Redactioneel
Aan de achterdeur struikel ik over de kat die aan het vergrendelde luik staat te wachten. Met een ijselijke schreeuw spurt ze weg. Wanneer het zoeklicht van mijn gsm de struiken afspeurt, zie ik haar ogen gloeien. De lichtbundel maakt van de tuin een horrorfilm met gevaarlijke kat, hoog gras, kale takken, mist — mijn handen beven.
De kat is van de vorige bewoners. Ze zijn zonder haar vertrokken, ze zwerft rond in de buurt en het kan de huiseigenaar niet schelen. Soms bonkt ze met haar kop tegen het luik en laat ik haar binnen. Soms bijt ze in mijn pols, soms laat ze zich strelen.
Na vier lesblokken van anderhalf uur was er de vergadering over het Evaluatierapport van het voorbije academiejaar. Het individuele resultaat onder gesloten omslag kon elke docent achteraf opvragen. Tijdens de busrit Gent-Merelbeke bestudeerde ik mijn procenten. Mijn score is duizelingwekkend, vooral op de onderdelen motivatie (Slaagt de lector erin de student te boeien? Heb je de indruk dat de lector een inspanning doet om de student te boeien?) en attitude (Maakt de lesgever een dynamische indruk?).
Ik ben geliefd bij de studenten. Het vak bedrijfscommunicatie geeft de illusie belangrijk te zijn.
In Merelbeke huur ik sinds september een kleine verwaarloosde villa met een grote tuin. Het slot van de voordeur is kapot, de eigenaar heeft beloofd het in orde te brengen maar het is al november en het komt er niet van. Wanneer ik in het donker het tuinpad neem langs de garage en het tuinhok, ben ik bang. Want het licht dat automatisch moet aanspringen, doet het ook niet. Daarom schrik ik zo van de kat.
We bezochten het huis in juni, Maxim was verrukt over de rozenstruiken en de verwilderde kruidentuin, maar nu ben ik alleen en kraken de planken van het tuinhok.
Terwijl een quiche ronddraait in de magnetron komt de oproep. Ik hoop altijd dat het Maxim is, Maxim die zegt ‘Ik beging een vreselijke vergissing.’ Ik herken het nummer van mijn vader en weiger. De lijn moet vrij blijven voor Maxim.
Mijn vader belt onmiddellijk terug.
En opnieuw.
Sorry Louise stoor ik je maar ik zit in moeilijkheden, zegt hij. Anita heeft me op straat gezet. Ze beweert dat…
Wat Anita beweert hoef ik niet te weten, zeg ik.
Misschien klinkt dat onvriendelijk maar daar zijn redenen voor. Tien jaar geleden heeft mijn vader ons verlaten. Op een ochtend vertrok hij om niet meer thuis te komen. Ik herinner me alles precies, niet omdat ik getraumatiseerd zou zijn, maar omdat ik een onfeilbaar geheugen heb. Ik herinner me alles van het oude huis en ik herinner me alles van die ochtend. Hij stond pannenkoekjes te bakken, hij schepte het baksel op mijn bord en gaf zenuwachtige schouderklopjes. Om achteraf te kunnen zeggen: Ik bakte pannenkoekjes, ik ging niet zomaar weg.
Mijn vader in keukenschort was een verdachte vertoning, en toen ik mijn fiets nam in de garage en de dozen zag op de achterbank van zijn Peugeot begreep ik het opzet. Toen drong ook tot me door waarom hij het weekend daarvoor de doucheknop vervangen had, en het tuinhek gerepareerd.
Mijn moeder lag te slapen, ze had de nachtshift gedraaid. Later op de dag zou ze zijn brief vinden.
Diezelfde week stierf haar lievelingskind van de afdeling kinderoncologie. Het kind aan wie ze na haar dienst voorlas. Die ‘zinloze toewijding’ verweet hij haar. Voor mijn moeder was elke terminale glimlach een verovering op later. Ze wilde de kinderen het ziekenhuis doen vergeten, hun kale hoofd, hun misselijkheid, en daarvoor, voor dat vergeten, naaide ze kostuums, organiseerde ze concerten en las ze sprookjes voor. Ze meende niet dat het zinloos was.
In zijn harteloze brief schreef mijn vader dat zij zich voedde met de miserie van kankerkinderen, terwijl de nieuwe geliefde, zijn collega Franse letterkunde, zich laafde aan de schoonheid der letteren.
