Het was misschien Alfons Jan Quinten Ballasts overleden moeder die in zijn buitenverblijf op het zonovergoten, Zuid-Italiaanse platteland op een keukenstoel de kasten poetste en het flesje tabasco samen met de grote kaasschaaf raakte, waardoor de keukenkast openvloog en het touw dat vanmorgen provisoir tussen het kapotte rolluik en de klink was vastgeknoopt traag loskwam; het rolluik op de kop van het aapje met cimbalen donderde; het aapje de armen spreidde en het miniatuurvliegtuig op pad stuurde om de radio in de keuken omver te stoten, waarvan de antenne aan het ijzeren hangvergiet bleef steken; het vergiet tegen de donkergroene fles Bertolli aan tolde, de vleesmessen die aan een magnetische strook plakten, de Bialetti-percolator en ten slotte de lange pizzaspatel die vooroverviel op de vloer en hij, ondertussen een oude man met een tracheostoma, bij dat gekletter wakker schrok en zijn lege rolstoel vanzelf naar zich toe zag rollen. Slaapdronken keek hij om zich heen om de ruimte op te nemen. Hij oriënteerde zich dankzij het plakboek op het witte, plastic tafeltje waarop hij in slaap was gevallen. Toen zijn meid een uur later met boodschappen en een Vlaamse krant onder haar oksel thuiskwam, vond ze hem met een slab van gestold bloed afkomstig uit zijn keel levenloos terug op de patio, de uitgerukte canule op zijn buik onder zijn gevouwen handen en het plakboek als hoofdkussen.

Er is geen sprekender beeld dat het begin van Alfons’ carrière samenbalt dan Quinten Ballast, Alfons’ vader, die met thermoskan en brooddoos een siësta houdt in zijn persoonlijke grafkist, die hij na zijn pensioen en parkinsondiagnose besloot te timmeren: de laatste kist die door Uitvaart Ballast handmatig zou worden vervaardigd. Alfons was dapper, wist zijn moeder, maar ontbeerde de finesse, de gevoeligheid en de eerbied om mensen in verse rouw te begeleiden. Tegen de tijd dat vader Quinten werd begraven, was het nagelaten familiebedrijf uitgegroeid tot een imperium waar grafkisten aan de lopende band door mechanische armen in elkaar werden geklikt en geschroefd. Aan de koffietafel uitte Alfons’ moeder een laatste keer haar bezorgdheid over de koers van het bedrijf, maar Alfons’ koppigheid was onomstootbaar. Waar vader Ballast investeerde in een vertrouwensband, investeerde Alfons in een webshop.

Het gamma vertakte zich in Personalized, Design, Modern Classic, Classic, Eco, Luxury, Print, Custom Made en werd aangevuld met accessoires, de mogelijkheid je eigen kist te ontwerpen, maar ook urnen en kinderkisten. Mogelijke investeerders verbaasden zich over de cijfers die Uitvaart Ballast na de eerste jaren kon presenteren. Alfons won hun vertrouwen. Volgens de website bediende Uitvaart Ballast ‘als producent het Europese vasteland’, streefde het bedrijf ‘naar een vruchtbare samenwerking met alle betrokkenen’, opereerde hij ‘marktgericht’. Al snel won Uitvaart Ballast de European Funeral Innovation Award en stonden er over heel Europa 5798 arbeiders en bedienden op de loonlijst.

Alfons was een bloemrijk figuur die genoot van media-aandacht. Hij liet zich graag zien in politieke praatprogramma’s, quizzen en komische talkshows. Hij belichaamde een Europese droom, zo zei hij zelf, waarbij hij telkens in de verf zette dat het nemen van risico’s een van de grootste heldendeugden is van deze tijd. Wanneer een journalist hem vroeg waarom hij zijn hoofdvestiging nog in Vlaanderen hield, haalde hij zijn schouders op, antwoordde hij dat hij ‘simpelweg trouw’ was. Ook na de dood van zijn moeder verhuisde Alfons het bedrijf niet. Een legislatuur lang gebruikten rechtse parlementariërs hem als wapen tegen de oppositie; ze noemden hem een uitzondering die ondanks de zware vermogensbelasting trouw in Vlaanderen bleef. Links verstomde en wist van Alfons nooit een wapen te maken. Kort daarna lekte er informatie naar de pers over een groot netwerk van belastingfraude. Ook Uitvaart Ballast werd in de lijsten vernoemd. Sommige kranten schreven dat Uitvaart Ballast omwille van de boete en de sancties op de rand van het faillissement stond, anderen dat het bedrijf er amper door werd geraakt, gestaafd met hypothetische berekeningen en foto’s en filmpjes die alludeerden dat Alfons in de politiek een grotere hand had dan hij zelf wilde toegeven.

