Peter koopt niet alles vanop zijn lijstje. Tussen de volgestapelde rekken in het warenhuis, bij het afwerken van zijn boodschappen, ziet hij enkel nog voor zich hoe hij zijn dochter thuis alleen heeft achtergelaten: boven op het donsdeken, opgerold, haar pyjama achterstevoren. Bij vertrek leek het hem gevaarlijk haar uit die vredige, perfecte houding te wekken, maar oog in oog met de toog vol kippenvleugels kan hij enkel nog denken aan haar puntige schouderbladen die uit de V-hals kwamen piepen, en begint hij zich te haasten.
Het is nog steeds donker als hij de parking van het warenhuis af rijdt. Naast hem op de passagiersstoel staat een boodschappentas met brood, een zak hondenbrokken, twee pakken Quaker Oats, een doosje frambozen, twee kipfiletjes – snel te gebruiken. De weg tussen het dorpscentrum en zijn woning gaat heel lang rechtdoor. Aan de horizon, waar het landschap glooit en het wegdek overgaat in een belofte, zijn geen auto’s te zien.

Dit is precies waarom Peter hier graag woont. De dichtstbijzijnde buren wonen driehonderd meter verder en zoeken zelden contact. Dat ze Winkler Prins-encyclopedieën van het dierenrijk verzamelen, weet Peter enkel bij wijze van toeval: deel negen, van okapi tot paradijsvogel, belandde een paar maanden geleden verkeerdelijk bij hem in de bus. Hij was het hun gaan brengen.

Hoe dichter bij huis, hoe sneller Peter gaat rijden.

Zo’n dertig meter voor zijn eigen oprit hoort hij een doffe plof. Hij brengt zijn wagen tot stilstand dwars over de straat. Een paar tellen blijft hij zitten, luisterend naar de pieptoon die hem waarschuwt dat iets zich te dicht bij zijn bumper bevindt. Door het loof van de bomen aan de kant van de weg kan hij zijn keuken zien liggen, de lamp van de dampkap brandt nog.

Hoe vaak heeft hij hier gestaan op donkere avonden, zijn dochter door het verlichte huis zien bewegen? Enkel vanop deze afstand viel het hem op dat Lena haar armen net iets te ver van haar lichaam hield, alsof het haar schouders moeite kostte ze bij te houden. Was dat altijd al zo geweest? dacht Peter dan. Hem was het alleszins pas na de echtscheiding gaan opvallen.

Peter stapt uit. Er brandt al licht in het huis van de buren, dat ontsiert de verte.

De pinkers van de wagen beschijnen het wegdek, de dansvloer van een verlopen feestje. Nikita ligt tussen de reflecterende kalkstrepen, mooi in het midden. Hoe langer Peter kijkt, hoe minder de symmetrie klopt.

Peter wilde deze hond niet per se. Hij durfde gewoon geen nee te zeggen. Niet lang nadat hij de buurman de verdwaalde encyclopedie was gaan bezorgen kwam de buurvrouw op haar beurt de lange baan afgewandeld met de tred van iemand die ergens verandering in wilde brengen. Ze trok een vrolijke vlek mee aan een leiband.

‘Hij kan best wat gezelschap gebruiken,’ zei ze tegen Lena.

De labrador knikte met de staart, likte Lena’s oor. De buurvrouw ging op één knie zitten, op ooghoogte met Peters dochter, droogde haar oorschelp met haar mouw. ‘Het is een mannetje. Ik denk dat zijn naam met een N moet beginnen. Nelson, of Nero bijvoorbeeld.’

Pas nadat de buurvrouw met de leiband over haar schouder het hele eind alleen terug was gemarcheerd om samen met het wegdek door de vallei te worden opgeslorpt, besloot Lena dat de hond helemaal geen mannetje was. Het dier moest en zou Nikita heten.

Precies hier, naast deze drassige beek, liet Peter de hond soms uit als de avonden te koud waren of hij te lui was voor een grondige, weidse wandeling. Dan keek hij toe hoe het dier haar oren plat legde en haar behoefte deed. Ze deed dit anders dan hijzelf: voor een plas diep doorbuigen, voor een drol een grotere afstand met de grond bewaren.

