Weinig is zo bepalend voor de Nederlandse literatuur als het Nederlandse landschap. Schrijvers en dichters hebben zich er vol overgave door laten inspireren. Het sprak van hun gemoedstoestand, stond symbool voor alles wat het bestaan behelst, is bezongen en vervloekt, en personages werden eraan overgeleverd, met hun lotsbestemming en al. Het leek de redactie van De Gids daarom relevant het 180-jarig jubileum te vieren met een themanummer dat geheel gewijd is aan het Nederlandse landschap.

De mythe wil dat het Nederlandse landschap geheel door mensen is bepaald, en in zekere zin is dat ook zo. Elke vierkante meter is al dan niet opzettelijk door mensen gevormd en onderwerp van plannen voor de toekomst. Het is op te vatten is als een tijdmachine waarin verleden, heden en toekomst tegelijk aanwezig zijn.

Toch is dat niet het hele verhaal. De Nederlander mag dan eindeloos aan het landschap sleutelen, wat hij doet is altijd een reactie geweest op factoren die buiten zijn macht liggen: wateroverschot, energiebehoefte en noodzakelijke voedselvoorziening. Deze wisselwerking heeft geleid tot een permanente verandering van ons landschap.

Voor dit themanummer heeft de redactie schrijvers en dichters verzocht te schrijven over delen van ons landschap waarmee zij zich verbonden weten en in te gaan op veranderingen die zij erin waarnemen. Niet alleen stellen ze een deel of een aspect van dat landschap in hun tekst aan de orde, in de zes lange en negen korte bijdragen integreren ze het ook in wat als een proeve van hun werk gezien kan worden. Vanwege het onderzoek dat het AMO (het researchbureau, verbonden aan het OMA van Rem Koolhaas) doet naar ‘countryside’ is het gevraagd een bijdrage te leveren waarin de ontwikkeling van ons landschap kernachtig wordt uitgedrukt.

Dirk van Weelden en Edzard Mik,
namens de redactie van De Gids