Welbeschouwd kunnen de goden nauwelijks genoeg worden belasterd. Opperwezens mogen dan velen troost, steun en kracht bieden, daar staat aan de debetzijde een lange lijst van misdaden tegenover. In naam van God hebben mensen door de geschiedenis heen hun medemensen afgeslacht en uitgebuit. Om welke god het ook gaat, godsdienst leidt tot oorlog, onderdrukking en onwetendheid. De pijlers waarop de vooruitgang rust, zijn altijd op godsdiensten bevochten.

Dat neemt niet weg dat voor wie de vrijheid liefheeft, zelfs al is zij atheïst, de godsdienstvrijheid een onaantastbaar goed dient te zijn. Maar het is een bizarre kunstgreep om te stellen dat de vrijheid tot geloven de verschoning van kritiek op dat geloof impliceert – een door de overheid gegarandeerde vrijwaring van spot, parodie, tegenspraak en belediging. Dan perkt de godsdienstvrijheid van de een, de vrijheid van meningsuiting van alle anderen in. Toch was juist dat een van de argumenten die in het debat net voor de jaarwisseling in de Eerste Kamer werden ingebracht tegen het voorstel om eindelijk het uit de jaren dertig stammende verbod op ‘smalende godslastering’ te schrappen.

Een verbod op godslastering impliceert dat het geloof in God van overheidszijde wordt gesteld boven andere levensovertuigingen. ‘U mag denken wat u wilt, maar uw regering acht het godsgeloof van hoger waarde dan uw gedachten en acht een belediging van God een zwaarder vergrijp dan een belediging van uw overtuigingen.’ En ook al is zo’n artikel dan wellicht een dode letter, een dergelijke hiërarchie is uit den boze. Geloofskritiek is een vorm van beschaving. Het hoort er in een niet-primitieve samenleving gewoon bij.

Vanuit de heilige overtuiging van hun superioriteit en in de verrukkelijke gemoedsrust van hun macht hebben christenen ruim een eeuw lang Nederland kunnen regeren (‘we rule this country’). Dat hebben we geweten. We dank(t)en er de verplichte zondagssluiting aan; de ons allen opgedrongen christelijke feestdagen; de subsidie aan het bijzonder onderwijs; de regel dat de man het hoofd was van het gezin; de wettelijke discriminatie van vrouwen, ongehuwden, homoseksuelen en buitenechtelijke kinderen; de steun aan de Zuid-Afrikaanse apartheid; de censuur van bioscoop en bibliotheek; het verbod op abortus, crematie, echtscheiding, euthanasie, voorbehoedsmiddelen, en nog zo wat zaken die inmiddels bijna iedereen als misstanden ziet.

Onder het motto ‘Belediging is al strafbaar, dus waarom moet belediging van God dan nog apart strafbaar worden gesteld?’ vond weldenkend Nederland (inclusief VVD en PvdA) al jaren dat het artikel tegen godslastering weg moest. Een blokkade door de christelijke meerderheid maakte het echter onmogelijk die logica in daden om te zetten. Goddank leken we sinds enkele jaren van dat confessionele machtsmonopolie te zijn verlost. Maar de mannenbroeders zijn niet vies van macht en nu er wederom een liberaal getinte regering van hun enkele stem afhankelijk is, buiten ze dat ten volle uit.

Zagen we in de vorige kabinetsperiode het VVD-Tweede Kamerlid Jeanine Hennis-Plasschaert worstelen met haar liberale geweten, afgelopen herfst was het de liberale senator Heleen Dupuis die zich in wonderlijke bochten wrong. Maar hun aanpak verschilde. Hennis stemde in november 2011 tegen een motie die korte metten maakte met ambtenaren die weigeren homo’s te trouwen. Als verklaard voorstandster van het homohuwelijk en tegenstandster van ‘weigerambtenaren’ stak de huidige minister van Defensie haar tegenzin tegen haar tegenstem niet onder stoelen of banken. Ze legde met een treurig gezicht uit dat ze die tegenstem wel moest uitbrengen om de lieve vrede met coalitiegenoot CDA niet in gevaar te brengen. Je werd er als kiezer niet blij van, maar je wist in elk geval waar je aan toe was. Hennis deed gelukkig niet alsof ze bij nader inzien vond dat het homohuwelijk toch niet deugde.

