I

1.
Gevoelens vliegen als stofjes, zichtbaar onzichtbaar, via het oog naar binnen, penetreren de gedachten, ontsteken daar een zuiverend vuur waarin de waarheid vermanend tot de leugen spreekt: ‘Geloof je het zelf?’

2.
Stel dat elke generatie het gevoel heeft dat ‘iets’ verloren gaat in de volgende. Kun je al die generaties dan zien als een waterval waar het verlorene als een gulzige rivier doorheen stroomt die in haar zog steeds meer ‘ietsen’ met zich meesleurt?
Zullen we dit ‘verlietsen’ noemen? Als de overtreffende trap van verliezen?

Nog steeds zeggen wij ik en verzwijgen ‘iets’. Iets komt met mij mee uit de ondergrondse tijd, de waterval. Iets achtervolgt en genereert mij. Ik geneer me voor deze achtervolgingswaan.

3.
Een man geeft al zijn kleren een naam en hangt ze in alfabetische volgorde in de kast. Hij trekt enkel kleren aan die rijmen op elkaar. Wanneer hij toch twee stukken aanheeft die niet blijken te rijmen, verandert hij de namen.

4.
I. De romantiek begint met Shakespeare. Hoe is het tegenwoordig met de romantiek gesteld?
II. Hamlet — wat betekent deze figuur van ’To be or not to be’ voor ons in deze gedifferentieerde, verautomatiseerde tijd? Zijn we niet allemaal Hamlet?
III. Het oedipuscomplex heeft Freud bedacht na het lezen van Oedipus Rex én Hamlet. Hamlet de neuroot, Hamlet het eenzame individu, Hamlet de man van het woord, Hamlet de spreker met de doden, Hamlet de nostalgicus, Hamlet de prins, Hamlet de verlietser. Hamlet de gek… Niemand houdt van Hamlet. Houdt Hamlet van zichzelf?

5.
Hier, tussen de woorden, gelden andere wetten. Je kunt door de tijd bladeren. Je kunt de wraak van de oude koningen peilen, omdat papier nu eenmaal meer blijft plakken dan vlees. Waar spreektaal prêt-à-porter is, is een roman haute couture. Ik hou van met de hand genaaide woorden, op het papieren lijf gesneden.

6.
— Wat wil je?
— Een verhaal.
— Dit verhaal is een sluier. Zodra je het aanraakt blijkt het schemering, mist te zijn. Wanneer ik over de worm vertel, zie jij de appel. Wanneer ik over een man vertel, zie jij een spook.

In Vorstelijke personages schrijft Hilary Mantel: ‘Wanneer iemand doodgaat leven we jarenlang op een dunne lijn, een koord dat is gespannen tussen herinneren en vergeten. Als iets dat koord raakt en het laat trillen, is dat een geest. Het is een verstoring van ons bewustzijn, ergens op die diepgelegen plek waar we de doden, evenals de ongeborenen, zorgvuldig weggestopt vanbinnen, met ons meedragen.’
De gezichten die je niet hebt gezien, de woorden die je niet hebt gezegd, leven het langste in je voort. Ze komen terug in steeds verschillende gedaanten, misschien omdat ze nooit een oorspronkelijke gedaante hebben gehad.

7.
Soms lijkt het of er in mijn hoofd een constellatie van posities is, die door willekeurige mensen kan worden ingevuld. Wanneer iemand wegvalt, komt er een vacature vrij: koning, heer, boer. Hoe graag zou ik de constellatie van de posities willen veranderen, de statuten van de sterrenbeelden. Dan maak ik van Grote Beer een eenhoorn en van Kleine Beer een diamant. Ik schuif hem rond een vinger en vraag de boer ten huwelijk.

8.
Wij zouden de romantiek binnenstebuiten keren om iets te zeggen over ik weet niet wat, het op breuklijnen gelijmde hart, het bloed dat weer door de kamers pompt, de herstelde overslag, de vlezige route langs dubbelgeïsoleerde ramen, kerkers versierd met vlaggen en roze lampionnen, rebelsheid dronken op de trap. Ik had kiespijn, maar het was symbolische kiespijn, zei mijn geliefde nadat hij het had uitgemaakt. Gelukkig maar. De romantiek binnenstebuiten keren: symbolische pijn genezen met symbolische opium.

