Ik vind een stok
Ik vind een willig oor
Jij vindt er geen fluit aan
Jij vindt het zonde van het geld

Zij vindt hem een – met alle respect –
popcornpan zonder deksel
Hij vindt zich een zondebok
Zij vindt dat hij aanzet tot haat
Hij vindt dat hij mag vinden wat hij vindt

Koen vindt voetbal stom
De kok vindt de hond in de pot
De oproep vindt geen gehoor
De bliksem vindt de klokkentoren
De wetgever vindt eenieder gelijk

‘En meneer’ vraagt de ober
‘Hoe vond U de biefstuk?’
‘Nou gewoon’ antwoordt de klant
‘Door het toastje op te tillen’

Wij vinden dat wij gelijk hebben
Jullie vinden dat wat wij vinden een lachertje is
Zij vinden dit een herhaling van zetten
en ‘geen stijl’ en ‘zwaar klote’
De meerderheid vindt meeste stemmen gelden
De minderheid vindt dat niemand nooit luistert, toch
Koentje vindt dat voetbal niet eerlijk is ‘want
ze pakken elkaar de bal de hele tijd af’

K. Michel (1958) studeerde filosofie. Zijn recentste publicaties zijn Speling zoeken (verzamelde poëzie, 2016) en Te voet is het heelal drie dagen ver (gedichten, 2016).

Meer van deze auteur