Karel van het Reve heeft eens geschreven: ‘Ik heb nooit iets gelezen over het voorwoord als genre.’ Dat hij er nooit iets over gelezen heeft, wil natuurlijk niet zeggen dat er nooit iets over geschreven is. Michael Dummett zegt in het voorwoord tot zijn boek Frege Philosophy of Language: ‘I am always disappointed when a book lacks a preface: it is like arriving at someone’s house for dinner, and being conducted straight into the dining room. A preface is personal, the body of the book impersonal: the preface tells you the author’s feelings about his book, or some of them. A reader who wishes to remain aloof can skip the preface without loss; but one who wants to be personally introduced has, I feel, the right to be.’ Bij de meeste boeken sla ik het voorwoord over, niet omdat ik een persoonlijke ontvangst niet op prijs zou stellen, maar omdat naar mijn ervaring zo’n persoonlijke ontvangst in de meeste voorwoorden op pijnlijke wijze ontbreekt. Bij proefschriften bijvoorbeeld moet je het voorwoord overslaan omdat dit zonder uitzondering bestaat uit een schaamteloze opsomming van academische platitudes. Elke promovendus maakt zijn ijdele veronderstelling kenbaar dat zijn vrouw en kinderen hem bij het schrijven van zijn proefschrift als middelpunt van de huiselijke gezelligheid hebben gemist en toch de boel niet saboteerden. Waarvoor op deze plaats zijn dank. Dat is standaard en als blijk van persoonlijke betrokkenheid pijnlijk algemeen. Ik denk dat Dummett als hoogleraar in de logica aan de universiteit van Oxford veel proefschriften leest of boeken die daar als onderzoeksverslag niet sterk van afwijken. Hij vergist zich als hij denkt dat een schrijver alleen in het voorwoord laat blijken wie hij eigenlijk is. Je zou met hetzelfde gemak de stelling kunnen verdedigen dat de schrijver zijn persoonlijke gevoelens jegens zijn onderwerp laat blijken in zijn betoog en diezelfde gevoelens in het voorwoord probeert te neutraliseren en toe te dekken door te wijzen op een ruimer algemeen belang waar het betoog, een uiteraard bescheiden, bijdrage aan beoogt te leveren. Misschien moet er inderdaad maar eens een onderzoek gedaan worden naar het voorwoord als genre. Ik heb in tegenstelling tot Dummett echter nog nooit het ontbreken van een voorwoord ervaren als een gemis, een gemis aan contact.
Het kan natuurlijk heel interessant zijn hoe een schrijver reageert op zijn eigen boek, of dat nu in een voorwoord is of niet. Als dat van enig belang bleek, kun je het gemakkelijk terugvinden in elk letterkundig archief. Wat niet zo gemakkelijk terug te vinden is, is hoe een bepaalde lezer gereageerd heeft op een boek. En toch interesseert je dat soms, zelfs als je de persoon in kwestie in het geheel niet kent. Ik ben in de loop der jaren erg gesteld geraakt op tweedehands boeken waarin de oorspronkelijke bezitter allerlei aantekeningen heeft gemaakt, die vastleggen wat hem wel en niet beviel in de tekst. Zo’n boek bevat een soort voorwoord van de bezitter, een autobiografische reactie, niet van de schrijver maar van de lezer. Vaak is die lezer natuurlijk anoniem, maar in enkele gevallen ook niet. Ik heb wel boeken gekregen uit de bibliotheek van een overleden vriend. Dit moet jij maar meenemen, zei de weduwe. En het geschenk was mij des te meer waard als er aantekeningen van hem in stonden: annotaties, gedachtestreepjes, vraagtekens. Je leert de lezer er wel door kennen. Vaak is het boeiend. Soms stuit het je tegen de borst, omdat het commentaar een zekere vernielzucht verraadt. Boeken waarin met ballpoint gekrast is, gooi ik weg of schaf ik niet aan. Boeken waarin met een gele marker de hoofdlijn van het betoog is aangestreept, zijn waardeloos geworden. Je begrijpt niet hoe een lezer dat zijn boek heeft kunnen aandoen. Aantekeningen moeten met potlood, dat is de noodzakelijke bescheidenheid tegenover de volgende lezer. De beschaving wordt met potlood doorgegeven. Het is psychologisch raadselachtig waarom mensen een streepje in de kantlijn zetten. Het is niet omdat zij de passage terug willen kunnen vinden, al dient het dat bijkomstig gemak. In wezen is het de uitkomst van een onweerstaanbare opwelling je instemming te betuigen. Je kunt het niet laten. Ik ken wel mensen die niet kunnen lezen als ze geen potloodje bij de hand hebben. Ze willen niet in moeilijkheden komen. Ze willen een spoor achterlaten, zoals dieren geurvlaggen plaatsen door langs bomen te schuren om hun territorium af te bakenen. Je betreedt als nieuwe bezitter van het boek andermans terrein. Ik ben ook met mijn eigen boeken bezig streepjes te zetten, als merkteken dat ik langsgekomen ben. Ik beschouw het als impertinent, wanneer iemand anders in mijn boek aantekeningen maakt. Die ontdekking is een pijnlijk moment van vertwijfeling en woede. Hoe kan iemand in een geleend boek krassen; waar haalt zij de moed vandaan? Misschien is mijn eerste huwelijk wel op de klippen gelopen, omdat mijn toenmalige vrouw onbekommerd met ballpoint aantekeningen maakte in mijn studieboeken. Misschien was het een manier om aan te geven dat mijn studie overbodig was, nu zij zich al even over de stof gebogen had.
Ik bezit ook boeken van mijn vader die voorzien zijn van zijn persoonlijk voor- of nawoord waarin verslag gedaan wordt van wat hij van het boek vond, wat hem plezierde, wat hem ergerde, wat hem sterkte. Soms is het navrant. Een paar jaar nadat mijn moeder overleden was, hertrouwde mijn vader. Het bleek geen gelukkig huwelijk. Eindeloze discussies over zijn vermeende nalatigheid, verwijten over zijn eigengereidheid, suggesties van ontrouw. Hij sprak er tegenover mij weleens zijn verwondering over uit. Hij vond haar reacties ziekelijk. Later heb ik in zijn exemplaar van De psychopathieën van dr. E.A. Carp streepjes gevonden bij passages die hem kennelijk leken te passen op zijn situatie. In de paragraaf over manische-toestandsbeelden bij de rijpere vrouw heeft hij de diagnose aangestreept: ‘Opvallend is de geprikkeld-expansieve stemmingstoestand, de neiging tot queruleeren, de bemoeizucht, de neiging tot achterdocht, de somstijds haast vijandige gevoelsinstelling ten opzichte van de buitenwereld, het op de voorgrond treden van gevoelens van miskend te worden, benadeeld te worden en onrecht te lijden. Paranoïde gevoelsinstellingen, onder het beeld van ijverzucht, jaloerschheid, voorstellingen van tegengewerkt te worden, bedrogen te worden of te worden uitgebuit, nemen een overheerschende plaats in.’ Hij zocht steun bij Carp. Carp was tenslotte professor. Hij zocht een verklaring, die hem behoedzaam en nadenkend maakte. Op mij heeft het boek een merkwaardig en enerverend effect. Als ik het ter hand neem zie ik mijn vader zitten achter zijn bureau. Laat in de avond als zijn verongelijkte vrouw al naar bed is, potlood in de hand. Streepjes zettend om greep te krijgen op zijn ongeluk.

Jaap van Heerden (1940) is emiritus hoogleraar psychologie. In 2010 verscheen van zijn hand Fascinaties. Een intellectuele autobiografie.

Meer van deze auteur