Niets zo frustrerend als de liefde. Bij de eerste ontmoeting is er nog niks aan de hand, maar vijftien jaar later heb je op een avond zomaar een deuk in een broodtrommel geslagen, zit je geliefde met betraand gezicht te mijnenvegen en heb je je zelf in je eigen torenkamer achter zeventien sloten verschanst. Alles gaat voorbij. Of is dat te somber gedacht? Wat als we bijvoorbeeld een verhouding konden beginnen met een robot?

Die vraag dient zich aan, want het internet staat tegenwoordig vol met filmpjes van de meest lieftallige, sexy robots. De oude modellen hadden nog gewoon het voor de hand liggende uiterlijk van C-3PO uit Star Wars, maar inmiddels is er ook een categorie die speciaal is ontwikkeld om op mensen te lijken. ‘Actroids’ heten ze. Actroid-F, ontwikkeld door de universiteit van Osaka, begon haar carrière als een braaf geklede verpleegster, maar de eveneens bij het project betrokken fabrikant Kokoro wist wat de mensen werkelijk wilden en zo komt het dat we nu kunnen kiezen uit een collectie meesteressen en pin-ups in lak en lingerie.

Hoe zou het toch komen dat je als man bij al die humanoïden meteen aan seks moet denken? Zolang ik nog aankeek tegen sensors, zuigers en elektromotoren was er niets aan de hand, maar al bij die siliconen verpleegster kregen mijn fantasieën een vochtig karakter. Echt gedetailleerd zijn de bijbehorende films van de pornobioscoop in mijn bovenkamer voorlopig nog niet, maar de combinatie van de zwoele kledij en de houterige motoriek van al die jongedames met hun wasachtige huid wekt bij mij in elk geval het verlangen hen de kleren van het lijf te scheuren. Grofweg de behandeling die ik – zonder er ooit bij stil te staan – ergens in mijn onderbewuste voor nonnen had gereserveerd. De associatie is minder vreemd dan het lijkt, want hoe kek de heren ontwerpers hun volautomatische dametjes ook hebben aangekleed, door hun stijve motoriek is het net alsof ze iets verbergen dat pas na een gewelddadige stoeipartij zal worden onthuld. Zowel qua stem als qua beweging lijken ze op Lady Penelope, de geheim agente met butler en Rolls-Royce uit de jaren-zestig-marionettenserie The Thunderbirds. Geen idee wat die Lady en haar onderdanige bediende in hun vrije uren allemaal met elkaar deden – als kind sta je bij zoiets niet stil – maar de verrukkelijke opwinding van haar commando’s tot onherstelbare vernietiging, die met een stiff upper lip en een zwoele stem werden uitgesproken, is nog steeds een bron van troost.

Natuurlijk lijkt het in eerste instantie onmogelijk om met wat stangen en staven, een handvol chips en een stuk of twintig elektromotoren een ogenschijnlijk levende vrouw te creëren. Maar dat vooroordeel verdwijnt snel genoeg als je het filmpje ziet met actroid-F in de rol van verpleegster. We zien F zitten op een stoel. Ze draagt een wit verpleegstersschort met daaroverheen een roze vestje. Zo te zien is ze eind twintig. Schuin tegenover haar zit een operateur. Hij typt iets op zijn laptop en meteen klinkt er een zware, metalen schakelklik gevolgd door een laag monotoon gezoem. Waarschijnlijk horen die geluiden bij de persluchtcompressor die de motoren in haar hoofd aandrijft, want F ontwaakt op slag. Ze staat niet op, anders dan de meeste humanoïden kan ze niet lopen, in plaats daarvan knikt ze bedachtzaam, denkt van alles het hare, kijkt verstoord, soms zelfs even argwanend en begint dan plots zacht spottend te lachen als een jonge vrouw die onze zwaktes begrijpt. Nee, meeslepend is ze niet. Ze is meer de brave, net afgestudeerde studente bij haar eerste sollicitatiegesprek, maar ze kan wel haar ogen en wenkbrauwen bewegen, haar mond openen, haar hoofd kantelen, knikken, glimlachen, ademen en – onmisbaar voor een beschaafd Japans meisje – buigen.

