Hallucinaties, hyperventilatie, nachtmerries, paranoia. Als ik aan de tropen denk, denk ik aan Lariam, het antimalariamiddel dat ik meekreeg voor een reis door Indonesië die een voortijdig einde leek te vinden toen ik op een nacht op ellebogen en knieën door de varens kroop in de vaste overtuiging dat mijn hart het zou begeven voor ik het kleine zwembad had bereikt waarvan het koelgroene water soelaas had kunnen bieden bij deze zoveelste, nu dus waarschijnlijk fatale paniekaanval.

Eigen schuld, game over, had ik me maar niet zo ver buiten de comfortzone van het immer paal en perk stellende westerse bewustzijn moeten begeven dat ik de aandacht kon trekken van het vormeloze monster dat nu eenmaal overal in de oeverloze tropennacht huishoudt, en mij hier al vanaf dag één van boom tot boom achternazat. Een situatie die zelden scherper is verbeeld dan in de film The Predator, waarin Arnold Schwarzenegger het als leider van een legertje huurlingen in de Zuid-Amerikaanse jungle moet opnemen tegen een moordzuchtig wezen waaraan zijn mannen één voor één ten prooi vallen, maar waarvan de gestalte nauwelijks, hoogstens als een trillerige verbuiging in de lichtval, van de omringende groene chaos van varens, lianen en bladeren valt te onderscheiden. De suggestie is dat dit wezen, het verder ongedetermineerde roofdier uit de titel van de film, het wezen van de jungle zelf is, zoals dat telkens de vorm aanneemt van de diepste angsten van elk afzonderlijk individu dat erdoor wordt besprongen.

In de Griekse mythologie werd de geest van het woud gepersonifieerd door de god Pan, de minst geciviliseerde, meest lichamelijke uit het Griekse Pantheon, die elk moment van achter een boom vandaan kon springen om argeloze voorbijgangers een aan extase grenzende doodschrik te bezorgen, met zijn uiterlijk dat – bokkenpoten, hoeven, hoorns, wolvenoren, penismaat XXL, geitensik en al – model heeft gestaan voor dat van de christelijke duivel, Gods persoonlijke schaduw. Hij is de god van de paniek, Pan, zoals die je kan overvallen wanneer je, vanuit het duistere hart van een droom, plotseling beland bent in een extreme midlifecrisis:

Halverwege dit leven dat wij moeten leven
Ontwaakte ik diep in een donker bos
Waar van het rechte pad geen spoor meer was.

Aldus Dante Alighieri aan het begin van de Divina Comedia – in feite één lange exodus uit het enge bos – en hij voegt eraan toe:

Ai! Ik kan er nauwelijks over spreken
Dat bittere, ruige en onbuigzame bos!
De minste of geringste herinnering
Blaast de angst in mijn bloed weer nieuw leven in.

Ik weet niet wat ze aan het begin van de veertiende eeuw allemaal slikten en in de tropen ben ik nooit meer geweest (of er nooit weggekomen), maar inmiddels is Lariam, dat werd ontwikkeld tijdens de Vietnamoorlog (‘Better run through the jungle,’ zong John Fogerty al), in veel landen verboden. In Amerika gebeurde dat nadat een soldaat onder invloed van het middel zeventien Afghaanse burgers had vermoord. Britse militairen krijgen het nog steeds wel voorgeschreven.

Roel Bentz van den Berg (1949) studeerde filosofie. Behalve schrijver was hij ook radiomaker bij het VPRO-programma De Avonden en medewerker van NRC Handelsblad. Van zijn hand verschenen meerdere essaybundels, waarvan Zapdansen (2005) de Jan Hanlo Essayprijs Groot kreeg. In 2016 verscheen zijn meest recente roman Het naderen van een brug. 

Meer van deze auteur