Virgula,

het ijzer onder het matras springt als jij schiet voor mijn oog,
trillende glaslibel
en ik naar de bewaker moet van mijn archief

een stapel mappen roze gevlekt, een soort baby tussen ons in
maar ze houdt zich stil, ze houdt zich koest op het vuile formica,
ik ben hier het huilende dier

de ochtend puntig van helderheid, bomen met hun botten
in het dunne groen, bermen met stekende honger
mensen in elkaar verdronken en de stenen levend en zonder mij

het kanaal uit olieverf en ik fiets naar de toren
van het uitvoeringsinstituut, waar een rode lijn de kamers naait,
een ficus in de hoek geworpen, ik aai zijn stof

mijn evangelie is omvangrijk, de baby
en ergens in een keldergang dossiers van meer verloren aard,
mijn vleselijke geheimen en dingen die niet voorbijgaan

daar op het formica nu ook mijn puilende navel
waar de bewaker in knijpt en niemand die weet hoe het met u verder
moet in ons licht dat geen verloop verraadt

glazenmakers, rombouten, ik ken de kwelgeesten in uw hoofd
en in de ochtend treitert een Virgula, uw kat legt eieren,
mij maak je niks wijs, maar mijn watergrijze blik

droomt hem naar zijn moeder, ze hangt de was op en onder altijd weer
dat waaien van lakens aan een ijzeren draad
op een voorjaarsdak van asfalt hoeft hij mij niet meer te fiksen

terwijl thuis een nieuwe vrouw in zijn Auping op hem wacht
een Pool voor het kalken van de muren rondom,
de mollen in zijn cirkeltuin, ze moeten vanavond nog vergast

ik vrees zijn kwade optelling
de uitvoeringswetten waarin ik uiteenval,
ik vrees de beperkingen waarmee hij mijn denken coupeert

de mens vervliegt, zeg ik hem, kijk door de ramen die nooit open
gaan, maar hij wil mijn duim
met in diabolische vorm de ziekten van de ziekten

tot de baby haar beentjes stijf krijst in die doelgerichte kamer met tapijt
als een kaalgefikt aardappelveld,
de lijn naar buiten is kort en rotonde in rotonde

huil ik naar de vogels, ze wuiven terug met het gemak van hun wereld
en thuis ontsluit ik alle deuren en ramen, ik bel iedereen op, ze nemen allen aan
ik schrijf alle brieven en krijg meteen het juiste antwoord ja

heil mijn komma, zo slecht hebben we het niet
ik kreeg er weer een jaar bij om het dier te knechten, dan veer ik omhoog
naar jou en eindelijk komt de ochtend buiten mij om en

eindelijk komt de ochtend in zichzelf klaar.

Sasja Janssen (1968) is dichter. Voor haar werk ontving ze de Awater Poëzieprijs 2021, de Johan Polak Poëzieprijs 2024 en de Adriaan Roland Holst-Penning 2024. Haar bundels zijn vertaald in het Spaans en het Engels.

Meer van deze auteur