Hij hield haar voor Mariëttes gezicht.
‘Puddingbroodjes,’ fluisterde hij, ‘ruik maar. Lekker zoet.’