Foto: Ruud Sies

Receptie
Hoe graag je ook geholpen wilt worden en hoeveel vertrouwen je ook hebt in de dokters en verplegers, toch vindt niemand het fijn om van een mens in een patiënt te veranderen. Je lichaam en je leven waren een en hetzelfde, daar dacht je niet bij na. Maar zodra je het ziekenhuis binnenstapte werd je leven buitenspel gezet en moest je je lichaam overleveren aan degenen die het onderzoeken, opereren, behandelen en verzorgen. Je bent opeens niet meer degene die werkt, kinderen opvoedt, aan volleybal doet, studeert, een huishouden runt, trombone speelt of tuiniert. Nu ben je een lichaam met een gebrek. Een ziektegeval met een nummer.
     Je had al ergens last van, misschien had je zelfs pijn, je maakte je zorgen en nu ben je ook nog eens afhankelijk geworden van mensen die je niet kent. Ze hebben kennis, apparaten en medicijnen die je niet begrijpt. In het ziekenhuis heb je niet zoveel meer te kiezen en te beslissen, je moet wachten, meewerken, ondergaan. 
     Je hoopt maar dat de mensen in het ziekenhuis ook wat aandacht en ruimte geven aan wie je bent behalve je ziekte, je kwaal, je bevalling, je handicap; des te makkelijker is het om patiënt te zijn. Je hoopt dat ze behalve hun deskundigheid ook wat van hun menselijke kant laten zien. Des te beter laat jij je helpen. 

Dagelijks
De jongen van tien die vanmiddag uit een boom viel loopt met zijn gipsarm in een mitella op de draaideur af, zijn vaders hand rust op zijn schouder. Ze gaan naar de ijssalon omdat hij zich kranig heeft gehouden bij het zetten van de breuk. Een familie met ballonnen en pakketjes komt opgewonden de lift uit, een blos op de wangen, ze zoeken de zaal waar hun zus en haar pasgeboren zoontje liggen.

Stilte
Er zijn zalen dieper in het ziekenhuis waar mensen verblijven in wie het ijzig stil is geworden omdat er geen leven meer zal zijn buiten het ziekenhuis. Zoals de uitgeteerde man met een wilde grijze baard, die ook de familie die hem bezoekt zijn doodsangsten niet laat zien. Ze zijn vreemden geworden. Hij hoort de opgewekte zusters met elkaar praten en lachen, en al lopen ze vlak langs, het klinkt als vanuit de verte. Hij verlangt naar een kleine, stille plek waar plaats is voor zijn gedachten aan de dood, aan God, aan zijn vrouw en al die andere doden. Hij zou rustiger willen worden, maar niemand helpt hem bij het loslaten van zijn leven. Het liefst was hij in een kamer waar verhalen zijn die al zijn herinneringen, al zijn verdriet omarmen en dragen, wiegen als een troostende moeder. 
     Een goed ziekenhuis heeft zo’n kamer, en de magere man leest er voor het eerst in vijftig jaar in een bijbel. Het boek is geïllustreerd met prachtige kunst uit alle eeuwen en van over de hele wereld. Maar de taal blijft vreemd, dat moederlijke wiegen wekt het boek niet op. Hij ademt diep uit als hij door het gastenboek bladert met de wensen, gedachten en gebeden van de mensen die er langskwamen en net als hij de ijzige stilte probeerden te ontdooien. 

