I had a dream that all of time was running dry
And life was like a comet falling from the sky
I woke so frightened in the dawning, oh, so clear
How precious is the time we have here

— Lamb, ‘Wise Enough’

Wat als je zou weten wanneer je gaat sterven? Een vraag die mensen elkaar soms stellen om elkaar te peilen, in een poging om een feestje leven in te blazen of omdat je graag wil vertellen hoe je er zelf in staat. Het is tevens het uitgangspunt van menige film in het sf-genre. Sinds ik kinderen heb en de klimaatcrisis zich manifesteert zoals die dat de laatste jaren doet, kan ik deze vraag niet langer zien als een hypothetisch lolletje.  Ik kan het me niet permitteren me er niet mee bezig te houden, de vraag is alleen hoe ik dat het beste kan doen. Verbazing, angst en woede, daar heb ik me de afgelopen tijd door laten leiden, maar ik voel dat dat niet vol te houden is, en ik word er geen prettiger mens van. Ik moet uit een andere bron putten.

‘De aarde is slecht. We hoeven niet om haar te treuren. Niemand zal haar missen,’ zegt Justine, het hoofdpersonage uit de film Melancholia, tegen haar zus Claire, enkele uren voordat planeet Melancholia op de aarde zal botsen en alles zal vernietigen. ‘Maar waar zal Leo dan opgroeien?’ vraagt Claire. ‘Ik weet alleen dat het leven op aarde slecht is.’ ‘Misschien is er ergens anders leven.’ ‘Dat is niet zo.’ ‘Hoe weet jij dat?’ […] ‘Alleen op de aarde kun je leven, en niet lang meer,’ besluit Justine het gesprek. Waar kan mijn zoon opgroeien als de aarde er niet meer is? Nergens natuurlijk, maar ik snap dat dat antwoord voor Claire onbestaand is. In het eerste deel van de film zien we het huwelijksfeest van Justine en haar man Michael. Justine kampt dan al met een depressie, en aan het einde van het eerste deel vertrekt Michael verslagen van zijn eigen huwelijksfeest, zonder Justine. Het huwelijk lijkt voorbij voor het goed en wel begonnen is. In het tweede deel van de film, dat zich concentreert op de komst van Melancholia, pleegt Claires man zelfmoord uit angst voor de aanstaande catastrofale botsing tussen de twee hemellichamen. Nu zijn alleen de twee zussen en Claires zoon Leo over. ‘Ik wil dat we samen zijn als het gebeurt,’ zegt Claire tegen Justine. Een glas wijn op het terras. Justine reageert sarcastisch, zegt dat ze het plan van haar zus compleet waardeloos vindt.

