tot de man:

Zie eerst het kamermeisje van je hartelief
te winnen: zíj zal jouw contacten moeten dienen;
zij moet haar meesteres van goede raad voorzien, en
betrouwbaar meedoen aan het stille liefdesspel.
Beloof haar maar van alles, smeek haar, koop haar om.
Als zíj maar wil, zul jij niet snel je zaak verliezen.
Zij moet het goede tijdstip kiezen – net als dokters –
waarop haar meesteres het meest ontvankelijk is,
en echt ontvankelijk is die pas, zodra zij opzwelt
tot rijpe vreugd, als koren op een vruchtbaar veld.

tot de vrouw:

Een briefje moet het pad verkennen, een missive
op dennenhout. Zorg dat de meid dat goed ontvangt.
Lees het en oordeel op zijn woorden of hij huichelt,
of uit zijn hart oprecht verliefd respons verlangt.
Schrijf terug na luttel uitstel. Uitstel vuurt een minnaar
altijd nog meer aan, mits het blijft bij korte duur.
Ga ook niet al te gretig in op zijn gebeden,
maar zeg ook niet hardvochtig ‘nee’ op wat hij vraagt.
Schrijf mooie zinnen, meisjes, maar qua toon eenvoudig,
normaal. Het best is toch de dagelijkse taal.
Hoe vaak gaf een bericht een aarzelende minnaar
meer moed, maar deed een slechte stijl de zaak geen goed.

Vertaling: Marietje d’Hane-Scheltema