Het verwijt van de brief kwam hard aan. Hard ook de verdwijning. Alsof een figurant niet opdaagt en plots toch een rol blijkt te spelen, met tekst.
Die eerste weken is mijn moeder een paar keer ingestort.
Drie keer ging ik op weekend in het appartement van Anita. Haar dochters van dertien en vijftien moesten dan een kamer delen, wat ze met lange gezichten deden. Mijn lakens waren niet eens proper. De derde keer was er een bloedspat op het dekbed en een snotspoor op de kussensloop, en dat was dan ook de laatste keer.
Mijn vader troonde nu tussen drie donkere schoonheden die vinnig Frans spraken met grapjes en woordspelingen, over boeken, films en journalisten. Sommige mensen zijn zo soepel en vrij. Hun verstandhouding was moeilijk te verdragen, alsof ze elkaar al heel lang kenden, alsof ik kiezels moest kauwen. Ze knarsten in mijn mond en ik brak mijn tanden. Op een avond ging de oudste bij hem op schoot zitten en noemde hij haar ‘mon petit lapin’.
Om het goed te maken stelde Anita onhandige vragen over mijn hobby’s, mijn lievelingseten, mijn studiekeuze. Romanistiek had ik opgegeven, dat was nu hun domein. In gedachten zag ik mijn vader en Anita tussen twee lessen door een goddeloze tong draaien.
Toen ik voorstelde om het contact te beperken tot een maandelijks etentje, drong mijn vader niet aan. En zelfs die restaurantafspraken hielden we niet vol.
Nu is professor Dubrulle op zoek naar een opvangplek. Kan zijn dochter haar oude vader onderdak geven? Voor een paar weken.
Ik zeg niets.
Het laatste etentje dateert van drie jaar geleden. Ik nam het initiatief, om hem en Maxim aan elkaar voor te stellen. Verliefd en op slag met de wereld verzoend, zocht ik verzoening met mijn vader. Maar hij viel tegen, hij was niet blij voor mij. Hij was afwezig, stelde geen enkele vraag aan Maxim en liet mij betalen.
Louise, je bent de enige aan wie ik het kan vragen.
Ik zal erover nadenken.
Er is iets wat je moet weten: ik ben ziek. Al deze stress is slecht voor mij, doe me niet bedelen, Louise, doe je vader niet smeken.
Doe je vader niet smeken?
Hoe mijn moeder een kans afsmeekte. Hoe ze zichzelf verketterde. Voor de flauwe seks, en voor haar ongeletterdheid want ze was verpleegster en geen filatelist — ze bedoelde filoloog.
Hoe ze zelf de kinderen van het ziekenhuis terminale energiezuigers noemde!
Hoe ze hun geschiedenis, van hem en haar, opriep.
Weet je nog. Weet je nog die koude winter weet je nog Normandië weet je nog die hagedis in Nîmes — maar hij wist niets meer, hij wilde niets meer van haar weten.
Ik nam haar onder handen en ze zei Gelukkig heb ik jou Louise.
Toen al was ik goed in crisismanagement.
De mist sluit het huis in, nu moet ik de gordijnen dichtschuiven en dit gesprek beëindigen. Ik vraag niet naar Anita. Ik vraag niet naar zijn ziekte.
Bel morgenavond terug, zeg ik. En ik hoop dat mijn kilte hem zal ontmoedigen.
De kat bonkt tegen het luik en ik ontgrendel. Ze krijgt wat eiervulling van de quiche.
Natuurlijk belt hij terug. Heb je al nagedacht?
Neen. Ik heb het spookbeeld verdrongen en gewerkt vandaag. Communicatietraining voor toekomstige woordvoerders. Zichzelf verkopen aan bedrijven is hun ambitie. Dan moeten ze uitleggen waarom de treinen vertraging hebben, het geneesmiddel niet werkt, de groenten giftig zijn, de rente te hoog ligt, het schip gezonken is, de roetsjbaan neerstortte. De wet van de markt of van het menselijk falen.
Zeg niet We hebben begrip voor de klachten. Zeg De zaak zal onderzocht worden.
Onthoud: je bent geen brug, je bent een muur. Je blik is hard, je rug is recht, je glimlach zelfbewust.