9.
‘Heaven make thee free of it!’ riep Raymonde iedere avond terwijl ze in elkaar zeeg en het applaus in ontvangst nam.
Ze was natuurlijk niet de eerste vrouw die Hamlet speelde. Sarah Bernhardt, Asta Nielsen…
‘To be, or not to be’ — heeft dat iets met man- of vrouwzijn te maken? (De stagiaires grapten: Of met niet-manzijn, niet-vrouwzijn?)
Asta Nielsen — ’nog zie ik het wiegen van je heupen’ (Van Ostaijen).

10.
Hamlet zijn en een vrouw. De actrice die Ophelia speelt heet Ophelia. Heeft ze daarom de rol gekregen? (De stagiaires fluisteren: ‘Daarom, alleen daarom.’)
Leo, de regisseur spreekt. ‘Drie dingen om te onthouden, mensen!’
Katja, de dramaturge noteert.
‘De romantiek begint met Shakespeare. Wij zijn allen Hamlet. Oedipus is nooit ver weg.’

11.
Ondertussen blijven steeds meer ikken toestromen uit baarmoeders, bekkens van nietsvermoedende vrouwen, ze hangen in uitgerafelde hangmatten, op lange? en leeggedronken avonden, ze klinken door in smeekbeden, fanfares, opgepoetste familieverhalen, gesmoorde geheimen. Pas wanneer je alle bruggen ophaalt en alle luiken sluit, wanneer je je adem en bloed voor jezelf houdt, vallen ze als volgezogen muggen neer.

12.
Voorlopig stel ik mij ‘mijn verhaal’ voor als zwarte letters op een wit blad waarbij ik meer affiniteit heb met het onbestemde wit van het blad dan met de zwarte letters. En dat, terwijl de ruimte inktzwart ziet. Als oneindigheid een kleur heeft, is het zwart.

Dit weekend had ik op een festival een ‘literaire tattooshop’. Dan schrijf ik verzen voor één dag op armen, benen, buiken… Een ruige man ontblootte zijn harige armen en vroeg mij of ik het volgende wou schrijven: ‘in het bos kan ik alles wat niet leven is verjagen’.

  Wat is niet leven voor jou? vroeg ik hem.
  Geleefd worden, zei hij.
  En dat vind je niet in het bos?
  Nee, zei hij.
  Toch wou hij het op zijn arm.
  Het was van Keats.
  Wie ben ik om Keats tegen te spreken?

13.
Mijn schrijvende ‘ik’ leeft alvast in een andere tijd; er liggen dagen tussen twee zinnen, weken tussen enkele alinea’s. Of er is zoveel geschrapt waardoor de overgebleven zinnen een schijnbare dichtheid krijgen die er aanvankelijk niet was. Daarom stel ik mij een kloof voor tussen de tijdservaring van de schrijver en die van de lezer. De schrijver leeft in een persoonlijk ‘uitgerokken’ tijd, de lezer komt terecht in diens kunstmatig ‘compacte’ tijd. Een ontmoeting tussen schrijver en lezer lijkt daarom uitgesloten. Hun tijdzones overlappen niet.

14.
Hamlet spelen en een vrouw zijn. Maar hoe? Precies op dat moment stelt Ophelia de vraag. ‘Hoe…’
‘Nee,’ roept Leo, ‘nee, hou toch eens op met vragen stellen! Spelen, godverdomme, spelen!’
Hij grijpt haar bij haar schouders, schudt haar door elkaar: ‘Spelen, zonder de hele tijd te denken: hoe? Hoe is het mogelijk godverdomme.’
Even plotseling laat hij haar weer los, draait om zijn as, beent het speelveld af. Loopt naar de dramaturge: ‘Heb je het?’
‘Alles,’ zegt zij, ‘woord voor woord.’

15.
Iets komt dichterbij, steeds dichterbij, je voelt het in de buurt maar je kan er de vinger niet op leggen.
Gevoelens zijn geesten. Ze worden door woorden gelokt. Ook ideeën kloppen tegen de kaften van boeken tot ze door handen, ogen worden bevrijd. Ideologieën zijn vanzelfsprekende geesten, ideologieën die doodverklaard weer tot leven komen.

