Zo zou het moeten gaan: je bent op de bovenste verdieping uit het raam geklommen en staat daar nu op een richel op het punt naar beneden te springen, terwijl er ondertussen van alle kanten van alles naar je wordt geroepen om je daarvan te weerhouden (‘je hebt zoveel om voor te leven’, ‘voor alles is er een oplossing’, ‘we houden toch van je’), dingen die alleen maar je wanhoop en vastbeslotenheid voeden, en je stapt al bijna weg van de muur wanneer er plotseling iemand naast je komt staan die je hand pakt, met een knik van zijn hoofd in de diepte wijst, en zegt: ‘Ben jij ook zo bang?’

Geen arts nee, geen priester, psychiater of filosoof is het. Niet een van degenen die op de valreep verlichting willen komen brengen, een armvol argumenten komen aandragen, een mandje medicijnen, excuses, hartenkreten. Ook geen goede vriend of vriendin of iemand uit de familie – de naasten die je nu eenmaal voor geen prijs zouden laten gaan – maar iemand die zelf al eens een paar stappen buiten het decor van de wereld heeft gezet, en er nu ook een beetje de weg kent, zodat je daar – voorbij de woede om te leven, misschien wel de enige plek waar nog ruimte is om te keren – opeens niet meer alleen bent in je verlatenheid. Meer heeft hij ook niet te bieden, niets buiten deze ervaring, het moment van de waarheid.

Hoe dan ook, we stonden ooit samen in een uitverkocht Ahoy bij een concert van Bruce Springsteen, waar ik na afloop live verslag van zou doen op de televisie, toen ze plotseling wegliep om naar de wc te gaan. Paniekvogel die ik ben begon ik me direct zorgen te maken of ze me wel zou weten terug te vinden in het donker, te midden van die duizenden mensen. Maar nog geen tien minuten later stond ze alweer naast me en vertelde met een mengeling van ongeloof en opwinding in haar stem dat ze de hele weg terug door een opeenvolging van behulpzaam wijzende vingers weer naar haar plek was geleid.

Destijds schreef ik dit kleine wonder toe aan het unieke pact dat Springsteen via zijn muziek met zijn publiek heeft gesloten, inclusief het telkens doen ontstaan van een instant-gemeenschap waarin iedereen met iedereen is verbonden. Een kwestie van ‘faith’ en ‘magic in the night’. Maar nu ze er niet meer is – ze is weg, ze hield het niet langer – en ik als een blinde de contouren van haar afwezigheid aftast, weet ik dat het zeker ook aan háár lag, aan hoe zij was, dat iedereen waar ze toen langs was gelopen zich nog precies wist te herinneren waar ze vandaan was gekomen.

En ik ga er dan maar van uit dat de schimmen in die andere Ahoy haar op vergelijkbare wijze zullen helpen om via de weg die zij zich door onze levens heeft gebaand de plek terug te vinden waar wij nu, opeens hopeloos verdwaald, verweesd zijn blijven staan.

Roel Bentz van den Berg (1949) studeerde filosofie. Behalve schrijver was hij ook radiomaker bij het VPRO-programma De Avonden en medewerker van NRC Handelsblad. Van zijn hand verschenen meerdere essaybundels, waarvan Zapdansen (2005) de Jan Hanlo Essayprijs Groot kreeg. In 2016 verscheen zijn meest recente roman Het naderen van een brug. 

Meer van deze auteur