Maar nu, afgaand op de binnenkant, lijken hij en het dier niet langer van elkaar te verschillen, beiden rood en vochtig.

Peter sleept het karkas met de halsband naar de kant van de weg.

Hij duwt het de steile wegberm af. Het tuimelt in de lager gelegen, donkere beek. Peter wacht op een geluid, een teken dat het dier ergens goed is aangekomen, maar er klinkt geen plons, geen smak, het blijft stil.

Op het wegdek blijft enkel een plas bloed achter. Peter doorzoekt de boodschappentas op de passagiersstoel, grijpt naar het budgetpak havermout. In het licht van de koplampen leest hij de gebruiksaanwijzing door, probeert de hoeveelheid bloed in te schatten. Zes eetlepels Quaker Oats per kop lauwe melk. In dit geval moet een halve doos genoeg zijn.

Na de scheiding heeft Peter geen keukentafel gekocht, enkel deze hoge toog met twee barkrukken. Volgens de verkoper hebben gezinnen tegenwoordig niet meer nodig dan een kookeiland. In de keukenbrochure die hij Peter onder de neus schoof, stonden enkel een vader en een dochter afgebeeld. Maar sinds ze dit hoge, felgroene kookeiland hebben, en zeker met haar iets te grote pyjama en haar twee smalle beentjes vol uitslag, lijkt Lena ooit nog groter en gelukkiger te zijn geweest.

Peter neemt het aangebroken pak havermout. Dit keer doet hij exact wat de gebruiksaanwijzing voorschrijft. Hij presenteert het net als op de verpakking in twee porseleinen kommen, tot op een duimbreedte van de rand, daarbovenop een framboosje, alsof dat van heel hoog is gevallen en toch ongedeerd bleef.

Maar hoe meer de havermoutvlokken zwellen, hoe meer het begint te lijken op braaksel dat met zaagsel werd toegedekt.

Lena duwt met haar lepel de brei omlaag, probeert er een slok melk uit te redden. Peter staat recht, gaat op zoek naar brood.

‘Waarom heet dit eigenlijk havermout?’ vraagt Lena.

Ze heeft die leeftijd. En niet enkel de leeftijd, ook zo’n vader die dat denkt over al haar leeftijden, het ter geruststelling nog even nagaat op een online forum voor alleenstaande moeders.

Lovemummy1 reageert altijd het snelste. Op de vraag waarom Lena zoveel vragen stelde zei ze een tijd geleden: Waarom-vragen zijn heel normaal, mijn zoontje bevindt zich ook in die fase. En wacht maar: er komt een moment dat ‘daarom’ geen antwoord meer is. DAN WORDT HET PAS MOEILIJK!!!!!

Lovemummy1 schrijft soms hele zinnen in caps lock, altijd met veel uitroeptekens en enen, en ook al heeft Peter aan zo’n soort mensen een hekel, bij haar vindt hij het vrolijk, bijna moedig klinken. Het maakt al haar tegenstrijdige meningen toch noodzakelijk.

In een topic over ontbijtgranen had Lovemummy1 een paar weken eerder heel stellig gedaan over Honey Pops. Volgens haar kon je kinderen evengoed pure honing voorschotelen, havermout verteerde trager. Peter schudde alle dozen Honey Pops die hij in de kast vond leeg in de vuilbak. De ochtend nadien kon hij het ruiken aan Lena’s minder zoete urine: Lovemummy1 was te vertrouwen.

De pyjama die Lena draagt hebben ze gisteren gekocht. Bij thuiskomst van de supermarkt deed Peter alsof er niets gebeurd was. Hij zei dat de hond eropuit was getrokken, en beloofde zijn dochter een cadeautje. Ze mocht uit alles kiezen, eender wat. Een cornetto leek hem te weinig. De winkel waar Lena per se naar binnen wilde, was gespecialiseerd in motoruitrusting en shirts met opschriften.

Lena stond een tijdje te kijken naar een zwart T-shirt met witte tekst. If you can read this the bitch fell off. Ze wilde weten wat er geschreven stond. Peter zocht naar een betere vertaling voor het woord dan ‘teef’.

