Het volk heeft het regime omvergeworpen’. Met die enorme kop opende de staatskrant al-Ahram op de avond van het aftreden van Mubarak op 11 februari 2011. De krant, die de Tahrir-demonstranten voorheen had afgeschilderd als marginaal en bestuurd door buitenlandse agenda’s, bracht die dag een speciaal nummer uit. Op de staatstelevisie, die zich evenzeer had ingespannen om de demonstranten in diskrediet te brengen, werd ineens het revolutionaire lied ‘Izzay’ (‘Hoe’) van Mohamed Mounir uitgezonden om ‘het slagen van de revolutie’ te vieren.

Betekende deze plotselinge ommekeer na de val van Mubarak dat de revolutie was geslaagd? Markeerde die dag het einde van de wurggreep van de staat op de vrijheid van meningsuiting? Was het nu afgelopen met de beperkingen op de persvrijheid en de artistieke vrijheid in de staats- en particuliere media en de kunstwereld? Niet echt.

Hoewel de vrijheid van meningsuiting formeel beschermd is in verschillende artikelen van de Egyptische grondwet van 1971, wordt ze tegelijk begrensd door wettelijke beperkingen die gebaseerd zijn op drie vaag gedefinieerde verboden: op kritiek op het regime en het leger, op blasfemie en op het schenden van de publieke moraal. Ter naleving van deze beperkingen was er onder het oude regime een uitgebreid systeem van toezicht in de vorm van censoren, aanwezig in de verschillende media en staatsinstellingen.

Na de revolutie ontstond er in de media meer ruimte voor kritiek, maar door de staatsmedia werd die al snel beperkt tot kritiek op Mubarak en zijn familie en de kopstukken van het oude bestuur. De staatsmedia hadden hun loyaliteit verschoven naar het interim-bestuur van de militaire raad, the Supreme Council of the Armed Forces (SCAF). Aangezien de SCAF in hoge mate een product en een voortzetting is van het oude regime, veranderde er in feite vrij weinig en hebben zelfs veel elementen van het oude bestuur, die in Egypte foloel genoemd worden, hun posities en macht weten te bewaren.

In de staatskranten werden revolutie en vaderlandsliefde verbonden met een kritiekloze houding ten opzichte van de SCAF. De staatstelevisie ging nog een stap verder toen zij het volk opriep het leger te beschermen tegen de demonstranten die in oktober 2011 voor het Maspero-radio- en televisiegebouw stonden. Het resultaat was een bloedbad.

De hardnekkigheid van de loyaliteit aan het oude regime en het leger blijkt nu ook na de recente overwinning van de Moslimbroeder Mohammed Morsi in de presidentsverkiezingen. Er is zeker sprake van een nieuwe verschuiving van de loyaliteit van de staatskranten, maar deze gaat gepaard met weerstand van de foloel. Recentelijk opende het dagblad Rose Al Yosouf de aanval op de familie van Morsi.

Na de verkiezingsoverwinning van de islamistische partijen is de invloed van de godsdienst op vooral de staatstelevisie in Egypte toegenomen. Zo besloot deze onlangs de vertoning van de ramadanserie over de legendarische buikdanseres Tahia Karioka te verbieden, aangezien die ongeschikt werd geacht voor de heilige maand.

Hoewel ook zij worden gereguleerd door de censor en de daaruit voortgekomen zelfcensuur, zijn de particuliere media in Egypte opgericht om een meer kritisch of alternatief geluid te laten horen. Na de revolutie was het dan ook in deze hoek dat verschillende verslaggevers zowel het oude regime als de SCAF bekritiseerden of verdedigden. Eind maart 2011 droeg het Directoraat van Morele Zaken van het Egyptische leger alle redacteuren van de Egyptische kranten echter per brief op iedere vermelding van het leger eerst te laten goedkeuren door de SCAF.

Serieuze verslaggevers zoals Rasha Azab van de krant al-Fagr en ON TV-presentatrice Reem Magid moesten vanwege hun kritiek op de militairen voor de militaire rechtbank verschijnen. Inmiddels is de situatie van de pers in het algemeen zo verslechterd dat Egypte op de persvrijheidindex van Verslaggevers zonder Grenzen zakte van plaats 127 naar 166.