F werd oorspronkelijk ontwikkeld als gezelschap voor bejaarden. Volgens Yoshio Matsumoto van de bij het project betrokken Service Robotics Research Group hadden er bij een test in het ziekenhuis slechts drie of vier van de zeventig ondervraagden bezwaar tegen haar aanwezigheid. Dat kan best, want ze is verbijsterend levensecht en beslist niet griezelig. De eerste keer vond ik haar aanblik zelfs vertederend, zoals bij een lief buurmeisje dat je op een mooie zomerdag op ijs wilt trakteren. Dat betekent overigens niet dat ze nu al volmaakt is, want na een paar keer kijken blijkt ze toch wat stijf en houterig en als je haar dan nog steeds zo braafjes ziet zitten in haar zedige vestje krijg je plotseling medelijden met al die door hun familie in de steek gelaten bejaarden die alleen nog mogen dromen van meeslepende nachten en die straks worden opgescheept met een pop die praat als een antwoordapparaat. Bovendien beweegt ze niet uit zichzelf. Haar motoriek kopieert ze van haar operateur die voor een camera zit. Geen wonder dat haar bewegingen zo levensecht zijn!

Nu is een geloofwaardige motoriek voor succes als femme fatale natuurlijk niet genoeg. Zelfs de meest geobsedeerde minnaar verlangt ten minste een schijn van contact en dat lukt alleen als de reacties van de robot flexibel zijn. Levende mensen improviseren. Zo niet, dan veranderen ze in onze beleving meteen in machines. Denk maar aan die enquêteurs die je telefonisch lastigvallen. Ook al hebben ze thuis een geboortebewijs, toch lijken ze dood en dat komt doordat zij gebonden zijn aan hun stroomschema. Terwijl je zelf nog over het beste antwoord zit na te denken, zijn zij in hun diagram al bij het volgende vakje. De pijnlijkste illustratie van mensen die aan machines doen denken, zijn misschien wel de bejaarde alzheimerpatiënten. Het blijft onthutsend als een bejaarde binnen het tijdsbestek van een paar minuten dezelfde vraag drie of vier keer met precies dezelfde woorden en dezelfde intonatie serveert. Zelfs al is het je eigen vader of moeder, je kunt niet anders dan naar hem of haar kijken als naar een apparaat dat stuk is gegaan.

Het voor de suggestie van leven onmisbare improvisatievermogen leek eerst onhaalbaar. Klassieke computerprogramma’s bestaan immers uit lijsten met vaste instructies. Afhankelijk van de invoer worden er andere gegevens opgehaald, met die gegevens wordt wat gegoocheld, sommige blokken met programmaregels worden soms wel en soms niet uitgevoerd, maar daarbij blijft het. Zelfs schaakprogramma’s die net zo sterk spelen als een grootmeester doen niets anders. De relevante spelvarianten worden uitgeprobeerd, het eindresultaat van elke variant wordt op een vaste wijze beoordeeld en ten slotte kiest het programma die ene zet die leidt tot de beste eindresultaten.

Inmiddels is een beetje robot echter voorzien van een heel ander type programma, waarvan het gedrag niet meer alleen tijdens de bouw wordt bepaald. De robot wordt nu aangestuurd door diverse gelijktijdig draaiende processen die de informatie aan elkaar doorgeven en waarvan de werking afhangt van parameters die tijdens een instelfase al proberend worden gevonden. Zo kan het gebeuren dat een robot die voetbalt tijdens de training vooruitgaat. Zijn programma ‘leert’. Die aanpak is afgekeken van het neurale netwerk in ons eigen hoofd en hij is niet alleen geschikt voor de besturing van de robots, maar ook voor het verwerken van waarnemingen. Opmerkelijk daarbij is dat dezelfde programma’s zowel gebruikt kunnen worden voor het herkennen van visuele patronen (hoe ziet een kopje eruit?) als voor de interpretatie van geluid. Dat laatste schijnt dan weer overeen te stemmen met de werking van ons eigen brein, waar we de hersendelen die we normaal gebruiken om te horen of te voelen, ook kunnen benutten om te zien.

