Welwillend maar niet opzienbarend
In het hele debat is één ding absoluut zeker: alle opschudding zou er niet geweest zijn wanneer Vuijsje geen grote literaire prijs voor zijn boek gekregen had, de belangrijkste Vlaamse literatuurprijs, De Gouden Uil. En dat hij die prijs kreeg, was op zich ook al een reden tot groot laweit. In de aanloop naar die bekroning was dat allemaal niet te voorzien geweest, want de aanvankelijke ontvangst van het boek was welwillend maar nog niet echt opzienbarend.

Patrick Meershoek beet op 6 maart 2008 in Het Parool het spits af met een stuk waarvan de kop al weinig te raden overliet: ‘Op tieten-safari in de Bijlmer’. Meershoek vindt het gependel van een verveelde en vervreemde hoofdpersoon tussen twee totaal verschillende werelden in een en dezelfde stad een prachtig literair en ook actueel gegeven. Maar de roman komt volgens hem nergens echt tot leven, wat ook te maken heeft met de opeenstapeling van clichés en stereotypen waarmee Vuijsje de uiteenlopende biotopen en hun bewoners beschrijft, al vindt Meershoek de zedenschets van het Bijlmer uitgaansleven en de invloed van zwarte Amerikaanse artiesten op jongeren wel interessant.

Door dezelfde Patrick Meershoek in dezelfde krant twee dagen later geïnterviewd zegt Robert Vuijsje iets dat op dat moment niet wereldschokkend overkomt, maar retrospectief interessant wordt. Gevraagd naar het autobiografisch karakter van zijn boek antwoordt Vuijsje: ‘Mijn hoofdpersoon is vijftien jaar jonger dan ik nu ben. We delen dezelfde achtergrond en dezelfde voorkeuren, maar ik laat hem dingen doen die ik nooit heb gedaan. Oud-Zuid en Zuidoost zijn werelden die ik goed ken, maar deze roman is niet mijn dagboek.’

De recensies die volgen zijn nogal wisselend in hun oordeel, Daniëlle Serdijn in de Volkskrant waardeert de confronterende inhoud en prijst dat het boek opvallend goed geschreven is met uitgebeende dialogen en een aardige opbouw. Daarentegen vindt Joost de Vries in De Groene Amsterdammer dat het boek gespeend is van elke schrijfstijl: ‘De zinnen staan er zoals een stratenlegger stoeptegels legt: je loopt er overheen maar je zult er verder niet van opkijken.’ Opmerkelijke overeenkomst tussen alle recensies is dat ze vaststellen dat Robert Vuijsje een zoon is van de bekende journalist Bert Vuijsje, hoofdredacteur van HP/De Tijd en adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant; en nog een overeenkomst: de altijd sensationele koppen – ‘Dikke, pikzwarte oervenus gezocht’, of ‘Joods keppeltje op zoek naar dikke negerin’. Het deel van het boek dat zich afspeelt in Memphis, waar hoofdpersoon David Samuels op zoek gaat naar de negerin die haar lichaamsvolume combineert met intellectualiteit, wordt bijna unaniem als weinig overtuigend ervaren. De vaart en de humor waarmee verteld wordt kregen veel complimenten.

Hoe reageerden de ‘gewone’ lezers intussen? Feit is dat het boek uitgroeide tot een van de toppers van de uitleenbibliotheken in de Amsterdamse Bijlmer (Boelhouwer 2011). Vuijsje zelf zei er dit van: ‘Het verrassendste wat een lezer mij zei, was: “Ik ben boos. Hoe durf je in het boek zulke beledigende onwaarheden te verkondigen?” Het was verrassend hoe selectief de verontwaardiging bleek te zijn. De nette mensen uit Amsterdam-Zuid maakten zich alleen druk over de hoofdstukken die zich afspeelden bij de nette mensen in Amsterdam-Zuid. Hoe de mensen in de Bijlmer werden afgeschilderd, daar maalden ze niet om. De mensen uit de Bijlmer waren alleen boos over de hoofdstukken waarin zij zelf ter sprake kwamen. Hoe de nette mensen uit Amsterdam-Zuid werden besproken, het zou ze worst wezen.’ (De Standaard, 20 maart 2009) De ‘gewone’ lezers zouden zich in steeds sterkere mate mengen in het debat op talloze internetfora. Er is echter geen beginnen aan om bij alle bagger die op het internet verschijnt te gaan zoeken naar de redelijke stemmen die er ook waren. Ik laat dat dus voor wat het is.

Met zijn boek was Vuijsje intussen uitgegroeid tot zoiets als de geograaf van de negerinnenbil. In een interview legt hij uit wat het schoonheidsideaal is bij zwarte vrouwen: ‘In de Surinaamse of Antilliaanse cultuur is een vrouw met platte billen weinig in trek. Ronde billen zijn belangrijk. Ze ontwikkelen zich horizontaal en zakken niet af. Een zwarte vrouw gaat die punten accentueren. Ze draagt graag strakke kleding.’ (Sels 2009) Zijn kennis leverde hem via Hyves allerlei aanbiedingen op van vrouwen die zich herkenden in zijn beeld van de ideale vrouw en die hem graag wilden ontmoeten (Berkeljon & Sahadat 2009).