Foto: Ruud Sies

Dokters
Mensen denken graag dat dokters erg knap zijn, want knappe dokters jagen ziektes en kwalen weg. Zo is het niet. Dokters zijn vooral dapper, want hun kennis is misschien groot, hij geeft geen instant oplossingen. Ze moeten altijd maar doortastend zijn in een kleine storm van onzekerheid, talloze keren per dag. De ene keer zijn de risico’s groot, vaak zijn ze kleiner, maar garanties zijn er niet te geven. Het is mensenwerk en het menselijk lichaam is een extreem complex verschijnsel. Hun kennis is gebaseerd op algemene inzichten en de meest voorkomende gevallen, maar wat er in dit ene lichaam speelt, is natuurlijk net weer anders dan in de naslagwerken omschreven. Maar in welk opzicht precies en hoeveel? En misschien spelen er wel meerdere ziektes door elkaar.
     Iedere dag zijn er nieuwe patiënten, iedere maand is er nieuwe kennis. Goede dokters zijn bescheiden maar flink: ze hebben het lef te vertrouwen op hun kennis, waarneming en ervaring en stellen een diagnose, kiezen een behandelplan, doen een operatie. Al te bang om een fout te maken moeten ze niet zijn. Dat zou gevaarlijk zijn. En het zou de patiënten de stuipen op het lijf jagen. Als gevolg daarvan komen veel dokters op het eerste gezicht geleerder, zelfverzekerder en afstandelijker over dan ze zijn. 
     De keerzijde van de druk om moedig en doortastend te zijn is dat er achter dat scherm van zelfverzekerdheid zaken over het hoofd worden gezien, er onterecht op routine wordt vertrouwd of zelfs grote en fatale fouten worden gemaakt. Op dokters loert het levensgevaarlijke spook van de overmoed.

Gezellig
De cartoons met geestige spreuken, de door patiënten en familie gehaakte onderzetters. De hemeltjes die de verpleegsters naaiden voor boven de bedjes op de kraamafdeling. De schilderijen van de schoolkinderen die op bezoek waren op de longafdeling, de Arabische gebeden in gekleurde druk achter beschermend plastic in de gebedsruimte. Maar ook de ingelijste foto van een vroeger koningspaar, een jachttrofee, een hertenkop met gewei, die in de gewelven van het ziekenhuis in de ruimtes van de mannen van de technische dienst hangen naast een foto van een prachtig glimmende Citroën DS.
     Je kunt dat alles zien als overbodige frutsels, ruis, een vorm van wanorde en verval. Lollig misschien, maar onbelangrijk. Mogelijke steen des aanstoots. Afleidend en storend voor het efficiënt functioneren.
     Maar je kunt er ook zo naar kijken. In deze versleten, verre van luxe omgeving, waar de hele dag door pijnlijke, angstaanjagende, eenzaam makende dingen gebeuren, hebben de mensen die er verblijven en werken samen een levende, beschermende laag opgebouwd tussen hun tere ziel en de scherpe kantjes van de werkelijkheid waarin ze zitten. Dat verzachtend element is aangebracht door patiënten, bezoekers, verpleegsters, schoonmakers, coassistenten, mannen van de technische dienst, portiers, bezoekende vrienden en familie en ga zo maar door. Een van grapjes, lieve gebaren, knutselwerk en huisvlijt gemaakt menselijk teflon, dat het verblijf en het werk draaglijker maken. Doordat het maakt dat de duisternis niet zo aan je plakt. De functie ervan lijkt op die van de bacterieflora in onze darmen, die ons gezond, vitaal en productief houdt. 

Foto: Ruud Sies

Wachten
Het lijkt het gemakkelijkste wat er is. Gaan zitten op een rij, wat babbelen met lotgenoten, in een tijdschrift bladeren. Wat wachten moeilijk maakt is dat je niets kunt doen en ondertussen je gedachten alle kanten op gaan. Je denkt terug en ook nog eens ongerust vooruit. Van wachten val je een beetje uit elkaar.
     In een ziekenhuis is wachten extra moeilijk. Van voorpret, laat staan gedeelde voorpret, zoals bijvoorbeeld in de rij voor een concert, is geen sprake. Je bent overgeleverd aan je aandoening. In de stilte groeien je zorgelijke gedachten razendsnel, als onkruid, tot ze alles overwoekeren. Je ziet jezelf zitten in die enorme machinerie die een ziekenhuis is, en jij lijkt kleiner en kleiner te worden. Gevangen in je eigen haperende lichaam, je kleine verhaal, zit je wel rekening te houden met het feit dat er nog honderden zijn die net als jij recht op aandacht, zorg en behandeling hebben. 
     Hoe langer je wacht hoe meer je een vreemdeling wordt. Je hoopt maar dat je begrijpt wat ze vragen straks en dat je de goede antwoorden geeft. Dat ze de buisjes niet hebben verwisseld. Dat ze de papieren van de vorige keer niet kwijt zijn. Dat ze begrijpen waarom je niet alle medicijnen hebt genomen omdat je bang was voor de bijwerkingen. Durf je dat straks toe te geven, als ze ernaar vragen?

