Redactioneel
De bloedkoning
Wie koning wil zijn moet het bloed op zijn kleren verbergen,
moet de grandeur van het varken kunnen waarderen,
moet twaalf apostelen rapen die geen familieleden zijn,
moet de jaren tellen die hij doorbrengt tussen de boeken,
nimmer versagen en wanhopig de dood vertragen.
Doet er goed aan kwaal voor kwaal daags en oraal te genezen,
moet met open blik en helder oog over de straten gaan
en zich niet mengen onder homohoeren die naar hem lonken
met honingkleur dijen en met versuikerd lijf. Natuurlijk
wil elke goede bloedkoning ook al is hij burger en verre
van adel en geen lid van geslacht zijn kroon conserveren.
Dat is het onophoudelijk pogen, het verdringen
van tranen, het vereren van de volharding en het devies
dat we nimmer versagen en wanhopig de dood vertragen.
Kroning in Krakau
vóór hij koning werd in Frankrijk, was Henri Ⅲ gevraagd als koning
van Polen om de Russen te imponeren (1574)
Het is een asielprijs die je liever niet veroverd had,
zoveel gesjacher, zoveel gechicaneer, zoveel smoezen.
Een troon van boterpapier, een scepter van caoutchouc,
een kroon die in het bot van je voorhoofd kerft, van een koningin
geen sprake. Om je heen dringen edelen met de polonaise
van hun eigen programma, hun wensen en hun bontmantels
die de dragers gewichtig maken en de vorst een miezerige
dubbelganger van een mager hert, omringd door hyena’s
en wolven. In de kerk je palmhouten ereplaats maar het koor
zingt vals en met elk besluit lopen ze in processie over je rug.
Boîte de sardines
Henri Ⅲ, de laatste Valois, besteedde zijn tijd niet aan oorlog,
maar aan fraaie jonge dienaren, de zogenaamde mignons
Sardien mij en besproei daarna mijn bijzondere percelen
ik glip u door de mazen van het net. Het is mijn taak
als kleine jongen te leven in de termen van het recht.
Eenmaal opgesloten tot de grimas van de nacht veroordeeld.
Sardien mij en besproei daarna mijn bijzondere percelen
U bent mijn eigen lievelingen, lotgenoten waar ik
niet buiten kan. We liggen het liefst strak naast elkaar
overgoten door de olie en diep in het blik gesloten,
verlepeld en vierge. Het buigzaam oog ligt bovenop
en zolang het niet wordt aangeraakt heerst er
citronelle stille duisternis. Maar overdag met licht
ziet iedereen ons glimmen, glanzen, zilver spatten
en plat, de ruggengraat niet sterk maar boterzacht
hopen we op de onvermijdelijke terugkeer, de sluiting
en de stilte van de nacht. Sardien mij
besproei daarna mijn bijzondere percelen
Gepruikte Bourbons
Met al zijn protserige staatsie bedreigt Lodewijk ⅩⅣ achter de
spiegelende waterlinie Amsterdam (1672)
Buizen waar licht uit spuit, pijpenkrullen
die in en uit kunnen rekken, blaas boven blaas
glazen elektrische kurkentrekkers uitgestrekt.
Snoeren guirlandes opeengestapeld en alles
weerkaatst en tinkelt licht doorzichtig.
Niemand weet waar de gloed vandaan komt
en helemaal niet waar die naartoe gaat.
Alles weerkaatst en tinkelt licht doorzichtig.
Geschakelde kleuren van bellen en kralen
cirkelen in water, krinkelen, zweven in eigen getij,
loom draaien parelkettingen onder doorzichtige
kappen en mantels en kieren met vuur, uitbundig
en in pracht de gewone kwallen glorieus voorbij.
Alles weerkaatst en tinkelt licht doorzichtig.
Ze drijven ons langs, dreigend, zwijgend,
ingelijst en hautain.
In de handen van taoïstische krijgers
We hadden geen idee wat dat inhield,
geen idee wat voor gevaar dat was,
niemand van ons kende die volken
en we vreesden dat ze vuur zouden gebruiken,
we hadden verhalen gehoord over kooien,
we zullen eerst vragen wat voor god
zij vereren, misschien dat hun stemming
dan omslaat en dat ze inzien dat ook
wij in beschaving kunnen leven.
Met het gevaar dat als ze merken dat
wij hun god niet kennen, ze des te harder
op ons zullen inslaan. Maar wij zijn niet
in de positie om risico’s uit te sluiten
en bovendien is ons karakter anders.
Eerst vragen wat voor god zij vereren.
De tweede dood van Charlotte de Bourbon (1582):
welkom in het hiernamaals de palmen wuiven, welkom, welkom
Alles is gedronken, alles is gegeten, de laatste vruchten vallen uit elkaar.
De appels hangen nog aan de boom maar zijn al overrijp, de wespen
en de kalongs hebben er gangen in gegraven, waar ik mij neer kan leggen.
Ik zal moeten wennen aan de nieuwe wereld en de oude went aan mij.
Dat ik er niet meer ben behalve dan in woorden, maar dat alles blijft
op afstand staan: herinnering, woede. Het zal te paard met stormen gaan,
al dat sterven. Uiteindelijk waait alles uit elkaar en als er een hemel is
dan blijft de vraag: wie gaat daar wie belonen? Wie moet eeuwig
de zware stormmachine draaien en wie mag in het gras
liggend kijken naar het wuiven van de palmen?
Essay
Gewetensbezwaren.
Beeld
Ik denk dat ik in zekere zin idealistisch ben
Poëzie
Jij was het, deze, naar ons vernoemde
Essay
Verzet tegen de oorlogsretoriek
Open oproep: Waarom ben ik pacifist?
Rubberhamer
Essay
Voetafdruk van een wrokkige god
Open oproep: Waarom ben ik pacifist?
Capuchon
Essay
Dieser Krieg ist nicht unser Krieg
Poëzie
De onaantastbaren
Open oproep: Waarom ben ik pacifist?
Twee beschuitjes als diner
Essay
Een vergeten vrede. Drie beelden
Beeld
Pacifisme
Eenzame avonturen
Het danshuis
Polarisatie, oorlog en samenleven
Als het regent in Noord is dat de schuld van Femke
Poëzie
Laatste Woorden
Essay
De stralende kracht van een visioen.
Surinaamse dagen
Mentale luiheid, innerlijke weerstand of toch meertaligheid?
Lettertype
POINTER (PEACE)
Open oproep: Waarom ben ik pacifist?
Twee gedichten
Open oproep: Waarom ben ik pacifist?