Is er iets in uw leven waarvoor u de volle verantwoordelijkheid neemt?

Voor alles wat ik doe probeer ik de volle verantwoordelijkheid te nemen. Met andere woorden: als ik mezelf ergens de schuld van kan geven dan doe ik dat. Vroeger kon ik daar best ver in gaan. Ik viel vaak op jongens met narcistische trekken, zoals mijn vader ze noemde. Mijn vader was psychotherapeut. Mensen die zichzelf overal de schuld van geven kunnen het goed vinden met narcisten. 

Niet dat ik een ander nooit iets kwalijk nam. Nog steeds kan ik behoorlijk kwaad op mensen worden. Als iemand me lullig behandelt dan vergeet ik dat niet. Soms schiet me plotseling iets te binnen wat iemand jaren geleden tegen me zei en dan kan ik daar weer een hele dag boos over zijn. Maar dat doe ik mezelf aan, dat weet ik wel. Dat kan ik die ander – die trut – dan niet aanrekenen. 

Voor wat ik níet doe neem ik ook de volle verantwoordelijkheid. Ik ben niet zo erg geëngageerd, wat niet wil zeggen dat ik niet op de hoogte ben. Ik heb gewoon geen behoefte om mijn mening te geven over Donald Trump of terrorisme of de vluchtelingenstroom, omdat ik vind dat die niet veel toevoegt aan wat al duizend keer op sociale media is gezegd. Verder geef ik weinig aan mensen die het slechter hebben dan ik. Het kleine beetje geld dat ik heb houd ik voor mezelf. Wat ik wel zou kunnen geven is tijd. Vrijwilligerswerk, dat zou ik kunnen doen. Alleen ben ik niet goed in het bijstaan van mensen. Een tijdje geleden viel er voor mijn neus een oude man van zijn elektrische fiets. Toen ik bij hem stopte stond er al iemand aan hem te sjorren en toen ik zijn fiets, die half over hem heen lag, vastpakte, begon de motor ineens te razen. ‘Mijn hondje,’ riep de man, ‘mijn hondje.’ Door het lawaai kon ik hem bijna niet verstaan. Zijn hondje zat klem in de fietsmand achterop, maar ik kon er niet bij omdat ik het stuur vasthield. Intussen ging het geraas maar door, totdat iemand zei dat ik het stuur moest loslaten. Toen ik dat deed was het plotseling stil. Een omstander bevrijdde het hondje en een ander ontfermde zich over de man. Ik kan hier niets meer betekenen, dacht ik, dus ben ik weggegaan. Zo gaat het vaak als ik mensen help. 

Hoe leeft u? En hoe moeten wij leven?

Ik geef niet graag advies en ik ben niet zo dol op mensen die dat wel graag doen, misschien omdat ik er erg gevoelig voor ben. Er is veel dat ik me wel kan voorstellen, dus als iemand zegt ‘het is echt beter voor je voeten om alleen nog maar Birkenstocks te dragen’ dan overweeg ik dat. Dat heb ik gemeen met het personage in mijn boek. De flaptekst spreekt van een ‘stuurloze hoofdpersoon’. Misschien was ik dat vroeger wel. Het is goed om open te staan voor andere ideeën, maar je moet die ideeën wel aan een eigen waarheid kunnen toetsen. Die had ik lange tijd niet. Van mijn lagereschoolperiode herinner ik me voornamelijk angst. Ik wist niet wat je moest doen om ‘normaal’ over te komen, dus was ik voortdurend bezig dat bij andere kinderen af te kijken. Doodvermoeiend vond ik dat. 

Wat een ander nodig had was altijd snel helder voor mij, vaak voordat ik wist wat ik zelf eigenlijk wilde. Tegenwoordig pas ik me minder aan. En als ik het per ongeluk toch doe ben ik me er sneller van bewust. Zoals de keer dat ik een week voor een hond zorgde. Elke dag liet ik hem uit en als hij me dan de bosjes in trok of ergens een half uur bleef staan, dacht ik: hij zal er wel een reden voor hebben. Inmiddels dwingt mijn zoon van twee me om steviger in mijn schoenen te staan. Dat is prettig op een confronterende manier. Laatst haalde ik hem op van het kinderdagverblijf. Deze kant op, zei hij. Hij wilde door het park. Een paar meter verder wilde hij ineens ‘langs de boten’, dus over de kade naar huis. Ik weet best dat je niet mee moet gaan in de wispelturigheid van een peuter en toch keerde ik om en nam de andere route. Het was een reflex. Vervolgens wilde hij niet meer langs de boten, maar door het park. 

Met mijn toegeeflijkheid doe ik mijn zoon tekort, daarom ben ik hard bezig die af te leren. Mijn vriend en ik bepalen hoe hij leeft, anders gaat hij dood. Maar er zijn ook dingen waarover hij zelf moet kunnen beslissen, kleine, wezenlijke dingen: of hij me een kus wil geven voor het slapen gaan, of hij ergens kwaad of verdrietig om wil zijn of niet. Anders neem ik hem stukje bij beetje zijn waarheid af, zijn zelfvertrouwen. Ook later hoop ik hem zijn eigen keuzes te kunnen laten maken. Zelf werd ik op mijn zestiende verliefd op een niet zo intelligente jongen die verslaafd was aan de heroïne. Mijn ouders protesteerden niet. Verbieden werkt averechts, moeten ze gedacht hebben, ze komt er vanzelf wel achter of dit iets voor haar is. Daar spreekt vertrouwen uit, vind ik. 

Er zijn natuurlijk wel grenzen. Ik kan niet te lang met iemand meebuigen, dan word ik hard en direct. Dan doe ik dat waar ik bij anderen niet goed tegen kan, dan vertel ik ze hoe ze moeten leven. Meestal gaat het om mensen bij wie ik me betrokken voel, als ik vind dat ze niet eerlijk zijn tegen zichzelf. Iemand moet ze de waarheid vertellen, denk ik dan. Maar ik kan niet goed doseren. Het is een paar keer gebeurd dat een vriendin het contact verbrak omdat ik te duidelijk was. Ik begrijp wel dat mensen zich terugtrekken als ze zich aangevallen voelen, alleen heb ik liever dat ze me tegengas geven, dat ze zeggen wat ze niet aan me bevalt, dan kunnen we het tenminste ergens over hebben. Maar ik kan een ander niet voorschrijven hoe hij moet reageren. Gelukkig weet ik tegenwoordig beter wanneer ik mijn mond moet houden. Tegenwoordig ben ik eigenlijk perfect. 

Wat is de gevaarlijkste illusie die mensen kunnen koesteren?

Dat ze perfect zijn. Dat ze alles nu wel weten. Dat ze geen enorme blinde vlek hebben voor zichzelf.

Jente Posthuma (1974) debuteerde in 2016 met de roman Mensen zonder uitstraling, waarvoor ze drie prijsnominaties ontving. Haar tweede roman Waar ik liever niet aan denk verscheen in 2020. Ze werkt aan een literair non-fictieboek en een podcast.

Meer van deze auteur