Het belastingschandaal was olie op het vuur voor de activisten die al maandenlang in Parijs en Brussel protesteerden tegen de toenemende sociale ongelijkheid. Op een zondag barstten in Parijs hevige rellen los en vielen er slachtoffers. De politiek hield vast aan het status quo. Ook al was Uitvaart Ballast maar een dwerg vergeleken met sommige internetgiganten en energiebedrijven, in Vlaanderen plakte sommige pers zijn bekende gezicht op het schandaal. Alfons was een van de weinigen, zo niet de enige, aan wie men het onrechtvaardige politieke beleid kon ophangen, de enige die men in Vlaanderen kon opwerpen als zondebok, met een foto van diens gezicht in plaats van een cartoon vol veralgemeningen.

Er ontstonden mythische verhalen over wat er in bezemhokken in Brussel werd beslist: dat Uitvaart Ballast deals sloot met Europa om luxekisten te leveren; dat Alfons in lobby’s, onder meer de wapenlobby, zetelde die gewelddadige conflicten uitlokten. Als tegenreactie op de geruchten stortte Alfons openlijk geld aan ngo’s, zette zich in voor ontwikkelingsorganisaties en deed bij het afbranden van de Notre-Dame gul en met opgeblazen borst zijn fiscaal aftrekbare duit in het zakje – handelingen die verdeeldheid creëerden: bij sommigen bewezen ze zijn goede bedoelingen, anderen zagen het als oppoetsen van zijn blazoen, dat duidde op de omvang van zijn politieke macht en de ongelijkheid die hij ermee in de hand werkte.

Ondanks deze verdeeldheid bleef zijn populariteit stijgen. ‘Hij is gewoon een steengoeie zakenman,’ klonk het bij de sympathisanten. Het is rond die tijd dat ik als ‘jonge journaliste met kunstzinnige ambities’ – Alfons’ woorden – het voorrecht kreeg drie pagina’s in de krant aan een interview met hem te wijden. Gretig ging ik op het voorstel in, want het ontmaskeren van Alfons J.Q. Ballast viel in mijn jeugdige naïviteit samen met het ontmaskeren van een corrupte politiek waarvan de leiders of om winst kwijlden of machteloos stonden, zonder hun machteloosheid te kunnen toegeven.\
Tijdens mijn voorbereiding was ik aanvankelijk op zoek geweest naar wat Alfons behalve belastingfraude nog meer op zijn kerfstok had, naar sluitende bewijzen voor de vele geruchten, maar meer en meer begon ik me af te vragen waarom vele burgers en politici hem ondanks al die geruchten zo sympathiek vonden. Hoe kwam het dat Alfons door het ene kamp als een fotogenieke duivel in het grote eskadron werd geportretteerd, terwijl zijn populariteit in het andere kamp de hemel in schoot? Alfons bezat een charmerende gul- en gulzigheid, maar ik wilde ook niet zomaar geloven dat het ene kamp dommer was dan het andere kamp, met andere woorden, dat de belastingontduiking een te abstract iets was voor rechtse kiezers om te begrijpen. Kon het echt waar zijn dat de nakende verkiezingen beslecht zouden worden op basis van een fabrikant van doodskisten die het talent had volledig met zichzelf samen te vallen?

Hij wachtte me op bij een bruine kroeg, in een bordeaux smoking met een paarse strik en zakdoek. Hij groette me vriendelijk met een theatrale buiging. (Aan het einde van het interview zou hij me op de wang kussen.) Ik stelde hem voor verder te roken terwijl ik binnen alles voor het interview in gereedheid bracht, maar hij wilde het interview elders afleggen en hij gidste me naar een Cubaanse bar boven een pizzeria. Alfons bestelde een brede schotel tapas die niet op de kaart stond, en we aten. Mijn persoonlijke frustratie tegenover rijken uit zich meestal in het feit dat ze altijd iets anders en bijzonders willen, alsof ze zich bevoorrecht willen voelen, en ik betrapte mezelf er tijdens het interview op die frustratie niet altijd even goed te kunnen wegmoffelen. Hieronder neem ik een tekenende flard van het interview over zoals ik het op mijn recorder heb.

