De revolutie

Toen ze eenmaal daar was, eindelijk, ten langen leste, trok ze onopgemerkt voorbij.
De groenteboer stalde zijn fruit uit. Leswagens verlieten het parkeerterrein.
Op televisie werden lachend dezelfde spelletjes herhaald als altijd.

Toch was iets niet hetzelfde. Maar niemand kon zijn vinger erop krijgen.
De kranten waren net zo oppervlakkig en belerend als voorheen.
Op internet hetzelfde rumoer over een genocide, ver weg.

Tot iemand op de maan wees. Kijk, hij staat er nog gewoon. Klaarlichte dag.
En er zit een enorm gat in. Wie heeft er op ons geschoten?

‘Gezichtsbedrog’ zegt de opgetrommelde wetenschapper in het praatprogramma.
‘Een collectieve hallucinatie’ zegt een gerenommeerd psychiater.

Maar de mensen zetten massaal de televisie uit. En ze gooien met hun trouwservies
naar dat vreemde eenogige maantje, gouden theekopjes, borden met tierlantijntjes,
honderden, duizenden, het duurste porselein. De hele lucht zwermde

van het mooiste vaatwerk. En de groenteboer stond veel te hard te lachen,
deed zijn trouwring af, de rij-instructeur gaf plankgas

en een kostbaar tapijt van porselein viel op de aardkorst
in een welvoeglijk bombardement
en dat stomme cycloopmaantje stond daar maar
en er gebeurde verder niets.

Dus zette iedereen de televisie weer aan. De groenteboer stalde zijn fruit uit.
Leswagens gleden van het parkeerterrein als zware limousines.
Iets was niet hetzelfde. Maar niemand kon zijn vinger erop krijgen.
En dat stomme cycloopmaantje hing daar maar, in het uitgeroeide licht
en niemand ontsnapt, en er is niemand om boos op te zijn.

In het Art Hotel

Ik, oude tovenaar, sta aan de balie en
moet 50 euro boete betalen voor roken op de kamer.
‘Er is roken op de kamer geconstateerd.’

Ik zeg
ik heb van mijn leven nog nooit gerookt
en de man kijkt me aan en is bang
want zulke glasharde leugens
kent hij van het journaal.

De jonker erbij, een mannetje met een rookvrij wit pak
een enorme neus en rookvrije oogjes, die me
met chirurgische precisie weten te mijden.

Opsomming: diverse peuken in de vensterbank, ook
op de vensterbank uitgedrukt, sporen van as
in de jacuzzi, een duidelijk rookgeurtje op het toilet
en, als klap op de vuurpijl, twee lege pakjes
Camel verborgen onder sjipszakken
en diverse gebruikte condooms.

Ik zeg: er kringelde wat in mijn ziel, de liefde, vriend,
heb jij daar verstand van?

Heeft je kop ooit gegloeid als een sigaret
als je aan je meisje dacht, is je hart ooit gaan vlokken als as
toen ze gaan moest? Ik trek 50 euro uit mijn zak
vouw een vliegtuigje, dit is de MH17
zeg ik, en ik laat het zachtjes op de balie landen.

We zullen de onderste steen bovenhalen!
We zullen niet rusten tot het eindje boord is.

Martijn Benders (1971) is dichter, essayist en grafisch ontwerper. Zijn debuutbundel* Karavanserai* werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. In eigen beheer verschenen Wat koop ik voor jouw donkerwilde machten, Willem en Wôld Wôld Wôld!

Meer van deze auteur