Proza als een Afrikaanse tiet
En toen was het voorjaar 2009 en veranderde alles. Alleen maar nette mensen werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en De Gouden Uil, in juni ook voor de Selexyz Debuutprijs. Na verschijning had het boek er vier maanden over gedaan om 4000 exemplaren te verkopen; nu werden er 4000 in één dag verkocht.

Op 18 april 2009 zitten Robert Vuijsje en zijn vriendin Lynn op de eerste rij in een Bijlmer locatie. De volle zaal is gekomen om te discussiëren over de beeldvorming van zwarte vrouwen. Stadsdeelvoorzitter Elvira Sweet zet de toon door over Vuijsjes voorkeur voor de rondingen van zwarte vrouwen te schamperen. Later bekent ze dat ze het boekje nog niet gelezen heeft, maar er wel veel over heeft gehoord.

Op 4 mei 2009 won Vuijsje De Gouden Uil. Dat was op zich al verwarrend: een boek dat niet onwelwillend was besproken maar dat uiteindelijk weinig unaniem positieve besprekingen had gekregen, werd verkozen tot beste literaire boek van een kwalitatief goede shortlist. Hoe kon dat? Dat legde juryvoorzitter Guy Mortier met veel verve uit in zijn toespraak: Vuijsjes roman is ‘een zachte hand om je ballen en een klap in je gezicht’. Vuijsje schrijft volgens Mortier ‘Nederlands dat swingt als een Afrikaanse tiet, in een ritme dat strakker zit dan een zwarte bil in een te kleine luipaardlegging, en dialogen die knetteren als de op hol geslagen bedrading in verhitte hoofden’. In de vijftien jaar dat de prijs bestond, was het voor ’t eerst dat een debutant won en dat van gerenommeerde auteurs als Christiaan Weijts en P.F. Thomése. Verwarrend.

Maar de verwarring was natuurlijk al eerder gezaaid, want waar draaide nu in feite de thematiek van het boek om? Ging het over een zoektocht naar de eigen identiteit (Jood ziet eruit als Marokkaan), of breder: een onderzoek naar het verschijnsel dat je ergens niet bij hoort, ging het boek echt over ‘afwijzing en vernedering’, zoals de auteur zelf zei, of het duidelijk maken ‘hoe het voelt te horen bij de mensen die ze allochtonen noemen’? (Tromp 2009) – een uitspraak die in het licht van de latere debatten interessant is. Was het een eigentijdse variant van De Avonden, zoals de recensent van De Standaard meende: het verzet van een existentialistisch denkende generatie tegen de oudere generatie? Was het een ode aan de multiculturele samenleving: de teloorgang van het witte establishment met zijn NRC-normen in Amsterdam Oud-Zuid tegenover de rauwheid van het echte leven onder de zwarte bevolking van Zuidoost? Of drukte de roman juist het ultieme cynisme uit over het multiculturele vraagstuk, de definitieve segregatie van groepen? Of was het een zedenroman waarin de leegheid van de communicatie onder de msn-, sms- en twittergeneratie werd ontleed?

Koloniaal seksisme?
Een van de tegenstemmen was die van Anousha Nzume, theatermaker, presentatrice en host van de zwarte schrijversclub Black Ink. In een ironisch stuk op de opiniepagina van de Volkskrant gaat zij in op de drie partnertypes die in het boek worden onderscheiden op de ‘zware markt’: de bounty is een zwarte intellectueel die blanken imiteert, de switch-hitter gaat even gemakkelijk met zwart als met blank om en de Sheridaketting heeft gouden tanden, draagt strakke kleding in tijgerprint, heeft cupmaat 95F en kent enkel zwarte vrienden, kortom: zij is totaal ondergedompeld in de zwarte cultuur. Nzume haalt aan dat zij een witte moeder en een zwarte vader heeft, maar zelfs het witte is ‘bezoedeld’; haar moeder is als Russische een niet-westerse allochtoon. Zij heeft een witte hoogopgeleide man, en heeft zelf een westerse vorming genoten. Het gaat Nzume vooral om het onderuithalen van de typologie: ‘Ik omarm mijn innerlijke Sheridaketting niet genoeg. Ik sport om mijn “dikke bil” in toom te houden. Ik draag niet genoeg goud en heb het boek gelezen. Dat had een “echte negerin” natuurlijk nooit gedaan. […] Als ik het boek moet geloven, besta ik dus niet.’ En: ‘Wanneer ik vind dat Alleen maar nette mensen koloniaal seksisme uitlokt, ben ik dan een negerinnenwijf dat niet zo moet zeuren? Ik ben geen negerin en ook geen wijf. Maar ik blijf wel zeuren.’ (Nzume 2009) Het gaat Nzume evident niet om een esthetisch argument, maar om een gender-argument, de volgens haar seksistische visie van Vuijsje op vrouwen (een visie waarin zij later zou worden bijgevallen door Marjolijn Februari). Waarom Nzume dat dan ‘koloniaal’ noemt wordt niet direct duidelijk, tenzij zij de koppeling tussen huidskleur en erotische waardering als koloniaal wil betitelen. Zij zwijgt overigens in alle talen over het feit dat de Surinaamse vrouwelijke hoofdpersoon zelf degene is die aan de touwtjes trekt: zij bepaalt de grenzen van de relatie met David, en zij is het ook die er een punt achter zet. Zij gebruikt haar seksuele macht en die is in geen geval te vergelijken met de zeer beperkte seksuele macht van de huisslavinnen tegenover hun meesters in de koloniale tijd. Nzumes term ‘koloniaal’ is dan ook misplaatst.

