Schrijvers zijn verre van de vrije scheppers waar de naïeve lezer hen voor houdt. Ook het schrijverschap kent zijn garelen, van uitgevers, verkoopcijfers, subsidiënten, collegiale waardering, hypotheken, soms van goede smaak, en bovenal van taal. Hoe is het bijvoorbeeld om in een minuscuul taalgebied als het Nederlands te opereren? In de wetenschap hebben ze er een oplossing voor gevonden: bijna iedereen schrijft in onbeholpen Engels. Maar, zo houdt men vol, in de wetenschap staat de idee voorop en is de vorm secundair.

Voor fictie is dat natuurlijk anders: die moet het hebben van identificatie en vorm. Toch heeft de internationalisering ook daar toegeslagen. Tim Parks heeft vorig jaar als gastschrijver in Amsterdam een onderzoekje gedaan naar de effecten van internationalisering op Nederlandse schrijvers en lezers. Hij constateerde dat de het buitenland sluipenderwijs bezit heeft genomen van ons lees- en schrijfgedrag. Wie een succesvol schrijver wil zijn, moet literatuur maken die vertaalbaar is, en herkenbaar voor een buitenlands publiek.

Het had anders kunnen zijn. Tim Parks leeft al dertig jaar in Italië maar schrijft nog steeds in het Engels. Het Engels is wereldtaal geworden dankzij een relatief korte periode waarin Groot-Brittannië de wereldzeeën domineerde en een nog machtiger Amerikaans imperium voortbracht dat zich van het Engels bedient. Het Nederlands wordt behalve door Nederlanders en Vlamingen nog slechts door een handvol Surinamers en Antillianen gesproken, en misschien enkele hoogbejaarde oud-hbs’ers in Indonesië. Het Nederlandse taalgebied is te klein geworden. Is de Nederlandse literatuur bestand tegen de krachten van de commerciële globalisering?

Ook in China, het grootste taalgebied ter wereld, kent het schrijverschap zijn knellende banden. In deze Gids legt de Chinese criticus Kang Kai uit waarom de Chinese literatuur een ramp is: net als in Nederland zijn schrijvers er venters op zoek naar aanzien – maar, anders dan hier, zijn zij in een voortdurend kat-en-muisspel met de censuur verwikkeld. Toch, zo betoogt hij, is het niet de censuur die de oorzaak is van China’s literaire underperformance, maar het gemarchandeer van de schrijvers zelf. Het is een somber beeld, dat Thomas Bernhards uitspraak in zijn gesprek met Krista Fleischmann in 1984 in herinnering roept: ‘Nur wer wirklich unabhängig ist, kann im Grund wirklich gut schreiben.’

Opsluiting is een uitstekende manier om je aan de opdringerige wereld te onttrekken, en heeft dan ook grootse literatuur opgeleverd. Veel gevangenschap van schrijvers is zelfverkozen. Maarten Asscher herinnert ons aan de zelfhechtenis die voor veel schrijvers een voorwaarde is om tot schrijven te komen. Hij maakt een wezenlijk onderscheid tussen het zelfgekozen isolement van Proust en de gedwongen opsluiting van Oscar Wilde, hoewel het voor de uiteindelijke kwaliteit weinig heeft uitgemaakt. Het verschil is humanitair en juridisch, niet literair.

Gelukkig hebben we een rechtssysteem, dat misschien niet betere schrijvers van ons maakt, maar wel ons lijf en have beschermt en ervoor zorgt dat schrijvers niet in de gevangenis belanden, althans niet voor hun geschriften. Deze Gids bevat een appèl van Marc Chavannes aan de rechterlijke macht om aan de kluisters van de oude mores te ontsnappen en de trend naar grotere openbaarheid te omarmen.

Een Gids, kortom, vol knellende banden, maar ook van pogingen uit de banden van herkomst, taal en overheid te breken. Adriaan van Dis, gevangen in de dubbele uitsluiting van het blanke kind in een Indisch gezin en een Indisch kind in een kleingeestig Nederland, vond zijn bevrijding in zijn reizen naar Zuid-Afrika, Indonesië en Frankrijk en in zijn ontmoetingen met de ambivalenties van herkomst en ras in het werk van Zuid-Afrikaanse, Caraïbische en Maghrebijnse schrijvers. De componist en architect Iannis Xenakis, achtervolgd door zijn herinneringen aan repressie en gevangenschap, wist een geheel nieuwe taal van klank, beeld en componeertechniek te ontwerpen.

De echte literatuur in deze Gids komt in de vorm van zeer korte verhalen (zkv’s) uit India, van Marte Kaan, met een hilarisch duister portret van een uitgeversassistente, en de poëzie van de drie winnaars van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd.

Kortom, een beklemmend en bevrijdend begin van 2012, het jaar waarin De Gids 175 wordt. Er zal in het komend jaar uitbundig worden nagedacht en geëssayeerd, geheel naar oude gewoonte. Toch zal het jubileumjaar niet zozeer in het teken van traditie, maar van vernieuwing staan. Oude banden worden verbroken, nieuwe aangegaan. U hoort er binnenkort meer over. De Gids zal u versteld doen staan.

Remco Raben (1962) is oud-Gids-redacteur, historicus en verbonden aan de afdeling Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen van de Universiteit Utrecht.

Meer van deze auteur