Ik kwam aan bij de buitenmuur van het museum tijdens een lichte sneeuwstorm. De irisscanner bij de ingang had moeite mijn tranende ogen te lezen. Gelukkig gingen de schuifdeuren die toegang gaven tot de warme foyer na een paar pogingen geluidloos open. Het nationale museum is gratis voor burgers, maar was die dag nagenoeg leeg. Ik liep door de lange zalen die van onder tot boven volhingen met schilderijen, als een mozaïek van enorme rechthoekige tegels. Vervolgens kwamen de kleinere zalen met vitrines gevuld met bustes zonder neuzen, torso’s en fragmenten van friezen. Af en toe zie je tussen die wrakstukken een beeld uit het verleden onverwacht helder oplichten. Een herderin met slanke polsen en enkels, ronde heupen en borsten die een voet hoog optilt en haar lange vingers in een griezelig sierlijke hoek strekt. Een man zonder neus die vecht met een slang. Een slang met het hoofd van een man en verrassend ootmoedige gezichtstrekken. Een jaguar met langgerekte geometrische ledematen. Een gevederde slang. Een draak met zwierig krullende wenkbrauwen. Een olifant die de wereld draagt. Een krachtig gespierde oude man die bijna bezwijkt onder het gewicht van een bol op zijn schouders. Een vrouw zonder hoofd — je kunt de omtrekken van haar brede atletische figuur ontwaren onder een gewaad dat door een onzichtbare wind tegen haar lichaam wordt geblazen. Het langst bleef ik kijken naar het liggende marmeren beeld van een pezige jongeman met hangsnor en een torque om de nek. Dodelijk gewond probeert hij zich nog op te richten. O, ze wisten hoe te sterven, die barbaren. Maar waarvoor stierven ze?
De vitrines waren gevuld zonder acht te slaan op chronologie. Voorwerpen waren geordend op materiaal en vervolgens op kleur, wat prachtige patronen opleverde. Met veel zorg waren ze gerangschikt in elegante, symmetrische tableaus. Naast de zaal met stenen objecten waren er ook zalen vol hout, metaal en plastic. Ik zag een zwart-wit plastic wezen met enorme oren op zijn achterpoten staan, in een rode onderbroek met witte knopen, pal daarnaast een mensachtig wezen opgebouwd uit rechthoekige machinestukken. Op een plank met houtwerk zag ik twee ebbenhouten tafelpoten versierd met knielende vrouwen die het verdwenen gewicht van een tafelblad met een liefelijke glimlach droegen.

In een poging de geschiedenis onschadelijk te maken besloot de mondiale overheid in te grijpen in het nationale en internationale geheugen. Er werd afstand genomen van het model waarin elke groep zijn eigen oorsprong beheert en bepaalt. Het was ondertussen gebleken dat misbruik van de geschiedenis een van de eenvoudigste manieren is om sociale onrust aan te wakkeren. Om het beschaafd en definitief op te lossen werd besloten geschiedenis zoals de mens die tot dusver had gekend af te schaffen. Allereerst werd het verleden gestold. Met grote ijver en vernuft werden alle overgeleverde sporen van de tijd verzameld. Mythes, bakerpraatjes en vermeende feiten werden uniform vastgelegd. Volledige bibliotheken, allerlei databases en willekeurig opgeslagen materiaal werden gecentraliseerd. Dagboeken, almanakken, journaalbeelden, archieven en blogposts werden zonder onderscheid in één groot systeem opgenomen. Alles wat een spoor in de tijd had achtergelaten of alsnog vastgelegd kon worden kwam in aanmerking; het persoonlijke en het publieke, het banale en het verhevene, het obscure en het al te bekende, astronomie en astrologie, geneeskunde en homeopathie, poëzie en wiskunde — elke taal, elke bron was even legitiem. In dit eerste stadium ging het vooral om volume. De mensheid had haar geheugen toen al lange tijd uitbesteed, eerst in schrift, vervolgens via boeken en computers, daarna aan telefoons die men voortdurend moest ronddragen. Op basis van deze bronnen wordt ieders geheugen nu centraal geregeld. Elke zeven jaar wordt men gereset. Ik kan je niet zeggen hoe anders we zijn dan eerdere mensen, die — ieder een eigen subjectieve en onvolledige — geschiedenis met zich meedroegen. Het schijnt dat die mensen in fatale woede konden ontsteken over iets wat twee eeuwen eerder was gebeurd, maar hun schouders ophaalden over het onrecht dat ze dagelijks om zich heen zagen. Ons nieuwe historische proces is geheel oplossingsgericht en transparant. Geschiedenis wordt niet langer gemaakt, maar periodiek gedistribueerd.
‘De loop van de geschiedenis zoals voorgesteld in het idee van opeenvolgende catastrofes verdient niet meer aandacht van de serieuze denker dan de caleidoscoop in de hand van een kind die met elke draai alles wat geordend is in elkaar laat storten in een nieuwe orde,’ las ik onlangs. De prachtig op kleur en formaat gerangschikte voorwerpen in de vitrine van het museum deden me inderdaad denken aan die eindeloze maar betekenisloze variaties aan patronen die je kunt zien door het oog van een caleidoscoop. Een beeld van de geschiedenis dat ongetwijfeld verloren zal gaan in de selectie voor de volgende zeven jaar.