Op maandag 11 mei 2009 (de dag dat de winnaar van de Libris Literatuurprijs werd bekendgemaakt) mocht Anousha Nzume haar mening ook ventileren in het veelbekeken actualiteitenprogramma De wereld draait door, waar al eerder – op 30 maart – Aaf Brandt Corstius stelling genomen had tegen wat zij zag als ‘discriminatie’ in het boek. Diezelfde avond zond de ncrv een portret van Vuijsje uit.

Weer twee dagen later, op woensdag 13 mei, ontmoetten Nzume en Vuijsje elkaar op een avond georganiseerd door Women Inc. in het Amsterdamse Pakhuis De Zwijger. In een voorbeschouwing in Trouw toonden de vrouwelijke opponenten al het kaliber van hun geschut (Pronk 2009). Opnieuw stadsdeelvoorzitter Elvira Sweet die zich ergerde aan het cliché van de hete, willige, zwarte vrouw, ‘terwijl er zoveel vrouwen bezig zijn met hun carrière in plaats van met seksueel genot’ – carrière versus seksueel genot, als ik het goed zie een niet geheel zuivere tegenstelling. Cultureel antropologe Irma Accord, die veel werkt met achterstandsposities, noemt het boek ‘seksistisch en racistisch’. Zij meent dat Vuijsje met zijn karikaturale seksuele fantasieën schade berokkent aan jongeren, wanneer zijn boek op de literatuurlijst op school komt. In normatief-ethische opvatting betoont Accord zich een voorstander van het gedachtegoed van de Evangelische Broedergemeente, de kerk die de slavenbevolking van Suriname kerstende.

Ik ben trots op mijn negerinnenbillen
Maar de scheidslijnen liepen allang niet meer parallel aan de kleurlijn. Vuijsje kreeg ook steun uit de zwarte-vrouwenhoek. Mildred Roethof, maakster van de documentaire Sex sells, over jongeren die seks als een ruilmiddel zien voor een pakje sigaretten, vond Vuijsje ‘grappig én beledigend, maar dat is hij ook over Joodse en Hollandse mensen’ – een nuance die de andere zwarte criticasters niet vermeldden. Sociotherapeute Lynn Spier meende dat Vuijsjes critici de roman verwarren met een politiek pamflet. ‘Hij schetst niet het totale beeld, hij zegt niet dat álle vrouwen zo zijn.’ Helemaal objectief was Lynn Spier niet: zij was immers de vriendin van Robert Vuijsje. Zij staat met hem op een veelzeggende foto in het dagblad Trouw: Vuijsje bijna gekweld-gespannen met een blik van wat-gebeurt-hier-allemaal, Lynn Spier met het lichte cynisme van ‘wat een gezeur allemaal, maar laat ze maar lullen’. Op dezelfde dag kreeg Vuijsje ook bijval van actrice en zangeres Manoushka Zeegelaar Breeveld. Zij herkent zich evenmin als Anousha Nzume in de vrouwentypologie van Vuijsje maar komt tot een radicaal andere conclusie: ik heb geen boek van Vuijsje nodig om te ontdekken wie ik wel of niet ben. Zij maakt dan ook het onderscheid dat het hier om een werk van fictie gaat: ik laat me niet uit het veld slaan door wat een hoofdpersoon in een roman zegt, en ik betwijfel of een roman koloniaal seksisme kan uitlokken, zegt ze. En verder is zij trots op haar prachtige negerinnenbillen.

Culminatiepunt van al het gekrakeel was het debat op woensdag 13 mei 2009. De voornaamste sprekers en hun standpunten[^1]:

–Cynthia Landbrug, sociaal werkster in de Bijlmermeer, was misselijk geworden tijdens het lezen van het boek: ‘Ik vind het verschrikkelijk dat de negerin wordt afgeschilderd als een leeghoofd en een lustobject.’ Zij heeft twee dagen in winkelcentrum De Amsterdamse Poort gedemonstreerd tegen de verkoop van de roman.

–Elvira Sweet, stadsdeelvoorzitter: mening zie boven.

–Guilly Koster, maker van programma’s over zwarte cultuur: ‘Het boek laat zien wat er achter de maskers van de witte elite schuilgaat. It hurts, man! Maar ik zeg je: who fucks with my sister, fucks with me!’ (Tussen haakjes: zelf schreef Koster een bundel pornografische verhalen over een zwarte man met blanke vrouwen.)

–Een Congolees waarschuwde Vuijsje van brother tot brother dat hij een zwarte Suzuki Swift had aangeschaft en vroeg hoe hij dat zou vinden.

–Gloria Wekker, hoogleraar gender en diversiteit aan de Universiteit Utrecht, zelf zwart, lesbisch en wonend in het hart van de Bijlmermeer, wees op de traditie in de Nederlandse literatuur om zwarte vrouwen te koppelen aan seksualiteit. ‘De zwarte vrouw met haar dikke billen en haar grote borsten is een dankbaar object van fascinatie. Dat literaire beeld werkt door in het imago van deze groep in de samenleving.’ Zij wees Vuijsje op zijn verantwoordelijkheid als schrijver, een variant derhalve van wat Irma Accord eerder had betoogd.

–Vuijsjes literair agent noemt het boek ‘een lofzang op de zwarte vrouw’.

–Literatuurcritica Ingrid Hoogervorst viel Vuijsje bij door op te merken dat hij de beeldvorming over groepen in de samenleving laat zien. ‘Hij signaleert en hij schrijft op.’