‘Er staat dat als je het kan lezen, je geen bril nodig hebt,’ schoot de dame achter de toonbank hem te hulp. Ze had even kleine borsten als Lena’s moeder. Ze droeg een spannend T-shirt met een jack russell erop. ‘Ik wil het T-shirt dat deze mevrouw heeft, met de hond,’ zei Lena. Dat vond Peter zowel een goed als een slecht teken.

Lena wilde passen in het kleedhokje. Zelfs de kleinste maat bleef vallen als een slaapkleed. Pas daar, in het neonlicht, zag Peter voor het eerst de uitslag op haar benen. Kleine rozige bulten met een platte kop.

Ook op de vraag hierover reageerde Lovemummy1 na een paar minuten. PROBEER ANDER WASPOEDER. ALS HET ERGER WORDT, GA DAN NAAR DE DOKTER!!!

Met zijn mespunt doorboort Peter een kers die in de jam drijft. Hij smeert zelf Lena’s brood, dat gaat sneller. Bij het dichtplooien van de boterham komt een dikke bobbel tevoorschijn. Hij prikt de kers er weer tussenuit, eet hem zelf op.

Ook over je mes aflikken en vervolgens terug in de confituur doppen, hebben veel forummoeders ongetwijfeld een mening. Peter draait het deksel op de pot.

‘Waarom is een confituurpot rond?’ vraagt Lena.

Lena stelt enkel vragen over wat tastbaar is, of over wat ze op televisie ziet. Waarom zijn appelsienen oranje? Waarom heeft een pinguïn vleugels gekregen als hij toch niet kan vliegen? Waarom heeft papa haar op zijn benen?

Wat ze niet ziet, wat niet in de kamer staat, bestaat niet.

Was dit al zo voordat Peter, na het vertrek van Lena’s moeder, alle verdwaalde haarrekkertjes gewoon opzoog met de stofzuiger? Had hij hiervan geprofiteerd door het ongeopende pak hondenbrokken gewoon uit de keuken weg te halen?

Lovemummy1 had getracht Peter gerust te stellen: kinderen stoppen met vragen stellen als ze hun eigen billen leren vegen.

Lena had dat weleens zelf geprobeerd. Ze smeerde alles uit, op het brildeksel, over haar onderrug, op de muren. Peter wist niet waar hij het meest tegenop keek. De smurrie opkuisen of gewoon uitleggen waarom het niet gelukt was met haar moeder.

De uitslag zit er nu twee dagen. Vandaag eten ze hutsepot, op Lena’s verzoek. Het recept is dat van Lena’s moeder, Peter schrapte de witte kool en nam snel te gebruiken kip in plaats van gehakt, gewoon, om er iets aan te kunnen veranderen.

Lena hangt met haar kin boven haar diepe bord, zuigt de bouillon op, die de licht zurige smaak van het vlees heeft. Peter kijkt zwijgend naar de bultjes die vanonder Lena’s rolkraag tevoorschijn kruipen, alsof ze in de weer zijn met iets, in stilte samenwerken, zoals insecten dat zo goed kunnen. Hij staat op en stroopt haar trui naar boven. Tientallen wratjes lopen af en aan naar haar bilspleet.

Over het dierenrijk weet Peter niet veel, wel dat volgens de Winkler Prins-encyclopedie mieren erin slagen een heel brood te doen verdwijnen door het langzaam te verkruimelen.

Hij tilt Lena op van de kruk, zoekt een jas, rijdt met haar naar dokter Bossuit.

De uitslag blijkt zeldzaam. Dat klinkt als iets wat ook positief kan zijn. Dokter Bossuit verduidelijkt: deze soort waterwratten mogen niet op hun beloop worden gelaten. Hij pent op het voorschrift instructies neer in drukletters: ze moeten een verdovende zalf kopen, deze aanbrengen en dan straks, aan het einde van het spreekuur terugkomen, zo kunnen de wratjes weggehaald worden.

In de wagen op weg naar de apotheker kijkt Lena naar haar vaders bril.

‘Waarom heb ik geen bril?’

‘Omdat jij die niet nodig hebt.’

‘Hoe zie je dat ik die niet nodig heb?’

Het is net geen sluitingstijd als ze aankomen in de apotheker. Ze zijn de enige klanten in de zaak.

‘Inwrijven met een dikke laag,’ adviseert de assistente.