16.
‘Hanter ne veut pas dire être présent,’ schrijft Jacques Derrida. Achtervolgen wil niet zeggen aanwezig zijn. Hij munt het concept ‘hantologie’, een woordgrapje; contaminatie van ‘hanter’ (achtervolgen, rondspoken) en ‘ontologie’ (de leer van het zijnde). De leer van het achtervolgdzijnde.
Op zijn eigen onnavolgbare manier verbindt Derrida Hamlet aan Marx. Begint Hamlet niet ook met een spookverschijning? En met The time is out of joint? Worden die onsamenhangende stukken ooit weer aan elkaar genaaid? Of spookt de tijd nog als een monster van Frankenstein over de smeltende ijskappen?

Er bestaat dus een link tussen Hamlet en de Tweede Internationale.
Ontwaakt, verworpenen der aarde! Maar niet voor eeuwig, alsjeblieft!
Op een gegeven moment moet je toch rustig gaan slapen.

17.
Slapen?
Eén oog slaapt nooit.
Het kijkt uit kieren, portalen en uitgewoonde oogkassen.



18.

In de film 2046 van Wong Kar Wai wil jour­nalist Chow Mo-wan terug in de tijd. 2046 is het nummer van de hotelkamer waar hij ooit zijn enige liefde beleefde: Su Li-Zhen. Chow schrijft in een ander hotel aan een sciencefictionroman over een trein die altijd op weg is naar het jaar 2046.
In 2046 verandert er niets, je kunt er je herinneringen terughalen, maar niemand weet of dat waar is, want niemand is ooit teruggekeerd. Robots in de vorm van vrouwen bedienen de enige reiziger. De robots kunnen huilen en lachen, maar hun emoties lijken uitgesteld.
Chow vraagt zich af of Su Li-Zhen ooit van hem heeft gehouden. Het antwoord zoekt hij in andere vrouwen. Hij herinnert zich alles van hen terwijl hij schrijft, maar natuurlijk vindt hij het antwoord niet, het antwoord ligt in het verleden, waar het is verstopt zoals we vroeger geheimen verstopten in holle bomen.

19.
Ik stel mij de eerste passagier in de eerste trein voor: het landschap achter het raam komt op losse schroeven, begint te schuiven… bomen verliezen hun wortels, huizen hun fundament. De treinreiziger realiseert zich: er zijn geen vaste referentiepunten meer. Vanaf nu bestaat zijn wereld uit losse stukken die hij met treinsporen terug aan elkaar probeert te lijmen.

20.
‘Jij…’ zegt Leo en zijn kleine, scherpe ogen priemen in haar gezicht: ‘Jij… jij bent niets. Niets!’
De groep aarzelt, verstart, als een file bij een ongeluk.
‘Jij bent geen ster. Ik wil niet dat je iets bent. Ik wil…’ Hij aarzelt. Hij weet: het is riskant. Het is een ongelooflijk moeilijk proces. ‘Het is een ongelooflijk moeilijk proces…’ De ogen verduisteren.
Wat gebeurt er in dat hoofd?
Hij spreidt zijn armen, kijkt omhoog. ‘Is het mogelijk Hamlet te spelen zonder interpretatie? Hamlet te zijn? Is het mogelijk?’

21.
Scarlett Johansson dient een klacht in omdat de robotstem van AI te veel lijkt op de hare.
Ze speelde eerder vol overtuiging een lichaamloze robot in de film Her. Dat die lichaamloze robot nu werkelijkheid is geworden en daarvoor geen actrice nodig heeft, zit Johansson duidelijk hoog. De verbeelding heeft haar ingehaald.
Ik stel mij haar kwaadheid voor als die van een kind dat pas ontdekt heeft dat het spel dat ze speelt geen spel is. Ze voelt zich bedrogen door de leugen: Help!