Kunst
Ondertussen dwaalt je blik langs de versleten plafonds en blijft hangen aan de kunstwerken. Je ziet voor het eerst de man voor je die urenlang bezig is geweest ze te tekenen, te veranderen, te gieten en te schilderen. De toewijding waarmee orde en sierlijkheid zijn gecombineerd, zijn ontroerend. De maker was ervan overtuigd dat het zó moest, met de ernst van een spelend kind. En nu hangt het hier. Stil en brutaal tegelijk. Je wordt er rustig van. Alsof iemand je een hand geeft en moed inspreekt. 

Schaarste
Goed beschouwd is het een wonder dat er op een braakliggend land met behulp van ontelbare stalen staven en reusachtige blokken beton, vloeren en buizen, kabels en schachten een gebouw verrijst, waar gevoelige, ingewikkelde apparaten met buisjes en lampjes, pompjes en filtertjes op onze zachte, haperende lichamen worden aangesloten en dat er mensen omheen staan die niet alleen weten wat die apparaten doen en ze kunnen gebruiken om ons te helpen, maar ook nog een hand in ons gezicht leggen, even wachten tot onze paniek gezakt is, ons met zachte stem geruststellen en zich stilletjes terugtrekken als onze moeders en vaders, onze zussen en vrienden komen om ons tot onszelf te laten komen. Wij zijn er misschien aan gewend, maar zulke gebouwen zijn er veel te weinig op de wereld. 

Vooruitgang
Dit gebouw is ooit splinternieuw geweest. Op een mooie zomerdag in een ander tijdperk werd het feestelijk geopend en de bewindslieden stonden in hun beste pak breed te lachen alsof ze het eigenhandig gebouwd hadden. De dokters en verplegers verheugden zich op de grote moderne ruimtes en de nieuwe apparatuur. De mannen van de technische dienst waren onder de indruk van de installaties. De eerste bezoekers vertelden thuis en in het café over de nieuwigheden, de koffieshop, de grote ramen in de zalen. 

Deel van de stad
In de loop der jaren is de hele stad door het gebouw getrokken. Jong en oud, ziek en gezond, gestudeerd of niet, rijk en arm. Misschien is wel de helft van de volwassenen hier geboren. Ze kwamen er later bedremmeld op bezoek toen oma geopereerd moest worden. Ze werden naar binnen gedragen met hun eerste ernstige sportblessure. Ze liepen er geschrokken weg na het zien van hun vader die asgrauw en met een verwarde blik in de ogen lag bij te komen van zijn bypassoperatie. Ze hingen stoer rond in de hal, wachtend op de verpleegster met wie ze verkering hadden. Ze zaten er te zweten, midden in de nacht, misselijk van de koffie en zoetigheid uit de automaat, doodzenuwachtig naast hun zwager op de gang, tijdens de zware bevalling van hun zus.