Ook het recente debat over godslastering ging gebukt onder christelijke dwingelandij. Met als resultaat dat de senatoren Dupuis (VVD) en Schrijver (PvdA) tegen elkaar opboden in meegevoel voor de ‘pijn’ van de SGP. (SGP-voorman Kees van der Staay is een meester in het inzetten van hedendaags emotiejargon.) Dupuis verruimde het begrip ‘godsdienstvrijheid’ met een overheidsgarantie op onderling respect. Schrijver betuigde zoetsappig dat hij absoluut rekening wilde houden met de kwetsbare zieltjes der gelovigen. Niettemin werd op 3 december het voorstel om het verbod op godslastering uit het Wetboek van Strafrecht te verwijderen met 49 tegen 21 stemmen aangenomen.

Maar niet te vroeg gejuicht: er zit een addertje onder het gras. Tegelijkertijd werd namelijk de motie-Schrijver aanvaard, die behelst dat de strafbaarheid van godslastering mogelijk via een omweg in het Wetboek van Strafrecht terugkeert. De motie vraagt de regering om te bewerkstelligen dat art. 137 ‘eveneens genoegzame bescherming biedt tegen als ernstig ervaren belediging van burgers door belediging van hun geloof en geloofsbeleving’. Het risico bestaat dus dat er toch weer een status aparte komt voor godsdiensten.

Ik stem D66 of VVD. Op die laatste partij ben ik gaan stemmen omdat zij Ayaan Hirsi Ali een parlementaire stem gaf, terwijl tezelfdertijd de liberale broeders van D66 verkondigden dat het zo erg niet is als moslims weigeren vrouwen een hand te geven. Dat Dupuis tegen afschaffing van het godslasteringsartikel stemde, stelde mij dan ook teleur.

Pas geleden nog, bij de mazelenuitbraak in de bijbelgordel, meende Dupuis, die van opleiding theoloog is, dat sommige vaccinaties verplicht zouden moeten zijn, ‘net als de leerplicht’. Met verve bestreed ze het christelijke dogma dat het onder de godsdienstvrijheid van de ouders valt om hun kinderen bloot te stellen aan het gevaar van ziektes als mazelen. De overheid zou kinderen tegen dergelijke ouders moeten beschermen. Ze noemde het ‘niet te verkroppen, dat je met zo weinig inspanning zo’n grote schade kunt voorkomen’, en dat dat dan niet gebeurt. Met die uitspraken ging Dupuis verder dan minister-president Rutte, die de woede van de Noord-Veluwe en de Alblasserwaard over zich afriep omdat hij predikanten opriep hun gemeenteleden ertoe aan te zetten hun kinderen te laten inenten. Hoe Dupuis’ radicale stellingname inzake vaccinaties zich verhoudt tot haar gedraai nu is mij een raadsel.

Eind oktober overleed een zeventienjarig meisje uit een gereformeerd gezin op het Zeeuwse eiland Tholen aan de gevolgen van een mazeleninfectie. Zij was niet gevaccineerd. En de godsdienst die dat op zijn geweten heeft zou door een apart wetsartikel moeten worden beschermd tegen godslastering? Omdat de seculiere kritiek zo’n ‘pijn’ doet?

Een godsdienst die kinderen opoffert aan een ziekte die met een eenvoudig prikje voorkomen had kunnen worden, kan niet genoeg worden belasterd. Ik wil graag in een land leven waar ik de propagandisten van dergelijke geloven zonder kans op strafvervolging kan bestempelen als harteloze lieden die ouders ervan weerhouden te doen wat goed is voor hun kinderen. Als er nou iets pijn doet, dan wel dat.

Jolande Withuis (1949) is sociologe, auteur en feministe en werkt momenteel aan een biografie van koningin Juliana, waarvan in maart 2014. een voorpublicatie verscheen: Juliana’s vergeten oorlog.

Meer van deze auteur