22.
Zullen robots ons verwijten dat wij ons superieur voelen aan hen?
Waar zit dat superieure ‘iets’ van een mens in? vragen zij zich af.
Zullen wij hun dan zeggen dat dit ‘iets’ net ons onvermogen, ons ongemak is, dat lichaam waar altijd wel ‘iets’ mee scheelt? Zijn wij de Venussen van Milo? Kijk naar onze afgebroken armen! Wij schrijven er verzen op, tattoos voor één dag. 
De regen helpt ze weer vergeten.

23.
Raymonde lag in bed en dacht: waarom toegeven?
Die keer toen de dikzak haar had beledigd, in Leeds, in 2008. Of die keer toen ze het eigenlijk ondoenlijk vond en verlangde naar het klooster, naar een ragfijn, schemerig bestaan.

24.
In de film Arrival manifesteert buitenaards leven zich als gigantische stenen die enkele meters boven de aarde hangen. De stenen communiceren door inkt te spuiten. Het levert cirkelvormige figuren op. Wie op deze manier ‘spreekt’ kan zich doorheen de tijd bewegen. Een steen. Hermetischer kan het niet. In ‘Gesprek met een steen’ klopt Wisława Szymborska op zijn deur. Ze probeert hem te verleiden haar zijn binnenkant te tonen. De steen blijft onvermurwbaar. Of niet. Op het eind zegt hij droogweg: Ik heb geen deur.

25.
Als ik vier ogen had, zou ik dan twee mensen tegelijk in de ogen kunnen kijken? En als twee ogen ‘diepte’ geven, wat geven vier ogen dan?
Diepte. Zelfs ons gevoel is ermee besmet. Laatst zag ik in mijn praktijk een vrouw die zei: bij mij zitten de dingen niet diep. Ik was verrast: eindelijk eens iemand wier gevoel niet eerst via haar ogen in de ruimte is gepasseerd. Tot ze zei: bij mij zit het ver. En als ik erover spreek komt het dichterbij.

26.
De robot die Hamlet speelt weet ook niet goed hoe hij moet zijn of niet zijn. Leo ziet het in zijn blikken blik, maar zo kijken ze allemaal, ook de grote acteurs bij de grote speeches. Alsof hij hen moet helpen overeind te blijven terwijl hij daar alleen staat in zijn eenzaamheid, en zij gaan maar door met spelen — dat ze spelen — dat ze spelen — het is toch te gek — ’Hou maar op, kutwijf!’ De robot speelt stoïcijns verder. Hij is mannelijk.

27.
Wanneer we ‘s nachts kijken zien we wat aan de rand van ons gezichtsveld ligt het scherpst. Met je ‘nachtoog’ kijk je dus beter schuin naar de dingen dan recht erop. De Belgische filosoof Erik Oger heeft dit idee geabstraheerd: ook inspiratie of geluk kan beter zijdelings dan rechtstreeks nagejaagd worden.

28.
Ook de liefde, vooral de liefde mag niet rechtstreeks benaderd worden. Toen Chow in de trein zat, gefocust op die ene vrouw, zag hij niet de vrouw schuin tegenover hem in de coupé. Hij zag niet haar fijne handen met de gelakte nageltjes rond de kaft van haar boek, hij zag niet hoe ze tussen twee hoofdstukken door onderzoekend naar hem keek. Nee, hij staarde naar buiten, zijn blik op verlangen en lang geleden. Hij zat in de trein én hij zat niet in de trein. Hoeveel liefde verdraagt Schrödingers kat?

29.
In de boeddhistische tekst Mahāsāṃghika Vinaya staat: een dag en een nacht kennen 30 ‘handomdraaien’, 120.000 ‘vingerknippen’, 240.000 ‘oogwenken’, 480.000 ‘momenten’, waaruit je kunt afleiden dat een ‘moment’ uit 0,018 seconden bestaat.
Opvallend hoe de tijd hier aan de hand van het menselijk lichaam wordt uitgedrukt. Maar waarom staat er niets over ‘s lichaams symmetrie? Nu lijkt het alsof we als reusachtige cyclopen slechts over één oog, één hand en één vinger beschikken. Of is onze symmetrie — alsof we als rorschachplaten uit elkaar zijn gevouwen — zo vanzelfsprekend dat we daar geen vragen meer over hoeven te stellen?