De situatie van de particuliere media in Egypte wordt verder gecompliceerd door het feit dat zij het eigendom zijn van zakenlieden die hun eigen doeleinden of die van bevriende politici nastreven. In de particuliere sfeer is er dan ook een strijd uitgebroken tussen de foloel, de islamisten die nu rechtszaken hebben aangespannen tegen allerlei kranten en tv-stations, en diegenen die een professionele en onafhankelijke pers voorstaan.

Dit particuliere bezit maakt deze media bovendien gemakkelijk te beïnvloeden door een regime dat hun zaken kan maken of breken, zoals blijkt uit het geval van Yosri Fouda. Toen deze presentator een uitzending voorbereidde over de rol van het leger in het bloedbad van Maspero, was het de eigenaar van ON TV, multimiljonair Naguib Sawiris, die onder druk werd gezet om in te grijpen en de uitzending te voorkomen.

Voor de filmindustrie en televisieseries is de toestand sinds de revolutie niet anders. Ook hier besturen de censor en zelfcensuur nog veel, maar kaartverkoop en kijkcijfers zijn vaak belangrijker dan kwaliteit. Tegelijkertijd is ook hier een verhoogde invloed van de islamistische partijen waarneembaar. Zo werd de komiek Adel Imam beticht van ‘minachting van de islam’ in een rechtszaak die werd aangespannen tegen hem en de scenaristen en regisseurs van films die vijftien jaar geleden gemaakt zijn. Hoewel de rechter oordeelde dat er geen sprake was van een misdaad, belooft dit soort zaken weinig goeds.

In de marges, op straat en op internet, bruist het sinds 25 januari 2011 van de activiteit. Een van de factoren die een cruciale rol speelden in het succes van de Tahrir-pleindemonstraties was het zogeheten straatjournalisme, waaraan door velen werd bijgedragen, van mensen met mobiele telefoons en camera’s tot onafhankelijke journalisten. Allerlei foto’s en video’s verschenen op YouTube, Facebook en Twitter en bereikten een groot nationaal en internationaal publiek.

Een groep van deze onafhankelijke journalisten besloot hiermee verder te gaan. Zij werken vrijwillig samen in het collectief Mosireen (‘Vastberaden’) om het nieuws te presenteren zoals het is. Hun producties over wat er werkelijk plaatsvond tijdens de vele demonstraties sinds 25 januari 2011, waren de meest bekeken video’s op YouTube in Egypte. Met de videocampagne Kadhiboon (‘Leugenaars’), die op een groot scherm in verschillende wijken van Caïro en andere grote steden werd vertoond, scherpten zij het bewustzijn over de rol van het leger in het onderdrukken van de demonstraties.

Ook op het gebied van de muziek is er sinds de revolutie veel veranderd of misschien eindelijk aan het licht gekomen. Ontstaan op straat en op internet baant de ondergrondse muziek zich een weg onder het publiek. Verschillende groepen zingen allerlei maatschappijkritische, politieke, maar ook zeer persoonlijke liederen in verschillende muziekstijlen. Rap-, rock-, metal- en indie-bands, de straatbands van het Tahrir-plein, de vele dj’s die zogeheten shaabi (‘volks’) feestmuziek maken en de Ultras (de voetbalsupporters van Al-Ahly), verspreiden zich door het land via YouTube en usb-sticks.

Een van de mooiste vormen van vrije meningsuiting is daarnaast de graffiti die sinds de revolutie de straten van Egypte siert. Waar voorheen ’s nachts vaak stiekem leuzen tegen het regime op de muren werden gespoten, is graffiti nu tot een ware kunstvorm uitgegroeid. Op creatieve wijze wordt felle kritiek geuit op het leger, de foloel en de Moslimbroeders. Maatschappelijke problemen worden aan de kaak gesteld, dromen en hoop schitterend vormgegeven.

De straat en het internet zijn twee domeinen waar de staat en het leger vooralsnog weinig vat op hebben. Er worden wel pogingen gedaan om de greep te vergroten; iedereen die tijdens een demonstratie een camera heeft is een doelwit, er zijn wetten in de maak gericht op internetregulering en ’s morgens worden de muren van de stad gewit. Maar deze nieuwe vrijplaatsen worden gemaakt en in stand gehouden door individuen. Er zijn altijd nieuwe mensen met een camera, nieuwe zangers en elke nacht verschijnt er een nieuw kunstwerk op de muren. De hoop op wezenlijke verbetering van de vrijheid van meningsuiting ligt dan ook in deze marges.