Wie wel gezamenlijk met een glas wijn aan een tafel vol eten hun einde tegemoetgaan, zijn de astronomen en hun geliefden uit de film Don’t Look Up. Kate Dibiasky en Randall Mindy hebben een komeet met een doorsnede van vijf tot tien kilometer waargenomen die op weg is naar de aarde en er over ruim een halfjaar zal inslaan.  Ze slaan alarm maar worden niet serieus genomen. Afwachten en opletten, is de reactie van president Orlean van de Verenigde Staten, voor wie een komeet politiek slecht uitkomt. Dibiasky en Mindy besluiten het via de media te spelen, maar die hebben net zomin interesse in somber nieuws. Is het onwil of onbegrip? Het is beide. En beide leiden tot ongeloof. Wanneer Randall Mindy een aantal maanden na zijn ontdekking in een talkshow gevraagd wordt of er nou wel of geen komeet is, en als er een komeet is, of dat goed of slecht nieuws is, antwoordt hij verbeten: ‘Er is wel degelijk een komeet. En we weten dat er een komeet is omdat we de data hebben. […] Ik sta niet aan de ene of aan de andere kant, ik vertel jullie gewoon de fucking waarheid.’ De weerstand tegen de komst en zelfs het bestaan van de planeet is hardnekkig, en de drijvende kracht achter de film. Wanneer een journalist ergens halverwege de film verslag doet van een poll onder de bevolking, zegt hij: ‘37 procent wil niet dat de komeet inslaat, dat is drie punten minder. En 23 procent denkt dat er helemaal geen komeet is.’ Uiteindelijk (verrassing) blijkt de komeet te bestaan en blijkt zijn baan inderdaad richting de aarde te gaan. De wetenschappelijk onderbouwde feiten blijken toch juist, hoe graag de mensen ook wilden en vonden van niet. Het ‘afwachten en opletten’, de strategie van president Orlean, is niet effectief gebleken. Iedereen zal eraan gaan. En van de tijd die de mensheid nog restte is vrijwel niks meer over. En dan, zes maanden en veertien dagen later, zitten de ‘good guys’ samen aan tafel, halen herinneringen op, delen met elkaar waar ze dankbaar voor zijn. Buiten is de pleuris uitgebroken. Er wordt geschoten, gevochten, er zijn massaorgies. Binnen houden ze elkaars hand vast en gaat iemand voor in gebed. De eettafel, het servies, het bestek, de glazen, het bord met koekjes, alles begint steeds heviger te schudden. Ze vallen in herhaling, proberen vat te krijgen op hun woorden.  Blijven praten omdat niet praten, de stilte in al het geweld, ondraaglijk zal zijn. Al is het over het verschil tussen zelfgemaakte appeltaart en die uit de winkel. Randall Mindy kijkt zijn geliefden aan en zegt: ‘Wat het is, we hadden eigenlijk alles, toch? Ik bedoel, als je erover nadenkt.’ Spreekt hij deze woorden uit dankbaarheid uit of kaart hij hier juist het grote probleem aan, het ‘hoe kon het zover komen’? We hadden alles, waarom hebben we alles kapotgemaakt? Of: waarom hebben we niets gedaan toen er wellicht nog iets gedaan kon worden? Onze ogenschijnlijk grenzeloze welvaart heeft ons een gevoel van onaantastbaarheid gegeven. Er is toegang tot bijna alles, dus iemand zal wel iets verzinnen om een crisis af te wenden wanneer die te dichtbij komt. Maar dat uiteindelijk niemand onaantastbaar is, komt in Don’t Look Up goed naar voren. Hoe ga ik met mijn eigen kwetsbaarheid en die van mijn naasten om? Zij die met elkaar aan tafel gaan zitten, de schoonheid van het gewone leven inzien, samen eten en elkaar aandacht geven, hebben het begrepen. Mijn jongste zoon gooit alles wat binnen zijn bereik ligt op de grond. De oudste, een dromer, legt zonder dat hij er zelf veel erg in heeft alles wat op tafel staat op zijn kant; de pot pindakaas, de boter, een lege beker, een emmer sojayoghurt. Geërgerd zet ik alles weer overeind, veeg de yoghurt van tafel en raap de spullen van de vloer. De jongste lacht en klapt in zijn handen, iets wat hij sinds vorige week kan. De oudste kijkt me aan en vraagt waarom ik boos kijk. Ik ben er nog niet, ik kan het lang niet altijd omarmen, ‘het gewone leven’, maar ik probeer me er steeds vaker van bewust te zijn dat dit is waar het om gaat. Het maakt ons niet minder kwetsbaar voor het uiteindelijke einde, maar als het goed is wel gelukkiger en daarmee weerbaarder tijdens ons leven. Stof en puin komen naar beneden, de muren van het huis van de familie Mindy storten in, de ruiten barsten uit de kozijnen, een enorme explosie, en dan volgt de stilte. Ondanks de afloop zie ik in deze tafelscène een overgave die me geruststelt.  De twee wetenschappers hebben gestreden voor wat ze waard zijn, toen het niet meer anders kon hun verlies genomen en lijken nu, vlak voor hun einde, met zichzelf en hun naasten in het reine te zijn. Het is prettig deze vorm van overgave in een sf-film te zien. Niet het strijden tot het bittere eind, of dat nu de overwinning of de ondergang is, maar, nadat je je stinkende best hebt gedaan het tij te keren, je neerleggen bij een situatie die ondanks alle moeite die je erin hebt gestoken, onveranderlijk en onvermijdelijk blijkt. Wat me aantrekt in speculatieve fictie is dat ze de weg wijst. Sf laat ons zien wat er zou kunnen gebeuren, met ons, met de aarde, en hoe we daarmee om zouden kunnen gaan. In veel blockbusters zie ik vooral mensen oeverloos vechten en niet opgeven. Na het zien van Don’t Look Up merkte ik dat ik het een geruststelling vind dat overgave ook tot de mogelijkheden behoort. Dat we kunnen (moeten?) proberen de rampen die ons teisteren te bestrijden, maar dat we tegelijkertijd naar een vorm van berusting zoeken. Overgave betekent niet dat we moeten opgeven, maar strijdend ten onder gaan is niet de enige weg.