–Max Pam, columnist, meende dat het boek helemaal niet over zwart gaat: ‘Het is een briljant geschreven roman over een dik klein Joods mannetje dat zoekt naar een vrouw. Vroeger hadden die kleine dikke Joodse mannetjes een voorkeur voor lange blonde vrouwen. Maar daar zijn er tegenwoordig niet zo veel meer van.’[^2]

Nog een laatste stem viel op in het chaotisch verlopende schreeuwdebat: een zwarte jongen die Alleen maar nette mensen vergeleek met Mein Kampf.

Een belediging voor alle literatuurliefhebbers
Ook Stine Jensen droeg bij aan het publieke debat.[^3] Jensen is een literatuurwetenschapster die met zekere regelmaat de crisis van de moderne man verkondigt. Door de emancipatie van de vrouw vindt deze tobberd zich niet meer bevestigd in zijn oude machopatroon. Alleen maar nette mensen, dat juist gaat over een westerse man die zich afwendt van de witte vrouw, zou dus koren op Jensens molen moeten zijn. Maar in haar stuk betrok zij geen stelling vanuit genderperspectief, zij speelde de troef van de literaire kwaliteit uit. Zij vergeleek Vuijsjes roman met Kluuns succesboek Komt een vrouw bij de dokter en Heleen van Royens Godin van de jacht, ‘de vrouwelijke pendant, die, heel provocatief, als witte vrouw op zoek gaat naar een lekkere grote zwarte negerlul’.[^4] Vilein merkt zij op dat het boek inhoudelijk interessant had kunnen zijn doordat er een stereotype wordt ontkracht: ‘Joodse mannen – zie David – kunnen heel dom zijn, en dik, en hoeven niet over te lopen van verbaal talent of zelfreflectie.’ Haar interesseert niet zozeer de vraag of het boek fictie is, maar of het goede fictie is. Volgens haar kwam ‘vrijwel de enige, terechte kritische opmerking’ over de literaire waarde van Alleen maar nette mensen van Marja Pruis in De Groene Amsterdammer – Jensen heeft de recensies van Meershoek en De Vries dus klaarblijkelijk niet bestudeerd, en speelt blufpoker. Wat zei Pruis? De stijl was ‘klompendanserig’ en ze vond dat ‘het boek goed geschreven is zoals boodschappenlijstjes goed geschreven zijn’. Jensen sluit zich daarbij aan, haar oordeel is vernietigend: het boek is ‘een belediging voor alle literatuurliefhebbers’, er staat volgens haar niet één fraaie beeldspraak of ontroerende, voortreffelijke zin in. Overigens heeft zij in een later stuk het boek wel degelijk vanuit genderperspectief geplaatst in wat zij noemt ‘het nieuwe seksisme’ in de Nederlandse literatuur.[^5] Wat daar ook van zij, de roman samenvatten als een ‘boek over het eindeloos neuken met negerinnen’ is wel een teken van een griezelig versmald perspectief op het boek. Dat een serieus wetenschapper bovendien zich blindstaart op erotische escapades en voorbijgaat aan de ‘uitkomst’ van Davids erotische ontdekkingstocht: de constatering dat hij een fata morgana najaagt en het onmogelijke heeft gezocht, maakt dat Jensens interpretatie nauwelijks serieus kan worden gelezen. Met zo’n selectieve leeswijze zou je ook De Avonden en Kort Amerikaans naar de prullenbak kunnen verwijzen.

Ook Vuijsje zelf voerde het woord tijdens het debat in Pakhuis De Zwijger, hij zat nog dezelfde avond op televisie bij de actualiteitenshow Pauw & Witteman om over het boek te debatteren met Irma Accord en kreeg enkele dagen later in de krant De Pers de kans zich uitvoerig te verweren. Zijn verdedigingslinie was de bekende: dat personen in het boek racistische uitspraken doen, betekent nog niet dat de auteur racistisch is.[^6] Volgens hem zijn er mensen die altíjd woedend zijn, en altijd wel iets over discriminatie en racisme zullen blijven roepen. Alle commotie rond het boek bewijst juist zijn stelling dat de multiculturele samenleving ten prooi is aan verwarring.

Al die media-aandacht voor een vermeend racistisch boek: men zou denken dat de zwarte gemeenschap zich verkneukelde. Maar nee, zo liet Clark Accord, columnist, schrijver van de succesroman De koningin van Paramaribo en mede-initiatiefnemer van Black Ink weten: zwarte Nederlanders zie je alleen op de tv als er een probleem of een relletje is. ‘Als je zwarte mensen op de televisie ziet, is het al gauw entertainment en urban, lage broeken en fucking bitches en zo. Dat doet het altijd goed. Maar waar zijn bijvoorbeeld zwarte wetenschappers?’