Er zijn verschillende manieren om naar de tijd te kijken, leerde ik op school. Sommige volkeren beschouwden de tijd met het gezicht naar het verleden en de rug naar de toekomst. Zij meenden dat het verleden bekend is, het heden geleefd wordt en de toekomst ongewis is. Andere volkeren deelden de tijd in naar wat onveranderlijk was en achter hen lag, en nog gevormd kon worden en zich voor hen uitstrekte. Nu kijken we niet langer naar het verleden als een lijn, maar meer als een bak. Een enorme container, oneerbiedig gezegd. En wij zijn de scharrelaars in die containers, de vuilverzamelaars en sorteerders. De laatste tijd gaan er stemmen op om te variëren bij de periodieke redistributie van het verleden, zodat er groepen met verschillende herinneringen ontstaan. Het is onduidelijk waar dit verlangen naar diversifiëring en fragmentatie vandaan komt. Juist om dat tegen te gaan is ooit besloten elke zeven jaar ons geheugen te laten resetten met een willekeurig gekozen mix van persoonlijke en publieke feiten en ervaringen. Onze wijze leiders hebben besloten dat geschiedenis uiteindelijk een morele kwestie is, niet een feitelijke. Afwisseling met behoud van homogeniteit is de ideale geschiedopvatting waaronder we nu vreedzaam samen kunnen leven.
In de laatste zaal van het museum liggen op de vloer tegelmozaïeken uitgelegd. Rondom de mozaïeken is een kniehoog koordje gespannen waardoor er een doolhof van smalle paadjes is ontstaan. Op een van de tegels staat een man in harnas in een strijdwagen. De wagen wordt getrokken door een leeuw, een wolf en een derde vierpotig dier. De dieren worden geleid door een centaur die met één gestrekte arm de weg wijst en in de andere hand een tak omhooghoudt. Boven de wagenmenner, de drie ingespannen dieren en de centaur zweeft een enorme schorpioen in de lucht. De afbeelding van de schorpioen is in tegenstelling tot de figuren daaronder uitvergroot en levensecht. De mensen die ooit over deze vloer liepen moeten elke keer wanneer ze vanuit hun ooghoeken het dier met zijn vervaarlijk geheven staart onder zich zagen, zijn geschrokken. Ik probeer de afbeelding te begrijpen. De schorpioen kan het sterrenbeeld van de wagenmenner zijn, bijvoorbeeld. Of een voorteken dat de man een sinistere toekomst tegemoetgaat in zijn door een eclectisch driespan getrokken strijdwagen. Of misschien was het een waarschuwing aan de antieke villabewoners. ¶

Deze tekst is oorspronkelijk geschreven als voordracht in opdracht van het Read My World-festival, 2016.

Fiep van Bodegom is redacteur bij Extra Extra Magazine en docent aan de afdeling Creative Writing van ArtEZ. Ze schrijft regelmatig over literatuur en publiceerde essays, fictie en vertalingen.

Meer van deze auteur