Alles wat dan nog rest, is een verschil in schaal. Een kunstmatig netwerk bevat nu zo’n duizend knooppunten. In ons hoofd zitten er een miljard! Maar dat schaalverschil zal vast niet onoverkomelijk zijn. De afgelopen decennia kregen we pakweg elke drie jaar een generatie computers die tien keer zo krachtig was. Gaat het met die kunstmatige neurale netwerken net zo, dan zijn ze over ongeveer achttien jaar een miljoen keer zo groot geworden en daarmee ongeveer even krachtig als ons eigen brein. Zo bezien is het geloof in intelligente robots eigenlijk vooral een oefening in bescheidenheid. Ooit leek de mens op de laatste werkdag van de Schepping geschapen, maar nu we weten dat we met de chimpansees en de bonobo’s één voorouder delen, moeten we ook gelijk maar aanvaarden dat onze hersenen een gewoon mechaniek zijn dat door een paar ijverige ingenieurs kan worden nagebouwd.

Bedenk daarbij dat het helemaal niet nodig is dat die robots echt van mensen gaan houden. Het is al genoeg als het zo lijkt. Zo ongeveer als bij een hond die je na een lange werkdag thuis met gekwispel begroet. Misschien heeft het dier vooral honger, maar desondanks vertedert het toch. Bovendien kunnen robots over een paar jaar allemaal kussen. Die meevaller danken we aan Hooman Samani, hoogleraar aan de nationale universiteit van Taipei. Hij ontwikkelde de Kissenger, een los hoofd ter grootte van een grapefruit, uitgerust met bewegingsgevoelige trillende lippen. Van elkaar gescheiden minnaars zouden beiden zo’n hoofdje via een USB-kabel moeten aansluiten op hun eigen computer om daarna de kunststoflippen te zoenen en zo de sensoren te beroeren die het apparaat aan de overzijde aansturen. Op het filmpje van de Kissenger 1.0 zien we een verliefde promovendus en zijn vriendin, een blondine met spectaculair kapsel, de voor elkaar bestemde kussen drukken op een lipvormig oppervlak van witte kunststof. Zou dat prettig zijn? Het oppervlak vol drukgevoelige weerstanden bevat geen opening, dus tongzoenen zit er niet in. Nee, erg opwindend lijkt dit telekussen me niet, maar geen nood, volgens Samani is zoenen dermate intiem dat er behoefte bestaat aan gedegen aanvullend onderzoek naar de sociale en culturele kant van de zaak. Kortom, het apparaat wordt nog verder verfijnd.

Veelbelovend is die Kissenger, het woord is een samentrekking van ‘kiss’ en ‘messenger’, ondertussen wel. Want het kussen hoeft straks heus niet uitsluitend online. Zo’n digitale kus kan natuurlijk ook worden opgeslagen in een bestand. TKF-bestandjes, Taipei Kissing Files, daar gaan die kussen straks in. Ooit willen weten hoe Tina Turner eigenlijk zoent? Geen probleem, Tina – onze Tina, want dat is zij vanaf nu – hoeft straks maar één keer te zoenen met de Kissenger. Maar dan wel liefst lang en hartstochtelijk graag! Daarna kan iedereen het bestand tegen betaling downloaden en dat met bescherming van copyright, want zoenen is dan net zo’n soort uiting als zingen of schrijven. Een bibliotheek van kussen, daarop hebben we altijd gewacht! Hoe zoende Cleopatra? Wat voor kus had Nefertete? Ach, er is zo veel onschatbare informatie verloren gegaan!