(Dekker 2009)

Inktaap
En dan is het juni 2010 en wint Vuijsje ook de Inktaap, een prijs van jongeren uitgereikt aan de schrijver van wat zij het jaar ervoor het beste boek achten. In een nogal krom opgesteld persbericht luidt het: ‘“Jongeren waarderen juist de kritieken die Vuijsje van de volwassen pers ontving,” vertelt Sodde [Silvana Sodde van Passionate Bulkboek die de prijs organiseert – MvK]. “Zoals de simpele taal en toegankelijkheid van het boek. Maar ook het onderwerp, de multiculturele samenleving, houdt de leerlingen erg bezig.” Hoewel veel volwassen recensenten kritiek hadden op de vele seksscènes in het boek, konden de jongeren die juist wel waarderen. “Voornamelijk de mannelijke lezers,” lacht Sodde.’[^7]

Precies om diezelfde redenen viel het boek ook een positieve ontvangst ten deel in Suriname: de taal is eenvoudig, er zit grote vaart in, er is een verfrissende directheid die in de meeste Surinaamse boeken ver te zoeken is (zeker als het over erotiek gaat), het is een boek over de Nederlandse samenleving met veel voor Surinamers direct herkenbare elementen (situaties en taalwendingen).[^8] Maar bovenal: alle gevoeligheden van de Nederlandse multiculturele samenleving spelen niet of nauwelijks een rol in Suriname. Integendeel: Surinaamse lezers zien er juist veeleer een karikatuur in van die rare Hollanders en voor hen in bepaalde opzichten al even vreemde Surinaamse migranten.

Fictie en werkelijkheid
We zien dus dat er zeer uiteenlopende argumenten naar voren worden gebracht om het boek te verketteren of de hemel in te prijzen. Maar cruciaal in het hele debat is toch de verhouding van fictioneel verhaal en empirie.

In verschillende interviews voorafgaande aan de bekroning met De Gouden Uil haalde Vuijsje zelf naar voren hoe nauw het verhaal aansluit bij de empirische werkelijkheid. Zijn ouders vonden dat hij moest winnen, ‘want dan is het ergens goed voor geweest dat zij geschoffeerd werden en belachelijk gemaakt’. Zijn vader vroeg hem na het kerstdiner: ‘Zo, heb je nu weer genoeg materiaal voor de volgende satirische roman?’ (Vuijsje in De Standaard, 20 maart 2009) Zelf zegt hij ‘niet geheel’ samen te vallen met David Samuels, die zich meer tegen zijn milieu afzet dan Robert zelf heeft gedaan, maar de voorkeuren van David komen wel min of meer overeen met die van Vuijsje, zegt hij (Etty 2009).

Het autobiografische element werd ook rigoureus doorgetrokken. Roberts vriendin Lynn zou ook wel een van de voluptueuze Bijlmer-queens zijn zoals hij die in zijn roman getekend had. Maar Lynn is opgegroeid in de Achterhoek, woont in Almere en werkt met schizofrenen in een tbs-kliniek (Luyten 2009). Wat er in dit interview van Anna Luyten in Vrij Nederland gebeurde is interessant: er was een mythe opgeroepen door een fictioneel werk, maar die mythe wordt in de empirische werkelijkheid ontrafeld en ontkracht. Daarmee eigende Luyten zich de leeswijze van Vuijsjes criticasters toe: alles wat er in het fictionele verhaal gebeurt kan in een verhouding van 1 op 1 betrokken worden op de werkelijkheid. Weg literaire constructie, er staat wat er staat. Vandaar ook de bijzondere boosheid bij een deel van het zwarte publiek: de tekst wordt niet gerelativeerd als een kunstwerk van een woordkunstenaar. Dat had dan als bijzonder bijeffect dat de roman die door lezers sinds de jaren vijftig en zestig als een literaire speeltuin was beschouwd, er opeens maatschappelijk weer toe ging doen – een tamelijk onverwachte inlossing van de roep die minister-president Balkenende had doen uitgaan om literatuur met een maatschappelijke stem.[^9]Literatuur was weer wáár geworden.

Vuijsje leek spijtig genoeg de lont uit het kruitvat te trekken door zich te beroepen op de fictionele verhaalwerkelijkheid. Maar tegelijkertijd zei hij expliciet: ‘dit is hoe het er in de werkelijkheid aan toegaat’ (Contrast 2009). Voor hem zat daar geen tegenstelling in. Alleen maar nette mensen is, zoals de meeste literaire teksten, een concentraat van de empirische werkelijkheid. De karakteristieken van de tegengestelde milieus worden overdreven om ze scherper te doen uitkomen. Dat levert geen meesterwerk van psychologie op, maar een tendensroman die een maatschappelijke kwestie zo hard mogelijk uitbeent en die gericht is op amusement en debat, niet op morele oordelen over de werkelijkheid die wordt beschreven.[^10]Vuijsje vindt ook niet in Thomas Mann of Marcel Proust zijn leermeesters, maar in Bret Easton Ellis, de auteur van American Psycho.