‘Overal?’ vraagt Peter.

‘Niet inwendig, meneer. Zeker op haar armpjes en dijtjes mag je overdrijven. Half uurtje laten intrekken.’

Lena staat naast de toonbank, past leesbrilletjes en doet alsof ze nu plots echt alles ziet. Het brilletje en de zalf kosten Peter zeventien euro.

Nog geen half uur later staat Lena in de woonkamer, met de bril op haar neus, in een iets te kleine slip die knelt in haar kindervet. Met haar korte beentjes en bril doet ze Peter denken aan een brilsmurf, maar eentje in de verkeerde kleur: de zalf waarmee hij haar bewerkt is witgrijs. Hij trekt haar slipje uit.

De zalf komt overal, per ongeluk ook in haar spleetje. Voor dit soort gejammer heb je een moeder nodig.

Hij zet Lena in bad, richt een flauwe lauwe straal tussen haar benen, neemt ondertussen zijn telefoon. Bij de apotheker wordt niet opgenomen.

VERSHOUDFOLIE ROND DE ZALF WIKKELEN, DAN BLIJFT HET ZITTEN, EN WORDT DAT PYJAMAATJE NIET SMERIG !!11!1 schrijft Lovemummy1 op het forum, drie seconden na Peters berichtje.

Peter klemt een zakdoekje vast in Lena’s kruis. Hij weet niet of het helpt, het maakt het jammeren alleszins niet erger.

Waar bewaart hij ook alweer de plastiekfolie, de dure, de microgolfovenproof? Met deze folie kan Lena’s huid niet anders dan de verdoving slikken, helemaal week worden.

Van kop tot teen ingepakt zit Lena even later op een kruk. Ze kijkt naar een tekenfilm. Tom en Jerry bewegen vrolijk over het televisiescherm. Jerry rijdt Tom plat met een tractor. Hij blaast de platgereden Tom nadien met een rietje op, maar blijft blazen, tot de kat begint te zweven als een ballon.

Lena lacht. De vershoudfolie omknelt haar borst.

De dokter ontvangt hen een uur later. Het is al donker. Hij draait de deur van zijn praktijk achter hen op slot.

Lena mag zich uitkleden in het kleedhokje, komt vervolgens halfnaakt naar buiten gewaggeld. De doorzichtige plastiekfolie die om haar lijf heen gewikkeld zit toont de zalf die, vermengd met zweet, lopend is geworden.

De schouders van Lena zijn scherp, twee rechte hoeken. Peter vindt dat mooi, daar zal ze later wat mee kunnen.

Ze neemt plaats op de tafel. De dokter zoekt lang naar het uiteinde van de folie, pakt Lena voorzichtig uit, als een partje smeerkaas. Er komen vetvlekken op zijn hemd.

Het mesje dat hij uit zijn lade haalt, heeft zich vermomd in een scherp lepeltje. Lena moet praten over speelgoed, ze doet het, heel beleefd, en blijft stil liggen.

Nee, ze houdt niet van dinosaurussen.

Ja, ze houdt wel van fietsen.

Traag worden de kopjes weggeschraapt. Peter kan aan Lena’s stem horen wanneer de brij uit het bultje ontsnapt.

Dokter Bossuit draagt zijn leesbril op het puntje van zijn neus, zijn ogen wisselen tussen het schrapen en het lepeltje uitkieperen in een klein kotsbakje. Peter durft niet over de kartonnen rand heen te kijken.

Het gesprekje tussen Bossuit en Lena duurt een half uur. Bij elk antwoord blijft er een klein, roze putje achter in haar huid.

Voor ze uit de praktijk vertrekken mag Lena uit een van de twee gevulde bokalen iets kiezen, omdat ze niet gehuild heeft. Er zijn Lange Jannen en kleine autootjes.

Wie wel huilt mag waarschijnlijk beide. Daar moet ze nog achter komen.

Thuis laat Peter haar bad lopen, giet er Betadine in, om de wondjes te ontsmetten. Hij overdrijft, zoals hij haar toelaat te overdrijven met maggisaus in haar soep, zodat ze de groenten er niet meer doorheen proeft.