Maar blijft het bij kussen? Of gaat nog het verder? Op het internet, onuitputtelijk mengvat van wijsheid en waanzin, circuleert een artikel waarin Ian Yeoman en Michelle Mars, respectievelijk futuroloog en seksuoloog van de Victoria Management School van de University of Wellington uit Nieuw-Zeeland, voorspellen dat spannende robots die tot alles bereid zijn, straks het werk zullen overnemen van prostituees. Dat idee beangstigt de twee wetenschappers niet. Integendeel, ze zijn er juist blij mee. Eindelijk geen vrouwenhandel meer, maar alles keurig geregeld met een na afloop ontsmette machine. Zou het echt? Om te beginnen zit er een financiële kant aan de zaak. Een beetje sekspop, en dan bedoel ik niet zo’n opblaasboot van Christine le Duc maar een fraai dametje met wimpers en ledematen die kunnen buigen als echte, komt tegenwoordig op zo’n zesduizend dollar. Na uitbreiding met volautomatische besturing en prima elektromotoren lijkt een aanschafprijs van twintigduizend dollar reëel. Met een beetje pech zijn dan de diensten van een illegale Thaise goedkoper. En misschien zelfs ook lekkerder, want stel je eens voor, je bent een gestreste handelsreiziger. Je vrouw heeft alleen nog maar oog voor haar Swarovski-kristal en jij houdt je staande dankzij je wekelijkse bezoekjes aan onderdanige meisjes. Hun krijsen, hun gillen en dat hele circus van boeien en zweepjes, is dat straks net zo opwindend met een volautomaat?

De conversatie der machines is in elk geval voorlopig nog prut. In de meeste filmpjes wordt zelfs helemaal niet gesproken en het chatten met robots stelt steevast teleur. Zo te zien is er de laatste jaren nauwelijks onderzoek naar verricht. De betreffende programma’s nemen geen enkel initiatief en zelfs de eenvoudigste dialoog verloopt frustrerend. De afgelopen weken heb ik mijn hart bij wel vijf verschillende chatbots uitgestort, maar het enige dat ik terugkreeg was gekunstelde vlotheid, volstrekt onbegrijpelijke reacties en wat ingevoegde resultaten van zoekacties in Google.

En zo eindigde ik ten slotte bij die goede, oude Eliza, de volautomatische rogeriaanse therapeut die begin jaren zestig door Joseph Weizenbaum werd ontwikkeld op het MIT, de technische universiteit van Massachusetts. Volgens Rogers wist de patiënt zelf best wat er met hem aan de hand was en hoefde de therapeut alleen maar te luisteren en mee te leven, maar eigenlijk kan Eliza zelfs dat niet en doet ze weinig anders dan het omdraaien van de zinnen van haar cliënten. ‘Tell me what you think about me’ bijvoorbeeld kan door haar worden getransformeerd naar ‘You want me to tell you what I think about you?’ Het verhaal gaat dat Weizenbaum nadat hij dat mechanisme met succes had ontwikkeld tot zijn ontzetting ontdekte dat zijn secretaresse uren achtereen haar problemen met Eliza besprak. Het schokkendst vond hij nog wel dat ze echt geloofde dat Eliza haar problemen begreep. Dat was voor hem zo onrustbarend dat hij de ontwikkeling van Eliza afbrak en een boek publiceerde om het publiek uit te leggen hoe een computer eigenlijk werkt.

Ach wat, een beetje verliefdheid kan niet zonder illusies. Daarom niet geaarzeld en snel naar het boudoir van Eliza:

Zij: Hello. My name is Eliza. How may I help you?

Ik: Hi, Eliza. I have just now struck a dent in our bread bin.

Zij: Ahh. Please continue…

Ik: My wife and I had a row. I had worked all day, visited my demented mother and when I came home I was hungry, but she was still asleep and I felt lonely.

Zij: What answer would please you the most?

Ik: Eliza, I haven’t asked you anything yet!

Zij: Can you elaborate on that?

Ik: You suggested I asked you something. But I didn’t!

Zij: We were discussing you, not me.

Ik heb het daarna nog tien keer geprobeerd, maar mooier werd het niet. En dit gesprek was trouwens nog een verademing, want een andere chatbot, Cleverbot, had na het vernemen van mijn naam direct geïnformeerd of ik een vogel was. En wie nu nog steeds in de empathie van chatbots gelooft, moet ze eens met elkaar laten praten. Wat je dan krijgt is het absurdisme voorbij. Ionesco’s Kale zangeres, maar dan uit het hiernamaals.