En zijn toffe vrienden, waar zijn ze? Laat ze maar uitleggen waarom het onmogelijk is om een zieke man in huis te nemen.
Louise?
Hij maakt het moeilijk wanneer hij mijn naam zegt. Zeventien jaar heb ik hem dagelijks gekend.
Ik heb een gastenkamer. De vorige huurders lieten het bed staan.
En zo wordt hij gebracht door Benny, die zegt geen vriend te zijn, hem niet te kennen. Anita schakelde Benny in voor dit transport.
Mijn vader schuifelt over de oprit in roodfluwelen pantoffels, hij draagt een regenjas over zijn pyjama. Vermagerd maar nog steeds een mooie man. Met keizerlijke muiltjes. Hij kijkt zelfs naar de wolken.
We installeren hem op de bank en dragen een paar dozen naar het gastenkamertje.
Terwijl mijn vader indommelt, krijg ik de informatie. Na drie jaar is de ziekte uitgezaaid in rug en hersenen, fluistert Benny.
En dan gaat hij weg en blijf ik ermee zitten.
Na het dutje begint het al. Het gastenkamertje deugt niet. Er is een grote schimmelplek naast het venster en het bed staat verkeerd. Het oosten is de juiste richting. Het voltapijt is slecht voor hem, hij riskeert allergie en de uitgesleten plekken kunnen hem doen vallen. Hij heeft een nachtkastje nodig. Het rolluik zit vast en er zijn geen gordijnen.
De kraan van de badkamer lekt, hij hoort ze druppen als een klok die tikt.
Of de verwarming hoger kan?
En tussendoor Het spijt me, het spijt me Louise.
Voorlopig slaapt hij op de bank in de woonkamer. Die eerste avond eet hij een kom soep. De verwarming wordt opgedreven.
Tegen het einde van de eerste week wordt het ziekbed bezorgd.
Ik kom thuis in het donker en zie hem zitten in dat bed. De horror is binnengeslopen, met verlichte ramen.
Nu monopoliseert hij de woonkamer met de tuin aan de rechterkant, het televisiescherm links. Om de hoek maak ik soep. Goed mixen, roept hij al zappend. Het narratologisch genie amuseert zich met First Dates en Ex on the Beach.
Bij elke hap zegt hij dat het hem spijt.
Maar wat spijt je dan? Wát spijt je dan?
Dat ik hier zit, zegt hij. Dat ik je moeder zo lelijk behandelde en nu zelf…
Ja, het spijt mij ook, schreeuw ik, dat je hier zit.
De thuisverpleger klopt aan de achterdeur.
Herinner je je de kostuums van je moeder, Louise? Die drakenkop, weet je dat nog?
Neen, zeg ik, ik weet niets meer.
Ik deed zo lelijk tegen je moeder Louise.
Laat haar vooral met rust, zeg ik. Niet alleen tegen haar.
De kat blaast naar hem.
Een dikke metaalkleurige vlieg komt op zijn voorhoofd zitten.
Een barst in de muur heeft de vorm van een kruis.
Hij ervaart negatieve energie in het huis. Het is afkomstig van een synthetisch dekbed.
Energetische stralingen, materialen en windrichtingen. En de dagelijkse tarotlegging. Een medepatiënt legde tarot in de wachtzaal, en het kwam altijd uit. Vroeg of laat bewandelt elkeen de weg van het verborgene, Louise.
De kaarten zorgen voor wisselende buien. Ze zorgen voor hoop en euforie. Hij zal een camper kopen en rondreizen. Vooral doen, zeg ik. Soms krimpt hij in elkaar bij een doodsvonnis.
De kerstdagen zijn onwennig maar mij kan het niet schelen.
Die kerstfilm van je moeder, Louise, hoe heette die ook weer?
Ik zou het niet weten, zeg ik.
Ik wacht op de telefoon van Maxim en ik werk hard. Misschien kan ik opleidingshoofd worden.
De kat is nu mijn vriendje, ze schurkt tegen mijn benen. Op een dag keilde mijn vader zijn pillendoos naar de kat die een morfinepil vrat en haar verschoppelingschap vergat.
Het wordt lente. Wanneer de ziekenwagen komt, kleurt de lucht al rozig.
Eind maart krijg ik een oproep van de afdeling oncologie. Of ik meekom op de volgende consultatie. Wie anders?