De bruine zeep prikt in alle putjes. Tijdens het wennen aan de pijn ligt de tweede helft van de Lange Jan met sinaasappelsmaak op haar te wachten op de badrand, ingewikkeld.

De wratjes gaan maar niet weg. Na vijf keer dezelfde behandeling moet Peter Lena eens niet op voorhand inwrijven met verdovende zalf, of inpakken met folie.

In de wachtkamer van de dokter hangt een tekst van Ed. Hoornik naast een afbeelding waar niets in te herkennen valt. Hebben is hard. Veertien regels telt het gedicht, maar altijd leest Peter dezelfde korte zin, en hoe vaker hij hem herleest, hoe meer hij beseft wat hij is kwijtgeraakt.

Lena zit tegenover hem, aan een kleine tafel, is met kleurpotloden in de weer. Thuis houdt Lena niet van tekenen. Ze werkt aan iets wat Peter niet mag zien, zit over haar papier gebogen. De vier gelijkaardige uithalen van haar onderarm verraden dat ze iets tekent met twee paar benen, of iets waar vier poten onder moeten.

Haar uitslag is er ondanks al het schrapen niet op vooruitgegaan. De bultjes zitten op haar oogleden en doen nu ook pijn bij het plassen.

‘We gaan van tactiek veranderen,’ zegt Bossuit terwijl ze nog in de gang staan. Hij schat het aantal bobbeltjes op zestig. In drie sessies zou dat moeten lukken.

Lena mag de dokter Raymond noemen.

‘Waarom?’ vraagt ze.

‘Daarom,’ zegt Raymond.

In de praktijkruimte verklapt de dokter zijn geheim aan Lena. ‘Bevriezen doet eigenlijk helemaal geen pijn. Ik tik je aan met dit toverstokje. Dat heeft een koude punt. Na twee weken valt je wratje er gewoon af.’

Om het goede voorbeeld te geven, laat Peter een oude wrat op zijn duim bevriezen.

‘Heb je met papa weleens een sneeuwpop gemaakt?’ vraagt Bossuit terwijl hij het materiaal klaarlegt.

Peter kijkt of Lena het zich nog herinnert, die laatste winter dat het gezin nog heel was. Lena kon net rechtop lopen. Peter en zijn vrouw probeerden een bol sneeuw, die het hoofd moest worden, naar de andere kant van de tuin te rollen. Daar stond het lijf van de sneeuwpop al klaar. Toen Peter de bal optilde, brak die in twee stukken. De rest van de week bleef enkel het onderlijf in de tuin staan. Ze maakten gek genoeg geen ruzie meer tot het begon te dooien.

Met de eerste lentezon was ze vertrokken.

‘Weet je het nog?’ vraagt Peter.

Lena knikt.

Peter steekt zijn arm uit naar de dokter. Bossuit drukt het toverstokje erin. Peter verwacht dezelfde verdovende koude als van een barre winter, maar het brandt, alsof iemand een peuk op zijn vinger uitdooft. Hij duwt zijn tanden op elkaar. Lena kijkt weg, naar de twee bokalen op de kast. Links Lange Jannen. Rechts autootjes.

‘Mag ik iets vragen, papa?’

Peter knikt. Nu gaat ze het vragen. Wat gebeurde er die winter? Hij knijpt met zijn vrije hand in haar schouder.

‘Hoe lang is een Korte Jan dan?’

Bossuit legt kompressen klaar, doopt zijn stokje weer in het koelvat, draait zich om naar Lena. Zij mag nu plaatsnemen op de bank.
‘Jij houdt toch ook van in de sneeuw spelen, Lenaatje?’

Lena knikt. Bossuit duwt haar bovenlichaam voorzichtig neer, legt zijn arm over haar heen.

‘En kijk je graag tekenfilms?’

Lena spant zich op, maar de dokters onderarm is sterker dan zij. Ze schudt nee.

‘En heb je dan wel een huisdier?’

Bossuit drukt de priem met ijskoude kop tegen haar huid. Het stinkt naar verderf nog voor hij haar echt heeft aangeraakt.

Lize Spit (1988) woont in Brussel en schrijft scenario’s, proza en poëzie. Zij is de winnares van Write Now! 2013. Haar debuutroman Het smelt verscheen in januari 2016.

Meer van deze auteur