Essay
[gedicht]
je ziet maar weinig katten op het strand
ook ik ben er geen ik besta alleen uit
diepliggende ogen soms ben ik bang
voor mijn onzichtbaarheid
nooit heb ik jouw grote voeten samen gezien
je oren zijn niet met elkaar of zelfs met schelpen
te vergelijken de hele dag doe je rare
dingen in huis je houdt een hete kruik
te lang vast – ik zal de dop in de gaten houden –
je streelt het theekopje zonder dat ik
je ooit zie drinken – maar onafgebroken
hou ik het oortje in het oog –
buiten hangen kruik en kop onwennig
niet uit je mouwen ik miauw met je mee
beter baan vaste mand dat wat we later
van het leven verwachten je pakt
de verrekijker erbij en geeft
hem aan mij en ik geef hem
terug en je geeft hem aan mij en
ik geef hem aan jou en dan
is mijn geliefde spel weer voorbij
je wordt er zo moe van. in rust
je ring staart me nog na
dit is geen land dit is Vlieland
[gedicht]