De laatste keer dat ik meedeed aan een demonstratie tegen de opwarming van de aarde voelde ik me vrij moedeloos. De hele locatie, een stuk snelweg, was door de politie afgezet met hekken met zwart zeil, net als het ernaast gelegen park en het ernaast gelegen bos. We werden aan het zicht onttrokken. Wat doe ik hier, vroeg ik me af, ik sta hier onzichtbaar te zijn en het lijkt alsof de ene helft van de mensen het bloedirritant vindt dat we hier staan en de andere helft van de mensen interesseert het niks. Er kwam geen woede, geen angst, geen verbazing, alleen een gevoel van defaitisme. Maar toen zag ik een hand met een vlag met het logo van Extinction Rebellion boven een van de hekken uitkomen. Iemand was in dat hek geklommen, enkel om met die vlag naar ons te zwaaien, om te laten zien dat er mensen aan de andere kant van die hekken stonden, om te laten weten dat wij wellicht niet gezien, maar wel waargenomen werden. Dat beeld van die hand met die vlag gaf me moed en ik klapte met een aantal anderen in mijn handen en we joelden in de hoop dat degene aan de andere kant van het hek zou weten dat wij haar of hem ook waarnamen. We zijn niet alleen, we zijn met velen.

Melancholia begint met een reeks tableaus die een aantal minuten duurt. Een ouverture waarin alle leidmotieven van de film in slow motion worden getoond, begeleid door de prelude van Wagners Tristan und Isolde. Dode vogels vallen achter hoofdpersonage Justine langs naar beneden. We zien alleen haar gezicht, een stuk van haar hals en haar natte haar. Ze heeft net haar ogen geopend en kijkt vermoeid in de camera. Een kasteeltuin met een enorme zonnewijzer en een volwassene op het pas gemaaide grasveld die een kind in het rond laat zweven aan zijn armen. De terugkeer van de jagers van Pieter Bruegel de Oude komt in beeld, het schilderij gaat na een aantal seconden in vlammen op. Dit schilderij stond enkele jaren geleden centraal in een essay van Willem Jan Otten. Of eigenlijk het gemis ervan. Hij schreef het stuk tijdens de covid-epidemie, toen de musea gesloten waren. ‘De pijn van er niet zijn’, zo omschrijft Otten prachtig zijn gemis. Ik denk aan Justine, aan de manier waarop zij door haar depressie afwezig is, en vraag me af of het aanwezig moeten zijn haar niet minstens zoveel pijn kost als het afwezig zijn. Wanneer planeet Melancholia opduikt, kan Justine zich er gelaten bij neerleggen dat ze zullen sterven. Het lijkt een opluchting voor haar te zijn, dit onvermijdelijke einde. Ze kan zich eindelijk overgeven. En oké, ik denk aan mezelf, want die gedachte over aan- en afwezig zijn kan ik ook op mezelf betrekken. Sommige dagen zou ik het liefst afwezig zijn, maar het gezinsleven verhindert dat en dat is denk ik goed. Gewoon weer onder tafel kruipen met de stofzuigerslang om alle kruimels en boterhamkorsten op te zuigen, aanwezig zijn.