30.
Is het door die dwingende Twee dat ik niet anders kan dan tijd beschouwen als een visueellineair gegeven dat van een verleden naar een toekomst loopt? Levert een ander lichaam een andere tijdsbeleving op? Hoe graag zou ik willen weten hoe de spin tijd ervaart met acht poten en acht ogen. Of de slak die zich hooghartig traag over de stenen van het terras sleept.

31.
Ik ben van een generatie die op school geleerd heeft dat het discours — de woorden — de wereld en dus ook het lichaam schept, niet omgekeerd. Al geloofden wij dit nooit echt, omdat wij wisten dat macht uit de loop van een geweer komt en niet uit de mond van een welbespraakt filosoof. Woke, verworpenen der aarde!
Maar hoe vaak we het gordijn ook hebben weggetrokken, er bleek geen wereld ‘achter’. Slechts een mompelende grijsaard, een gebiedende vader, een retorische gek.

32.
‘These fragments, I have shored against my ruins.’
Chow zocht het verleden in het heden, zocht verlossing van de liefde in het willen breken van… iets.
Hij, een man uit geen stuk, maar uit stukken.
Sleep de stukken met je mee over het barre land, zie wat ervan overblijft.

De Romantiek bestaat nog steeds, maar wat was er vóór de Romantiek?
Toch ook: romantiek. Altijd verlangen mensen naar elkaar, naar wie ze vroeger waren, naar de vergeten taal, de oogwenk van het ogenblik. Als de World verdwijnt, blijft haar echo: Words words words.

33.
Ingrediënten voor een neoromantische poëtica Voor je begint, moet je erin geloven. Er zijn tien fasen, tien is een willekeurig getal.
  Fase 1. 
Reis naar Italië en begin aan een opleiding tot kunstenaar. Worstel met de ironie van het reizen. Eet een worstje uit de Alpen.
  Fase 2. 
Lees de klassieken. Eet een week lang alleen maar aardappels. Maak ruzie met de vorige generatie. Zeg een paar keer hardop godverdomme. Kijk naar een Amerikaanse politieserie uit de jaren tachtig.
  Fase 3. 
Verhuis naar een souterrain en schrijf een verhaal over eenzaamheid. Reis naar Azië en blijf er iets langer (zeg tegen je vrienden: ik blijf iets langer). Kom als gelouterd mens terug.
  Fase 4. 
Ga naar een lichtshow en laat deze show je leven veranderen. Win een prijs. Schrijf: Een betere wereld is mogelijk. Heb lief! Leer Duits of een andere taal.
  Fase 5. 
Smeer je in met aloë vera. Reis per vliegtuig. Verhef gezeur tot kunst. Ontdek de kabbala.
  Fase 6. 
Bezoek een kerk in Schotland. Neem op latere leeftijd een tatoeage van een tribaal teken. Blijf in jezelf geloven.
  Fase 7. 
Win nog een prijs. Koop van het prijzengeld een huis. Laat je afzeiken. Schrijf een gedicht over het licht (vermijd rijm). Pleeg verraad. Ga bijna ten onder aan je verdriet en angst en nog een emotie naar keuze.
  Fase 8. 
Zet expres je richtingaanwijzer niet aan. Eet ijs. Laat je door een vriendin adviseren. Heb een goede verstandhouding met een dier. Begin een relatie met een mens. Bezoek het theater.
  Fase 9. 
Verveel je dood.
  Fase 10. 
Je moet erin geloven.

34.
Een ogenblik bestaat uit 0,018 seconden.
Heb je even tijd voor mij?

Liesje Schreuders (1979) studeerde literatuurwetenschap en culturele antropologie. Ze doceert literatuur- en cultuurwetenschappen. Ze publiceerde twee romans, kort proza & poëzie en essays. Ze werkt aan een proefschrift over Indische romans en klassieke interteksten. Eind september verschijnt Te vuur, een bundel liter­aire columns.

Meer van deze auteur

Tania Verhelst (1974) maakt deel uit van het dichterscollectief Obsidiaan. Zij debuteerde met Twee Helften bij uitgeverij De Zeef en in 2022 verscheen haar bundel U kunt uw lichaam hier achterlaten.

Meer van deze auteur