Democratie
Nu zijn de vloeren kaal gelopen. De plafonds lijken scheef en moe. De tegels op de hoeken hebben barstjes. De gangen zijn opeens laag en smal, de baksteentjes doen kneuterig aan en de liften piepen en wiebelen. De afgelopen decennia waren geen rijke tijd voor het ziekenhuis, dat kun je zien. Er kon weinig worden vernieuwd en opgeknapt. Maar het leeft, het zit vol tekens van vindingrijkheid, collegiale vrolijkheid, zorgzame attenties. Misschien is het de weemoed die het versleten gebouw oproept die de gedachte versterkt dat als het lichaam kwetsbaar blijkt en hulp behoeft de verschillen tussen mensen er minder toe doen. Onze kwetsbare lichamen brengen iedereen bij elkaar in hetzelfde gebouw.

Archief
Een nieuw ziekenhuis heeft waarschijnlijk de grootste en beste servers, berekend op de opslag van gegevens voor nog vele jaren in de toekomst. Genoeg capaciteit voor de dossiers van baby’s die nog geboren moeten worden, tumoren die zich nog niet hebben geopenbaard, trauma’s die nog moeten plaatsvinden en de bijwerkingen van medicijnen die nog uitgevonden moeten worden. Een goed gekoeld datapakhuis, misschien niet eens in het gebouw zelf. 
     Hier in de kelder van het oude gebouw buigen de stalen kasten onder het gewicht van dossiers en röntgenfoto’s. Het is er muisstil, er hangt een bleke schemering, maar je voelt de aanwezigheid van al die duizenden lichamen die hier ooit behandeld zijn. Hier is het verleden van het ziekenhuis zelf een enorm lichaam geworden. Natuurlijk zit het vol met routinegegevens, met vrijwel identieke verslagen van koortsverloop, herstel, medicatie en complicaties. Maar het is ook het tastbare bewijs van al de moeite, al de pijn, al de zorg, de kunde en de vechtlust van patiënten, dokters en verplegers. De verhalen over al die keren dat mensen meer deden dan nodig was, langer bleven dan gevraagd. En ook de harde feiten die mislukkingen, foute inschattingen, onnodige sterfgevallen en onherstelbare schade boekstaven. Wat gaat ermee gebeuren? Hoe lang wordt dit archief bewaard? Wie gaat ervoor zorgen? 

Jeugd
Jonge dokters geven een goed gevoel. Ze zijn Pokon voor het vertrouwen in de toekomst. Zo jong en zo slim, zo toegewijd aan zwaar en moeilijk werk. Hun frisheid en ernst zijn hoopgevend. Ze zijn de vleesgeworden strijdbare gezondheid. Voor hen is alles nog nieuw, ze kijken naar de oudere, ervaren dokters met ontzag. Maar in hun gezichten is ook de belofte te lezen dat ze eigenwijs zullen zijn, de ingesleten denkwijzen en procedures ter discussie zullen stellen. Dat ze in hun zeldzame vrije uren zullen uitzoeken hoe het beter kan. Hun huid is nog niet dik, ze kunnen nog van hun stuk raken terwijl ze levenservaring opdoen tussen de verplegers en de patiënten. Als je ze ziet hoop je dat ze begripvol leren omgaan met de tragiek om hen heen.

Operatiekamer
We staan er veel te weinig bij stil, maar het is een mirakel: dat anderen je lichaam open kunnen maken en daarbinnen iets doen of weghalen zodat je beter wordt of zelfs je leven wordt gered. Het is wonderbaarlijk en griezelig. Er is ook ontstellend veel voor nodig om het goed te laten aflopen: een heel team kundige en geconcentreerde mensen, een heel ruimteschip aan apparatuur en gereedschap. Een reis naar de planeet die Operatiekamer heet is nooit helemaal zonder risico, maar wat prachtig dat ie bestaat!

Intensive Care
Daar waar de grens tussen leven en dood ragfijn wordt, moeten verplegers heel voorzichtig en heel precies te werk gaan. Je zweeft langs de rand van het leven en wordt met kleine stapjes, per drupje infuus, per pufje lucht, per milligram medicijn van de rand weggehaald. Een lichaam is er nog, maar zo zwak dat het bijna doorzichtig wordt: een optelsom van piepjes, getallen en grafieken. Maar de veerkracht, het herstellend vermogen van een lichaam is niet te meten. De intensive care is de kamer van het ultieme wachten: op het eerste teken van herstel of van de oprukkende duisternis. Daarna pas komen de vragen over de gevolgen, de blijvende schade, de vooruitzichten op terugkeer van de ziekte.