In de laatste scène van de film begeleidt Justine haar neefje en zus een magische hut in die ze samen met Leo heeft gemaakt. Ze heeft tegen hem gezegd dat die hut hen zal beschermen tegen de planeet. Zelf kruipt ze als laatste naar binnen. Er is niks behalve de takken, geen dak, geen zeil, ze zijn ontzettend kwetsbaar. Claire blijft weerstand bieden, ze wil er nog steeds niet aan dat ze zullen sterven. Van Justine weet ik het niet goed. Ze raakt niet in paniek, maar er is wel spanning op haar gezicht te zien. De enige die overgave bereikt lijkt te hebben is Leo, omdat hij gelooft in de magische hut. Of hij heeft ervoor gekozen het verhaal te geloven. Steeds harder klinkt het geluid van de planeet die nadert. Claire laat de handen van haar zoon en zus los en duikt in elkaar, vlak voor Melancholia de aarde raakt. Met tranen in mijn ogen heb ik naar deze scène gekeken, net als naar de eettafelscène aan het eind van Don’t Look Up. Nu ik dit opschrijf, vraag ik me af wat me zo raakte in beide films. Ik denk dat het vooral de onvermijdelijkheid is die vanaf het begin in beide films ligt; de dreiging die, in tegenstelling tot vrijwel alle sf-blockbusters, niet afgewend maar bewaarheid wordt. Als het zo zou gaan… De Apocalyps die zich aandient in de vorm van een komeet, of een allesvernietigende vloedgolf. Het ene moment lijkt er niks aan de hand, het volgende is het al te laat en zijn we er geweest. Was het maar zo’n feest. In Don’t Look Up en Melancholia duurt het zes maanden en veertien dagen respectievelijk vijf dagen voordat de mensheid eraan gaat. Ruim een halfjaar klinkt als best een lange tijd, maar is niets in vergelijking met het tempo waarin de klimaatcrisis zich nu, in onze wereld voltrekt. Die traagheid beangstigt me. De klimaatcrisis neemt haar tijd, deze ramp voltrekt zich niet in weken of maanden, maar in decennia.

De tijd op de Doomsday Clock staat sinds 24 januari 2023 op negentig seconden voor middernacht. Nog nooit sinds haar bestaan stond de klok dichter bij twaalf uur. De Doomsday Clock verscheen in 1947 op de cover van het Bulletin of the Atomic Scientists, met de wijzers op zeven minuten voor middernacht. Het tijdstip op de klok is geen wetenschappelijk onderbouwde voorspelling, maar een signaal dat wetenschappers willen afgeven: het symboliseert hoe ver de mensheid verwijderd is van een zelf veroorzaakte mondiale tragedie. Tijdens de Koude Oorlog verschoven de wijzers naar voren wanneer er kernwapens of waterstofbommen werden getest, en naar achteren wanneer er antikernwapenverdragen werden getekend. Het laatste decennium is klimaatverandering veelal de richtlijn voor het Bulletin of the Atomic Scientists om de wijzers dichter naar middernacht te verschuiven. We leven dus in een dystopie. In ‘Groter dan ik’, de eerste hit van zangeres Froukje uit 2020, is het al te laat, de klok slaat twaalf:

De klok slaat twaalf uur, zijn mijn zonden vergeven dan
We zullen beven, de aarde zal bloeden
En wie niet betaalt moet zijn schulden vergoeden
Maar ik wil een toekomst
Ik wil een kind, ik wil een carrière, een tuin, een gezin
Ik wil kunnen proeven van echt schone lucht
Maar de rijken die vluchten, die boeken een vlucht