Zijn critici lezen zijn boek merkwaardig genoeg wel als een psychologisch portret van de zwarte ziel, al is het in hun ogen dan ook een gedeformeerd psychologisch portret. In uitvergroting of concentratie zijn ze niet geïnteresseerd, of slechts in zoverre dat zij een directe connectie leggen tussen het uitvergrote beeld (de dikke negerin met gouden tanden) en alle zwarte vrouwen, inclusief zichzelf. Het verwijt dat Robert Vuijsje groepen stigmatiseert – en dan in het bijzonder de groep van de zwarte vrouwen – is merkwaardig genoeg gebaseerd op een vorm van ‘lezen in groepen’, anders gezegd: in een zwart romanpersonage wordt geen zwart individu gezien, maar de zwarte groep als geheel. Vuijsjes critici identificeren zichzelf in sterke mate met die zwarte groep. Zij zijn ook degenen die zeer frequent optreden als opinion makers in debatten over racisme, blackness en zwarte cultuur. Zij geven ook zelf in de regel de indruk dat zij expliciet spreken namens de zwarte groep. De andere zwarte wordt benoemd als brother of sister, zie Guilly Koster. Wat zij uitspreken claimen zij als de gedachte van dé zwarte mens, en in veel debatten volgt daaruit ook een constructie van exclusief zwart denken dat fundamenteel anders is dan, zo niet onverzoenbaar is met het witte denken. In het hart van die zwarte beleving wordt dan voorondersteld dat het zwarte denken uitgaat van het zwarte groepsbeleven terwijl het witte denken uitgaat van het individu. Dat antagonisme tussen zwarte en witte cultuur speelt ook in het debat over Vuijsje, maar is natuurlijk wel een constructie waar andere zwarte vrouwen een bres in slaan. Manoushka Zeegelaar Breeveld deed dat nog wel het helderst door duidelijk haar positie als zwart individu te claimen, en haar zelfbeeld expliciet los te koppelen van het beeld dat een schrijver geeft van een zwarte vrouw in een roman.

Complex
Wat Alleen maar nette mensen nu zo extreem problematisch maakt in het zwart-witdebat, is dat het niet enkel inzoomt op een specifiek soort zwart-witverhoudingen (zoals ook Joost Zwagermans De buitenvrouw deed), maar evenzeer de Nederlandse klassentegenstellingen portretteert, en ook die tussen Joden onderling: de cultuurjoden uit Amsterdam-Zuid kijken neer op de geldjoden uit Buitenveldert. Het boek geeft een uiterst kritische blik op de Hollandse houding tegenover mensen uit een andere cultuur. De hoofdpersoon David gaat radicaal in tegen de heersende schoonheidsnorm van rank, blank en beschaafd. Hij accepteert met groot gemak wat vanuit wit perspectief totaal verworpen wordt: ‘“Wie bepaalt wat normaal is?” vroeg ik. “Wat voor Rowanda normaal is, hoeft voor jou niet normaal te zijn.”’ Deze passus verwoordt Davids tolerantie, maar ik zie die in geen enkele van de torenhoge stapel publicaties aangehaald.

De bredere context van de kritische blik op de multiculturele samenleving werd door zijn critici niet in het debat betrokken. Evenmin hadden zijn critici oog voor het feit dat Vuijsje enkel de onderklasse van zwart Nederland in beeld brengt, enkel die klasse die de fles Piper-Heidsieck onmiddellijk tussen de lege colaflessen op de grond zet, die het bezoek ontvangt op de bank voor de televisie met een bord eten op schoot, die nog nooit heeft gehoord van de Volkskrant, en discussies voert over onderwerpen als wie de betere patat heeft, Burger King of McDonald’s. In de ogen van Vuijsjes critici is zwart blijkbaar een ongedifferentieerde massa. Wie het zwarte proletariaat in beeld brengt, brengt zwart Nederland in beeld. Hier hebben zijn critici overigens wel een punt, want terwijl in de Nederlandse literatuur de peelwerkers even uitvoerig in beeld zijn gebracht als de Haagse chic, is de zwarte bevolking in Nederland nog altijd weinig gedifferentieerd in literair werk verbeeld.[^11]De vraag is of men dat Vuijsje mag verwijten.

Tweede complicerende factor: de focalisatie van het boek ligt bij een jongeman die zich buitengesloten voelt, die voor Marokkaan wordt aangezien. ‘Allochtoon zijn sluit meestal uit dat je bij de elite hoort. Bij mij is dat wel zo. Dat veroorzaakt veel verwarring in je hoofd.’ (Sels 2009) In het Vuijsje-debat speelde dat nauwelijks een rol: zoals zwart als één categorie werd beschouwd, zo werd de schrijver gezien als representant van de witte schrijvers die zwarte mensen enkel opvoeren als erotische objecten.

Het controversiële van het boek was ook dat het de grens aftastte van wat traditioneel literatuur heet. Daar horen geen sms-berichten toe. Maar die vraag werd uiteindelijk ondergesneeuwd door het debat dat ontstond uit conflicterende manieren van lezen.

Vuijsjes roman staat in een traditie van debatten waarin het spel dat een fictionele tekst met de empirische werkelijkheid speelt centraal staat: Hermans was een fascist met Ik heb altijd gelijk, Reve een blasfemist met zijn brieven, Wolkers een pornograaf met zijn vroege verhalen, Kellendonk een antisemiet met Mystiek lichaam, Philip Roth een Jood vol zelfhaat en een exhibitionist met Portnoy’s Complaint. In zijn verdediging, ‘Schrijven over Joden’, raakte Philip Roth de kern toen hij schreef: ‘De romanschrijver stelt zichzelf de vraag: “Wat dénken de mensen?”; de public-relations-man vraagt: “Wat zúllen de mensen denken?”’

noten

1.Ik baseer me voornamelijk op Meershoek 2009, maar ook op enkele mededelingen in andere stukken die rond het debat verschenen.

2.Max Pam wijdde op 19 mei 2009 zijn column aan de bijeenkomst. Hij betoogt dat de boosheid vooral gegenereerd was doordat Vuijsje op televisie mocht, terwijl zijn critici gekwetst en zonder stem achterbleven. Als hij dit niet badinerend bedoelde, waren hem klaarblijkelijk de optredens van Aaf Brandt Corstius en Nzume bij De wereld draait door ontgaan. Vuijsje is populair bij columnisten: ook Frits Abrahams, Karin Amatmoekrim, Marjolijn Februari, Cindy Hoetmer, Nausicaa Marbe, Maarten Moll, Marja Pruis, Ebru Umar en Jean-Pierre Geelen wijdden stukjes aan hem.