Verloskunde
Het is geen ziekte, maar wel een van de grootste inspanningen en waagstukken die een lichaam kan doorstaan: baren en geboren worden. Ook daarvoor heeft het ziekenhuis een afdeling. In de verloskamer zie je mensen op hun sterkst en op hun teerst. Hier is plaats voor grote blijdschap en ijselijke, onbegrijpelijke tragedies, wit en stil. De vreemde herkomst van onze levensvorm is hier dichtbij.
     De pijn, de roes, de gevaren van de oerkrachten die gepaard gaan met de geboorte worden hier opgevangen, verzacht en schoongewassen. Met de hulp van verloskundigen en verplegers landen moeders en hun baby’s weer in de mensenwereld. De broers en ouders, de vrienden zijn kort daarna alweer druk bezig met hun werk en verplichtingen, ze zwermen uit. Voor moeder en kind blijft de wereld nog een tijdje klein, dat wil zeggen zo groot als de afstand waarop ze elkaar kunnen ruiken.

Time-out
Na een operatie of een zware ziekte heb je een plek nodig om op te krabbelen, waar ze goed voor je zorgen. Met de terugkeer van je krachten kan het verblijf hier zelfs een periode met een eigen schoonheid zijn. Je bent in een kalme omgeving, die een onverstoorbare regelmaat heeft. Het werk en het huishouden zijn ver weg. Je ziet alleen de paar mensen van wie je houdt. Er is geen afleiding, geen haast en geen ruis. Daarvan wordt het stiller in je hoofd en je gaat automatisch nadenken over wat je nou echt wilt en wat er nou werkelijk toe doet in het leven. Je relativeert een hoop opwinding en kletspraat. Je kwetsbaarheid en afhankelijkheid zijn hier een levensgroot feit. En ervan wegkijken of ze overschreeuwen gaat even niet. En dat geeft rust. Het stemt nederig. Je hebt mensen die in het ziekenhuis ook een beetje genezen van hun ongeduld en hun grote mond.

Uitgang
Een bezoeker aan het ziekenhuis, die langsgaat bij een vriend, familielid of geliefde, voelt instinctief dat het een onveilige omgeving is. Een gebouw vol zieken, ziektekiemen, gevaarlijke chemicaliën en straling. Een wereld vol met onder de duim gehouden zorgen en pijn. Ergens ter hoogte van je middenrif zet iets zich schrap, je vermijdt het om diep in te ademen en je wilt zo min mogelijk aanraken. Natuurlijk speelt iedereen mee in het theater van vertrouwen in kennis, apparatuur en medicijnen, en betoont iedereen respect aan het werk van dokters en verplegers. Ze kletsen aan het bed, zetten een bloemetje in een vaas en leggen het meegebrachte boek op het nachtkastje. Dat is het beste wat bezoekers kunnen doen voor hun vriend of geliefde. Maar als ze de schuifdeuren passeren en de parkeerplaats op lopen, omringd door stijve kale bomen, ademen ze diep uit, kijken even naar de bewolkte hemel tussen de gebouwen en doen zich te goed aan de koude stadslucht.

Dirk van Weelden (1957) is schrijver en redacteur van De Gids. Hij debuteerde in 1987 samen met Martin Bril met Arbeidsvitaminen. Het abc van Bril & Van Weelden, daarna in 1989 solo met Tegenwoordigheid van geest. Hij schreef romans, novellen en bundels met essays en verhalen. In 2022 verscheen zijn meest recente titel: Het voorbeeld van hun liefde.


Meer van deze auteur