Ja, de rijken, die boeken een vlucht… Aan het einde van Don’t Look Up, simultaan met de eetscène, zien we hoe president Orlean samen met een paar honderd anderen in een ruimteschip vertrekt, op zoek naar een andere leefbare planeet. Die planeet wordt gevonden, 22.740 jaar later. Maar ook daar loopt het niet voor iedereen goed af. Dat vluchten is er in Melancholia niet bij, de personages zijn van de buitenwereld afgesneden. Moedeloos loopt Claire met Leo in haar armen rond, onder de lange noten van Wagners strijkers, terwijl het hard begint te hagelen. Anders dan Don’t Look Up is Melancholia een persoonlijke film, Lars von Triers verbeelding van zijn depressie. Zijn therapeut vertelde hem over een theorie dat depressieve en melancholische mensen zich kalmer en beheerster gedragen in heftige situaties, terwijl ‘normale’, over het algemeen blije mensen veel sneller de neiging hebben in paniek te raken. Ik las een artikel van schrijver en journalist Sophie Monks Kaufman, ‘Is Melancholia the greatest film about depression ever made?’ (haar conclusie: ja), waarin ze reflecteert op de kracht van Melancholia. Over Lars von Triers wereldbeeld schrijft ze: ‘Von Triers werk biedt een provocatie: de depressieve vooruitzichten, zo durft het te suggereren, zijn de juiste. De wereld vergaat. Verzet is zinloos. Het enige wat je kunt doen is deze catastrofale staat accepteren en ontspannen in de schoonheid van dit laatste schouwspel.’ Is dat het soort overgave waar ik naar op zoek ben? En zou ik het kunnen, me erbij neerleggen dat de wereld, of in ieder geval de aanwezigheid van de mens op de wereld, aan zijn einde aan het komen is? Dat accepteren gaat me misschien wel lukken, maar het tweede deel van haar zin, ‘ontspannen in de schoonheid van dit laatste schouwspel’… Een laatste, indrukwekkend schouwspel, hoe zou dat eruitzien?

Willem Jan Otten besluit ‘De allerfijnste motsneeuw’, zijn essay over De terugkeer van de jagers, als volgt: ‘Sluit je ogen, en weet dat er in de tijd tijd verscholen gaat, eeuwigheid is waar je bent als je denkt.’ Zou ik de Doomsday Clock kunnen verslaan met mijn denken? Kan ik haar weer ontdenken? Kan ik mijzelf een eeuwigheid toedenken, mijn verzet opgeven? Moet ik daarvoor eerst aanvaarden dat dat verzet zinloos is? Of ben ik net als Claire uit Melancholia en zal ik aan de grote wijzer van de klok gaan hangen in de hoop dat die terug zal zakken tot waar het noodlot is afgewend? Nee, veel te praktisch, veel te wanhopig. Ik lees opnieuw de laatste zin van Willem Jan Otten, adem een paar keer rustig in en uit en sluit mijn ogen. Ik zie de krijtrotsen aan de kust van Picardië waar ik afgelopen zomer op vakantie was, dezelfde plek waar ik als kind met mijn moeder en zusje jarenlang naartoe ging. Ik zie mijn oudste zoon op zijn rode gympen over de grote keien op het strand richting de zee lopen. Hij heeft de verrekijker die ik voor mijn achtste verjaardag van mijn moeder kreeg om zijn nek hangen. Hij staat stil, houdt de kijker voor zijn ogen en kijkt uit over zee. Dat zal het zijn, dat is het, het schouwspel, de eeuwigheid, alles. ¶

In samenwerking met Dominique Gonzalez-Foerster, Martian Dreams, muurtekening (detail), 2018

Marie Proyart

Renée van Marissing (1979) studeerde af als dramaschrijver aan de HKU. Ze schreef theaterteksten en hoorspelen, en voor verschillende literaire tijdschriften korte verhalen en essays. Met haar roman Onze kinderen haalde ze de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2022.

Meer van deze auteur