De immuuntherapie is geweigerd.
Hoeveel maanden? vraagt mijn vader.
Ik spreek niet graag in termen van maanden of procenten, zegt de oncoloog. Dat kan ontmoedigend werken, dan stelt de patiënt zich daarop in.
Behalve Candide, zegt de vroegere hoogleraar. Hoeveel, dokter?
Ik zou zeggen een vijftal maanden.
Vijf, ik wist het. De kaarten hebben zich niet vergist.
De dokter schudt het hoofd en herschikt een potlood.
U kunt terecht in onze palliatieve afdeling, zegt hij. Ik blijf liever bij mijn dochter. Dat begrijpt u wel. Bij het opstaan vertrekt zijn gezicht van de pijn.
De dosis morfine kan vermeerderd worden, zegt de dokter, en er is nog altijd de euthanasieoptie. Met dit dossier wordt een euthanasieaanvraag binnen een week voltrokken. Ik wil u niet bruuskeren, maar voor sommigen is deze mogelijkheid belangrijk. Gewoon de mogelijkheid.
Dat is eind maart.
Dan belt Maxim en zegt: Ik beging een vreselijke vergissing.
We spreken af.
Nu wil Maxim bij mij wonen, bij de bloeiende rozenstruiken. We liggen in het park en kussen. Maxim leeft, met witte tanden en schitterende ogen. Zijn handen fladderen over mij. Ze willen perken aanleggen en bessenstruiken planten.
Maar ik zit vast aan de oude schurk.
Elke dag legt de amateurwaarzegger de kaarten. Zijn handen beven, ze hangen nu vast aan een infuus. Soms moet ik kaarten van de grond rapen.
Misschien kan ik helpen, zeg ik plots. Moet ík de kaarten leggen?
Wanneer je legt moet je erin geloven, zegt hij. Zijn stem is zwak. Je mag de kaarten niet verwerpen.
Ik weet het, papa, ik heb het opgezocht. De Grote Arcana en de Kleine Arcana, ik begrijp de zin ervan. Ik verwerp de kaarten niet. Ik spreek intens en met doorleefde blik. En ik zeg ‘papa’, de eerste keer sinds tien, elf jaar, dat geeft vertrouwen. Van die tarot nam ik vier handleidingen door. Ik zal het overnemen. Amateurs kunnen elkaar verslaan.
Wil je het Keltisch kruis, de Sterlegging of de Hoefijzerlegging, papa?
Ik schik de kaarten nauwgezet. Ik leg de Dood, het Oordeel, de Gehangene.
Gaat het papa, of wil je liever stoppen?
Hij schudt het hoofd. Hij wil weten.
In de afbeelding van de Dwaas gaapt de afgrond. Maar de knapzak troost hem.
Er zit wel weinig in de knapzak van de Dwaas, zeg ik.
Het Rad van Fortuin!
Herinnert ons eraan dat niets zal blijven.
De Duivel doseer ik, na de Duivel heeft hij een morfineshot nodig.
De aanvraag werd geschreven. Het ging moeilijk, ik moest zijn hand vasthouden.
De oncoloog keurde het goed, en mijn huisarts, en de derde dokter die onverschillig langskwam.
Een kus op zijn voorhoofd en een schouderklopje. Rustig maar, pas de souci, mon petit lapin.
Essay
‘A certain speculative flavour’: vreemde orchideeën in de broeikas van sciencefiction
Verhaal
Maquette
Verhaal
Wrakstukken
Poëzie
Het hemelsnoer
Beeld
An Asian Ghost Story
Essay
De tijd in de tijd zoeken. Een klein onderzoek naar overgave
Verhaal
De laatste mens
Verhaal
Ado’s Lot
Poëzie
Maak geest
Verhaal
De verzamelaar
Verhaal
Sporen
Beeld
Verschijningen
Verhaal
Scheintür
Essay
Tragedie van de natuurlijke historie
Poëzie
waarom is het licht aan? omdat ik bang wakker werd
Verhaal
De gokbaas
Poëzie
Zeekreng
Essay
Madame Renard. Het vertellen van een vrouw
Poëzie
Live verslag vanuit de shishalounge
Essay
Het is echt iets van redacteurs
Beeld
I think of breakfast, and my mind is blank & A half-heard sound, an indefinable feeling
Beeld