3.Haar stuk verscheen op 18 mei 2009 in NRC Next, maar de versie op de website is gedateerd op 15 mei 2009. Ook in het interview van Moll 2009 gaat ze op Vuijsjes boek in.

4.Heleen van Royen meende zelf in een interview dat als zij zo’n seksistisch boek had geschreven, zij als vrouw nooit voor een literaire prijs genomineerd zou zijn (VARA-Gids 2009, nr. 36, p. 31; zie ook HP/De Tijd, 11 september 2009); een andere thrillerschrijfster, Saskia Noort, liet zich op vergelijkbare wijze uit (Carvalho 2009).

5.NRC Handelsblad, 19 september 2009. O.a. P.F. Thomése, J. Kessels, Ilja Leonard Pfeijffer horen daar volgens Jensen bij, maar ook columnisten en bepaalde televisieseries.

6.Thomése en Vuijsje gaan hier uitvoerig op in, in het interview met Vullings 2009.

7.anp-persbericht, maandag 8 maart 2010.

8.Om deze redenen kreeg het boek een positief onthaal in De Ware Tijd Literair (Neus 2010). Windzak 2010 interviewde hem in de aanloop naar zijn Suriname-reis. Een verslag geeft Si-
talsing 2010. Zijn dagboek van de reis is Vuijsje 2010.

9.Hoogleraar Thomas Vaessens viel hem daarin bij in zijn boek over het engagement in de recente Nederlandstalige literatuur, De revanche van de roman (2009) (verg. ook Fortuin 2009, Vullings 2009 en Hoenjet 2010 over deze engagementskwestie, bij alle drie komt Vuijsje aan het woord). Vaessens was zelf jurylid van de Libris Literatuurprijs 2009 – die Vuijsje overigens niet kreeg.

10.Maar hoewel die wereld niet expliciet wordt veroordeeld, meende Vuijsje wel: ‘Zelf zie ik mijn boek als een heel moralistisch boek, kijk eens hoe slecht die mensen met elkaar omgaan, kijk eens hoe slecht de mensheid is.’ (Vullings 2009)

11.Het is het verwijt dat Anil Ramdas in 1997 maakte aan Joost Zwagerman: dat zijn romanpersonages zwarte lustobjecten blijven. Zwagerman verdedigde zich door te stellen dat niet hij, maar zijn romanpersonages dat doen.

Literatuur

[Anoniem], Gouden Uil voor debutant Vuijsje. In: Het Parool, 5 mei 2009.

[Anoniem], Alleen maar prettige reacties. In: Contrast, jrg. 16 (2009), juli/augustus, pp. 8-10.

Eva Berghmans, De witteman en de dikke bil. In: De Standaard, 29 augustus 2008.

Sara Berkeljon & Ianthe Sahadat, ‘Een racistisch boek, dan praat je over Mein Kampf.’ In: de Volkskrant, 19 mei 2009.

Emma Boelhouwer, Zuidoost houdt zijn bibliotheken. In: Het Parool, 13 januari 2011.

Erik Brus, Nuchtere experimenten. In: Passionate Magazine, jrg. 16, nr. 5, september/oktober 2009, pp. 26-29.

Hugo Camps, ‘Voor mij blijft politiek iets voor grote mensen.’ In: Elsevier, 30 mei 2009.

Hester Carvalho, ‘Met schrijven ga ik mijn angsten te lijf.’; Saskia Noort over thrillers vol bange mensen en moeders met kinderen. In: NRC Handelsblad, 23 mei 2009.

Paul Damen, Van Zuid naar zwart. In: Nieuw Israëlitisch Weekblad, 43, 4 september 2009, pp. 12-13.

Wilco Dekker, ‘Zwarte Nederlander is onzichtbaar.’ In: de Volkskrant, 18 mei 2009.

Robert El Haji, ‘Ik wil laten zien hoe mensen met elkaar omgaan’: interview met Robert Vuijsje. In: Passionate Magazine, jrg. 16, nr. 5, september/oktober 2009, pp. 18-20.

Elsbeth Etty (a), Een gymnasiast in de garagebox; Martin Schouten en Robert Vuijsje duiken in de multiculturele samenleving. In: NRC Handelsblad, 28 maart 2008.

Elsbeth Etty (b), Tobben over een 16-jarige moslima; Martin Schouten en Robert Vuijsje duiken in de multiculturele samenleving. In: NRC Next, 1 april 2008.

Elsbeth Etty, Gouden Uil-winnaar Robert Vuijsje over nette blanke en sexy donkere vrouwen; ‘Ik ben eigenlijk heel braaf’. In: NRC Handelsblad, 8 mei 2009.

Koen Eykhout, Joods keppeltje op zoek naar dikke negerin. In: De Limburger, 1 april 2008.

Arjen Fortuin, Honderdduizend lezers vergissen zich niet. In: NRC Handelsblad, 24 december 2009.

Hans Hoenjet, ‘Je moet schrijven wat je hart je ingeeft.’ In: HP/De Tijd, 22 januari 2010.