‘U begrijpt, meneer Ballast, welke geruchten de ronde doen?’

‘Dat ik uit strategische redenen geld gepompt zou hebben in het aanwakkeren van oorlogsconflicten?’

‘Het is een kleinigheidje om de genomen beslissingen hier op te dissen.’

‘Jij wilt dat gewoon graag bevestigd zien. Dat maakt het niet waar.’

‘Dat moet u mij uitleggen.’

‘Het past makkelijk in de waarheid van journalisten. Maar er zijn geen feiten, enkel gereconstrueerde feiten. Op basis van wat ik van jou heb gelezen, dacht ik dat je capabel genoeg was dat te begrijpen.’

‘Er zijn dus enkel leugens?’

‘Nee. Het is alleen zeer makkelijk om in leugens te vervallen wanneer de zaken zo complex zijn.’

‘Waarom legt u mij die complexiteit dan niet uit?’

‘Waarom zou ik mij moeten verantwoorden voor de kansen en risico’s die ik als zakenman heb genomen?’

‘Ik kan niet bewijzen dat u bloed aan uw handen hebt, maar…’

‘Bloed aan mijn handen, zet je dat zo in de tekst?’

‘Nee, dat doe ik niet. Ik wil hier alleen een eerlijk spel spelen.’

‘Dat eergevoel siert je.’

‘Maar dus, als we het hebben over het belastingschandaal, meneer Ballast, dan lijkt er mij vandaag de dag geen beter beeld dat de wreedheid van ons politiek stelsel illustreert dan de slachtoffers van de rellen in Parijs die in uw kisten worden opgebaard.’

‘Het lag in de lijn van alle verwachtingen dat ik de grafkisten aan Europa zou leveren. Die miljoenenboete had daar niks mee te maken. Dat was trouwens op een heel ander beleidsniveau.’

‘Doet dat ertoe?’

‘Nu gaat jouw eergevoel me iets te ver. Hoeveel mensen gebruiken Google niet? En terecht trouwens, anders stort de wereldeconomie in elkaar.’

‘Nu implodeert ze evengoed.’

‘Er zijn genoeg bedrijven die met regeringsleiders deals sluiten en die het achterste van hun tong niet tonen.’

‘Dat klopt. Maar het is met die openbare dienst openlijk geïllustreerd: u heeft financieel baat bij de slachtoffers van de rellen, die protesteerden tegen uw gigantische winst.’

‘Mijn bedrijf heeft nu eenmaal baat bij de dood.’

‘Daar kan ik inkomen, maar vindt u het niet tragisch dat u op geen enkele manier te benadelen bent?’

(Een vettige lach) ‘Ik kan je alleen maar dit toevertrouwen: dood is er genoeg, klanten zijn er genoeg. Waarom zou ik, als grootste begrafenisonderneming van Europa met genoeg contracten om honderd jaar mensen over de Styx te varen, ook nog energie moeten steken in het maken van slachtoffers? Zulke slechte mensen bestaan enkel in strips.’

‘Dus er is hier sprake van politieke blindheid?’

‘Ik wil alleen maar zeggen dat ik niet diegene ben die mensen de dood in stuurt.’

‘Dat zeg ik ook niet, Meneer Ballast.’

‘Mijn punt is: als succesvol zakenman moet je ook wat geluk hebben. Dat geluk heb ik gehad, en dat geluk is de enige aanwijzing voor de media om mij af te straffen.’

‘Ik straf u niet af. En misschien vindt u het prettig te weten dat ik u niet zomaar in naam van de krant interview, maar ook in naam van mezelf. Ik vind dat u een grens van ons huidige economische systeem belichaamt. Misschien zelfs een perverse grens.’

‘Je zult het misschien vreemd vinden, maar wat je daar zegt, vind ik een mooi compliment. Ken je De drie musketiers?’

‘Ik moet toegeven van niet.’

‘Weet je wat het verschil is tussen Don Quichot en d’Artagnan?’

‘D’Artagnan had drie vrienden? U zult het mij ongetwijfeld uitleggen.’