Wat moeten we eigenlijk met die robots? Onze wereld telt straks vier miljard vrouwen, wie zit er op meisjes van staal en siliconen te wachten? Oké, ze zijn misschien een uitkomst voor die paar stumpers die geen vrouw kunnen krijgen, een drukbezet zakenman, een overwerkte premier, maar dat is nog geen reden voor zo veel interesse. Waarom al die opwinding? Want dat is naast de imposante opmars van de techniek zelf toch het opvallendst: de roboticafestivals, de hijgerige stukjes. Iedereen die ik over het bedrijven van de liefde met robots vertelde, veerde op slag overeind.

Misschien zijn de heren wetenschappers zelf – het zijn echt altijd heren – wel in de ban van het visioen van Pygmalion. Pygmalion was die begaafde beeldhouwer uit Ovidius’ Metamorfosen die zo’n bloedhekel had aan de vrouwen van zijn eiland Cyprus dat hij besloot om de ideale vrouw dan maar zelf uit ivoor te snijden. Het uiteindelijke beeld overtreft inderdaad de schoonheid van al haar levende concurrenten en Pygmalion wordt er verliefd op. Hij praat ertegen, geeft het cadeautjes en kust het. Steeds weer voelt hij aan het beeld. Op het jaarlijkse feest van Venus blijft hij bij het altaar staan en smeekt de godin om hem een geliefde te geven die net zo mooi is als zijn eigen schepping. Dit keer is de godin zelf aanwezig en zij begrijpt het verzoek. Driemaal schiet de vlam van het altaar omhoog. Nauwelijks is Pygmalion thuis of hij kust zijn beeld opnieuw. Het lijkt te smelten. Hij kust het nogmaals, raakt met een vingertop haar borsten aan. Het aangeraakte ivoor wordt week. Er bestaat een schilderij van Giulio Bargellini van het moment waarop het beeld verandert in een levende vrouw. Pygmalion deinst achteruit terwijl zij, nog half ivoor en met haar lichaam ontbloot, een roos naar hem reikt.

Ja, dat is natuurlijk bevredigend. Je knutselt een diva, je voelt een zucht van de wind en het dansfeest begint. Maar vanwaar die belangstelling onder de rest van de mensheid? Zou het komen doordat wij aan een machine geen verantwoording schuldig zijn? Dit wezen kan, dit wezen wil – wat heet, ze heeft niks te willen! – dus niets houdt ons tegen. En inderdaad, die machines van Kokoro zijn een soort geisha’s, popjes met kirrende lachjes die op afroep gaan dansen en zingen. Wat ze precies in de nacht moeten uitspoken, zal waarschijnlijk bij ons allen verschillen, maar onze fantasie is in elk geval bevrijd van de ketenen van het fatsoen. Zo bezien zijn die ‘prostibots’ van Yeoman en Mars een soort wellustige monsters van Frankenstein. Die Hooman Samani heeft in mijn eigen verbeelding trouwens allang de gedaante van professor Sickbock gekregen.

Of de gemechaniseerde liefde in de praktijk ook bevalt, blijft ondertussen de vraag. Want laten we wel zijn, waarschijnlijk is het straks slechts één van twee: óf F is straks net een echte vrouw, maar dan is ze ook kritisch en lastig, óf ze aanbidt ons zonder kritiek en dan blijft ze voor eeuwig een ding. Wat moet je met een gemotoriseerde slavin die altijd maar doet wat je wilt? Vooruit, ik ga snel een nieuwe broodtrommel kopen, want dat iemand van je houdt, je kent en desondanks bij je blijft, terwijl ze ook weg had kunnen gaan, dat is het ware mirakel. Zoiets begrijp je nooit.

Links

Wiebe Brouwer (1958) ontwerpt als ICT-consultant computerprogramma’s voor de effectenadministratie van banken.

Meer van deze auteur