Redactioneel
Met mijn stad, die een afzichtelijke plek was, kon ik leven. Mijn huis was goed, de kloostercel op zolder ruim genoeg voor mijn gedachten. Het is een misverstand, vond ik, dat dichters moeten zijn waar de citroenen bloeien, en geur op kleur de licht- en ademloze poëzie kleineren met hun volheid. De kunst leek het me juist in een ontbladerde provinciestad, ver van het paradijs, te leren dromen van het andere, het verre. Tegen mijn uitzicht had ik de gordijnen, tegen de vluchtneiging de aansporing van Rilke die, zo dacht ik toen, op de verbeelding doelde: gehen Sie in sich. Nooit was ik weggegaan, als de voorzienigheid ons niet op nieuwe buren had vergast.
Poëzie
Gedichten
Waldeinsamkeit
Geluk
Essay
De rode lijn: van Ealing naar Epping
Vrouw, vijver, reiger
Poëzie
Gedichten
Essay
Wie leidt, wie volgt?
Poëzie
De natuurwetten
Essay
Sherlock Holmes, Dracula en Sigmund Freud
Poëzie
Gedichten
Poëzie
Transition
Essay
Esthetiek van de bruutheid
Boekbespreking
Vrede op aarde
Poëzie
Gedichten
Poëzie
Dexter Gordon is/is niet
Polonaise
Poëzie
Herinneringen aan Fritzi ten Harmsen van der Beek