Stine Jensen, De brulapen lezen Nietzsche; Goddelijke mannen. In: NRC Handelsblad, 28 juli 2006.

Stine Jensen, Doodgeslagen door vermoeiende neukpartijen. In: NRC Next, 18 mei 2009.

Stine Jensen, Man haat vrouw haat man haat vrouw haat man haat. In: NRC Handelsblad, 19 september 2009. Ook in: Stine Jensen, Het broekpak van Olivia Newton John; Stukken tegen de liefde. Amsterdam: Ambo, 2011, pp. 171-179.

mcl, Hitsig & hinderlijk. In: De Standaard, 20 maart 2009.

Dirk Leyman, Kicken op een grote cupmaat. In: Uitgelezen fictie, 4 juni 2008.

Dirk Leyman, Gouden Uil wordt bal der debutanten. In: De Morgen, 5 mei 2009.

Anna Luyten, Interview Robert Vuijsje; ‘Het gevoel buitengesloten te worden, is schrijnend.’ In: Vrij Nederland, 9 mei 2009.

Patrick Meershoek (a), Op tietensafari in de Bijlmer. In: Het Parool, 6 maart 2008.

Patrick Meershoek (b), Gek op donkere vrouwen. In: Het Parool, 8 maart 2008.

Patrick Meershoek, Walgelijk beeld, de negerin als leeghoofdig lustobject. In: Het Parool, 14 mei 2009.

Bart Melief, Dikke Jood dweept met eigen succes. Robert Vuijsje bij Flanor in Huis de Beurs op 16 juni 2009. In: Literatief, jrg. 23 (2009) 5 (juli), pp. 12-13.

Maarten Moll, De klapstoel [interview Stine Jensen]. In: Het Parool, 30 mei 2009.

Maarten Moll, Post Scriptum 2009. In: Het Parool, 30 december 2009.

Dirk Mulder, Ontheemd. In: Rails, 3/4, april/mei 2008, p. 81.

Hilde Neus, Inktaap: eindelijk een boek dat de Surinaamse jeugd herkent. In: De Ware Tijd Literair, 6 juni 2009.

Cyrille Offermans, Heisa in het literaire wereldje. Naar aanleiding van Robert Vuijsjes ‘Alleen maar nette mensen’. In: Ons Erfdeel, jrg. 52 (2009), nr. 4, pp. 160-162.

Max Pam, Gekwetst en niet eens op tv. In: Het Parool, 19 mei 2009.

Iris Pronk, Gemengde reacties op ‘echte negerin’. In: Trouw, 13 mei 2009.

Marja Pruis, Moederdag. In: De Groene Amsterdammer, 13 mei 2009.

Anil Ramdas, Moedwil en kwade trouw bij blanke schrijvers. In: NRC Handelsblad, 14 maart 1997.

Jann Ruyters, Bijlmer-queens blieven geen Bakra. In: Trouw, 12 april 2008.

Lies Schut, Multiculturele zedenschets. In: De Telegraaf, 25 april 2009.

Lies Schut, Met tragiek en komedie een brug slaan. In: De Telegraaf, 8 mei 2009.

Geert Sels, Gouden Uil-winnaar Robert Vuijsje ‘Ik voel me geen echte Nederlander’. In: De Standaard, 8 mei 2009.

Daniëlle Serdijn, Dikke, pikzwarte oervenus gezocht. In: de Volkskrant, 14 maart 2008.

Sheila Sitalsing, Op zoek naar Rowanda. In: Volkskrant magazine, nr. 499, 13 maart 2010, pp. 16-21.

Jan Tromp, In de tram gaan ze niet naast me zitten. In: de Volkskrant, 3 april 2009.

Thomas Vaessens, De revanche van de roman. Nijmegen: Vantilt, 2009.

Staf Versweyveld, De Gouden Uil 2009: geen al te nette roman. In: Heibel, jrg. 14 (2009) 3 (oktober), p. 122.

Joost de Vries, Stoeptegels. In: De Groene Amsterdammer, 21 maart 2008.

Joost de Vries, Schrijven is schreeuwen. In: De Groene Amsterdammer, 21 december 2008.

Robert Vuijsje, Alleen maar nette mensen; roman. 9e dr. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2009.

Robert Vuijsje, Alleen maar nette mensen. Dag schoonheid! In: De Standaard, 20 maart 2009.

Robert Vuijsje, De klapstoel. In: Het Parool, 4 april 2009.

Robert Vuijsje, Waarom ik geen racist ben. In: De Pers, 19 mei 2009.

Robert Vuijsje, Robert Vuijsje, dagboek uit Suriname. In: Het Parool, 20 februari 2010.

Robert Vuijsje, In het wild. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2009.

Jeroen Vullings, Interview P.F. Thomése en Robert Vuijsje; ‘Het is toch: de schaamte voorbij.’ In: Vrij Nederland, 15 december 2009.

Jeroen Vullings, De besmettelijkheid van de feelgood-literatuur. In: Vrij Nederland, 21 februari 2011.

Zarissa Windzak, Ophef rond een boek. Gezocht: echte negerin! In: Parbode, jrg. 4, nr. 45, januari 2010, pp. 72-73.

Manoushka Zeegelaar, Zijn 10+ voor mijn negerinnenbillen. Heerlijk. In: de Volkskrant, 13 mei 2009.

Anousha Nzume, Roman Robert Vuijsje lokt koloniaal seksisme uit. In: de Volkskrant, 9 mei 2009.