‘D’Artagnan is de Europese held, en niemand begrijpt echt goed waarom. Elk sleutelgevecht dat de onervaren d’Artagnan wint, wint hij dankzij geluk. God, of Dumas, was hem goedgezind, Cervantes Don Quichot toch iets minder. Wat mij van Don Quichot onderscheidt, is precies hetzelfde geluk dat d’Artagnan te beurt viel. En weet je wat ik nog het mooist vind aan mijn bijnaam? D’Artagnan werd indertijd verslonden door het Franse volk. Na de Franse Revolutie nota bene! Ik moet er niet te beroerd over wezen, mijn succes bestaat natuurlijk niet uit puur geluk. De sleutel achter mijn succes is dezelfde als die achter het succes van Dumas’ hoofdpersonage: de mensen zien mij graag.’

Op zijn vijfenvijftigste verdween hij van het toneel omdat er strottenhoofdkanker werd vastgesteld en hij na zijn operatie niet meer in staat was te praten. Zijn leven keerde zich inwaarts, in het contemplatieve, want ‘een andere vorm van leven zou anderen alleen maar tot last zijn’.

Op zijn begrafenis kwam een socialist op me af die de vreemde nood voelde me te ondervragen. Hij kwam naast me staan en fluisterde in mijn oor: ‘De held is altijd een pervert op de grens. Net als d’Artagnan! Twee verkiezingen terug heeft bijna elke partij hem gevraagd om op hun lijst te staan.’

‘Fijn,’ antwoordde ik kort.

‘Waarom trekt u in twijfel dat hij politieke macht uitoefende?’ lachte hij.

‘Sorry, wat bedoelt u?’

‘Alfons moet je niet zien als een politicus, maar als een verdwaalde held die met een balk over zijn schouder de veldslagen wint. Zolang de dood er is, is er nood aan een grafkist. Dat is het begin van de beschaving.’

‘Iedereen in dezelfde mand geboren wordt door hetzelfde lot doorgespoeld,’ citeerde ik.

‘Ja, schitterend toch!’ lachte de socialist.

Ik had geen zin om met de socialist herinneringen op te vissen. Ik begreep niet wat hij van me wilde, bedankte hem en trok me terug. Thuis vielen de puzzelstukjes samen: Alfons’ notaris had mij dat plakboek opgestuurd. Alsof Alfons me postuum vroeg zijn biografe te worden. Bij het doorbladeren van het plakboek werd het me duidelijk dat hij zijn acteursrol nooit volledig van zich af heeft geworpen, zelfs niet met zijn doorboorde keel. Hij lijkt zich van andermans nieuwsgierigheid bewust te zijn en dikt op een arrogante manier het mysterie rond zijn figuur nog aan. Het vertroebelt zijn bedoelingen, zijn eerlijkheid. Ik stuitte op een tekening waarop een rood aangelopen Alfons als een woedende persiflage van zichzelf op een berg grafkisten springt. De kisten kraken onder zijn sprong en versplinteren als enorme kakkerlakken. Op de achtergrond van de tekening zie ik mezelf geschetst met cartooneske uitvergrotingen, een recorder vastgehaakt aan de rand van mijn broekzak en een roodgloeiend notitieblok in de hand. Daarnaast twee uitgeknipte teksten uit het diepte-interview: ‘Eerder dan “één voor allen, allen voor één” lijkt Ballasts verhaal iets in de trant van “allen voor één, alles voor een ander”’// ‘”Waarom ik de nood voelde miljoenen te ontduiken? Ik wilde bewijzen dat zo’n heethoofd als ik ermee wegkwam.”’

Maar op de laatste bladzijde staat naast een emotionele brief aan zijn overleden moeder – waarvan ik de inhoud voorlopig nog verhul – een afbeelding waarin ik naast trots ook een vorm van spijt of verantwoordelijkheidsgevoel kan aflezen: de openbare dienst aan het graf van de onbekende soldaat, waar de zeventien slachtoffers van de losgebarsten protestrellen liggen opgebaard in Alfons’ luxekisten.

Giuseppe Minervini (1994) studeerde filosofie en Westerse literatuur aan de KU Leuven, publiceerde proza en poëzie in o.m. De Titaan, De Optimist, Het Liegend Konijn, Hard// hoofd, Kluger Hans en DW B. 

Meer van deze auteur