‘Je weet bij A.H.J. Dautzenberg nooit zeker of het allemaal waar is wat hij schrijft,’ mijmert Kees ’t Hart in De Groene Amsterdammer (6 februari 2014) en om ons in dezelfde stemming te brengen citeert hij een ZKV uit de nieuwe bundel En dan komen de foto’s. Het zeer korte verhaal gaat als volgt:

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Is artikel 1 van de Grondwet normaal gesproken ‘waar’ en opgenomen in een verhalenbundel plotseling ‘fictie’? Nee natuurlijk, maar met dank aan Dautzenberg: het is goed om het daar eens even over te hebben.

Het is evident dat wetten nóóit een beschrijving van feitelijke situaties zijn. Als dat wel zo was, zou het eerste artikel in de catalogus ‘Voordelen van Nederland’ geluid kunnen hebben:

Omdat alle mensen nu eenmaal gelijk zijn, komt discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, hier gelukkig niet voor.

Of voor degenen die zich graag tegen teleurstellingen indekken:

Omdat mensen fundamenteel ongelijk zijn, is discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, onvermijdelijk.

Beide beschrijvingen bieden geen enkel handelingsperspectief, zijn derhalve zuiver theoretisch en kunnen ook nog eens niet allebei waar zijn. Een boek gevuld met dit soort uitspraken wordt in het beste geval een mooie sociologie, maar in geen geval ooit een bruikbaar wetboek. Een wet is nooit alleen maar waarneming of de vaststelling van het een of ander. Een wet is veeleer kennis van iets dat nog geen werkelijkheid is, een rechtvaardige samenleving bijvoorbeeld.

De wet is een ideaal – geen beschrijving maar een voorschrijving – waarmee wij onszelf stelselmatig voorhouden dat we ons NIET moeten gedragen als de concurrerende en conflicterende ongelijken die we in werkelijkheid zijn. Wij zijn niet unaniem van de wieg tot het graf gelijk op het gebied van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, leeftijd, brildragendheid en culinaire smaak. Artikel 1 van de Grondwet is interessant omdat mensen feitelijk niet gelijk zijn, maar juist daarom wel met elkaar kunnen afspreken elkaar te behandelen alsóf ze gelijk zijn. Wetten zijn alleen bruikbaar als het ficties zijn die wij kunnen waarmaken. Het recht is de fictie die het verwerkelijken van gerechtigheid mogelijk maakt.

De Grondwet is een speciale fictie. Zij bevat de fictie van goed bestuur van het volk door het volk. De Grondwet is de vergunning die stronteigenwijze burgers – wij, het gepeupel – verlenen aan een klein aantal gedelegeerden die tijdelijk het bestuur ter hand mogen nemen. Het is een trots document van een burgerij die – of zo u wilt een volk dat – zich bevrijd heeft van absolute heerschappij en alleen nog akkoord gaat met ‘voorwaardelijke’ heerschappij. De overheid mag besturen, daartoe geven wij vrijwillig vrijheden op. Maar we zijn gekke Gerritje niet. In de Grondwet bepalen wij de gewenste reikwijdte van overheidsinmenging. Daarom moeten wij ook zo uitgebreid geraadpleegd worden bij een grondwetswijziging. Tegen deze achtergrond zou je artikel 1 als volgt moeten lezen:

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld door de overheid. Discriminatie door de overheid wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is door ons aan de overheid niet toegestaan.

Als uw buurman discrimineert, dan grijpt u naar de Wet gelijke behandeling. Als de overheid het gedrag van uw buurman tolereert, bijvoorbeeld omdat de rest van de buurt het met hem eens is, dan grijpt u naar de Grondwet. Zo garandeert de Grondwet het principe van gelijkheid. De tijdelijk verkozen overheid kan zich niet vereenzelvigen met de meerderheid die haar aan de macht heeft gebracht. De schoonheid van een constitutionele democratie is dat niet de meerderheid beslist, maar dat de minderheid wordt beschermd. De absolute macht is gebroken, de relatieve macht heerst met een beperkt mandaat. Dat mandaat, de Grondwet, zorgt ervoor dat nostalgie naar absolutisme en andere vormen van ‘sterke-man’-romantiek niet gemakkelijk uit de klauwen kunnen lopen.

René Gude (1957) was sinds mei 2013 Denker des Vaderlands.

Meer van deze auteur