Redactioneel
Mechanische computers, aangedreven op stoom; stalen reuzenspinnen die als tanks door het Wilde Westen marcheren. Jules Vernes ‘fantastische’ negentiende eeuw lijkt de laatste jaren romanciers en filmmakers meer te inspireren dan de historische. Is het puur nostalgisch escapisme of kan het meer zijn?
Moe van het bedenken van bizarre aliens op verre planeten en elektronische dictaturen op roestende ruimtestations, waren er aan het eind van de jaren tachtig van de twintigste eeuw sciencefiction-schrijvers die werden aangetrokken door de mogelijkheden van nooit gerealiseerde uitvindingen en toekomstfantasieën uit de negentiende eeuw. Denk aan de machines en voertuigen in de boeken van Jules Verne en H.G. Wells. Maar ook aan de nooit gerealiseerde grootse plannen van de uitvinder Tesla (de rivaal van Thomas Edison) en de in de jaren veertig van de negentiende eeuw door de wiskundige Charles Babbage ontworpen, maar nooit afgebouwde mechanische computer, de Analytical Engine.
Stel nou eens dat zulke uitvinders en zieners uit het stoomtijdperk omarmd en nagevolgd zouden zijn in plaats van tegengewerkt of als fantasten beschouwd. Stel dat hun vindingen op grote schaal zouden zijn ingevoerd? Hoe zou de wereld er dan hebben uitgezien? Dat leidt tot historische romans die tegelijkertijd sciencefiction zijn. Boeken waarin de auteurs de angsten en verlangens van het heden niet in mythische beelden op de toekomst projecteren, maar terug in het verleden.
Een van de vroegste en bekendste voorbeelden is de roman The Difference Engine (1990) van William Gibson en Bruce Sterling. In de parallelle werkelijkheid van dit boek hebben de met stoom aangedreven mechanische rekenmachines à la Babbage (sommige zo groot als graansilo’s) de industriële revolutie nog eens laten versnellen. De veranderingen zijn grootschalig, pijnlijk, de sociale ellende reusachtig. Door het hele land breken opstanden uit tegen de industriële machines, de volgelingen van Ned Ludd vormen guerrillalegers. Het neerslaan van die opstanden en een wreed dictatoriaal regime onder de oude Tory Lord Wellington kosten vele doden en zetten kwaad bloed. Lord Byron is de aanvoerder van de Radicaal Industriële Partij, die na een staatsgreep de macht overneemt en een middenklasseregime sticht, dat meritocratie en ongebreideld vrij ondernemerschap belooft en strikte politiecontrole (vergemakkelijkt door de fantastische databanken) en een verering van wetenschap en technologie voorstaat. Maar ook dit corrupte en op repressie leunende regime wordt bedreigd door een groeiende proletarische revolutionaire beweging, die zich spiegelt aan de Communistische Commune van Manhattan. De hoofdpersonen zijn geleerden, politiemannen, samenzweerders, politici en gokkers. De thrillerachtige plot van het boek draait om een doos met ponskaarten, die samen de software vormen waarmee je gegarandeerd winnen kunt in bepaalde vormen van geautomatiseerd kansspel.
Gibson en Stirling waren niet de enigen die hun verbeelding voedden met de technologische cultuur uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Er waren in de loop van de jaren negentig veel schrijvers en filmers die aangetrokken werden tot het licht ontvlambare mengsel van krankzinnige droombeelden en het geloof in wiskunde, mechanica, stoom en elektriciteit. Wat er ook bij hoorde was een fascinatie voor het manische optimisme van die tijd, dat gepaard ging met gevaarlijke waandenkbeelden en een wrede veroveringszucht. Een vermenging met vampierthema’s, spiritisme en esoterische natuurkunde komt veel voor.
Sindsdien heeft de herneming van de technologische cultuur van de late negentiende eeuw en dan vooral de meer fantastische en sprookjesachtige versies ervan, een grote vlucht genomen. Niet alleen in de vorm van films, romans, strips en (online) games, maar ook in de wereld buiten de fictie. Vooral in het ontwerpen van sieraden, meubels, interieurs, steekt deze esthetiek, die negentiende-eeuwse mechanische elementen verweeft met moderne materialen en elektronica, de kop op. Roodkoperen, neogotisch versierde bouwsels, waarin laptops verstopt zitten, kunstwerken die eigenlijk nutteloze nepwapens zijn, gemaakt van stukken antiek uurwerk, hout en leer, meubels waarin onderdelen van oude industriële machines verwerkt zijn, in combinatie met verfijnde stoffen en gedetailleerd en felgekleurd houtsnijwerk. Ook in de mode is een actieve subcultuur waarin corsetten, lasbrillen, metalen protheses, wetenschappelijke instrumenten en victoriaanse zijden blouses een wonderlijke rol vervullen. De esthetiek is die van dun leer, geelkoper, tandwielen, geslepen glas en vloeiende lijnen. Barokke fantasie, ambachtelijke virtuositeit en verbluffende mechanica, daarom draait het.
Al deze uitingen, die zich uiteraard in de loop van het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw enthousiast en wereldwijd via het internet verspreidden, wordt aangeduid met de verzamelterm steampunk. Rond 2009 kregen de mainstream media in de Verenigde Staten de subcultuur in het vizier. Tijdschriften en televisieprogramma’s portretteerden de rage. Inmiddels zijn er duizenden steampunk-rollenspel-clubs, van Miami tot Manchester, van Minneapolis tot Santiago de Chile, en van Helsinki tot Milaan, die mensen de gelegenheid geven zich een fictieve identiteit aan te meten als een excentriek uitvinder of victoriaans ontdekkingsreiziger en in zelfbedachte kostuums naar congressen te gaan waar het meest uitzinnige neovictoriaans knutselwerk wordt uitgewisseld. De bekendste steampunkbeelden zijn de met stoom aangedreven tanks in de vorm van reusachtige gepantserde spinnen uit de film Wild Wild West met Will Smith, en de commercials met Johannes Koenradus Klene, (woest wit haar, leren jas en een lasbril) die als artistiek-zonderlinge uitvinder met zijn rokende en ratelende machines een nieuw maar toch ook weer ouderwets lekker Hollands dropje fabriceert.
Wat is steampunk behalve een stijl in reclame, mode, fantasyfiction en lifestyle? Het is volgens het tijdschrift SteamPunk Magazine (sinds 2007) ook een echte subcultuur, met een bijbehorend kritisch en geëngageerd gedachtegoed op artistiek, cultureel en politiek terrein. In het tijdschrift (uitsluitend tekeningen, geen foto’s!) staan verhalen en gedichten, maar ook artikelen over historische portretten van bijvoorbeeld Toussaint Louverture, de leider van de slavenopstand op Haïti en de stichter van die staat of vrouwelijke avonturiers en politiek activsten uit de negentiende eeuw. Maar ook ook essays over de vraag wat nu de politieke betekenis is van het achtervoegsel ‘punk’ in steampunk en over de vraag hoe absurd het is dat mensen die maatschappijkritiek uiten op de eenentwintigste-eeuwse consumptiemaatschappij zich spiegelen aan een historische periode waarin kolonialisme, racisme, seksisme, slavernij, de uitbuiting van arbeiders en het grootschalig vervuilen en verwoesten van de aarde doodnormaal waren. In welk opzicht kan steampunk iets anders zijn dan escapistische, nostalgische kitsch?
Het tijdschrift heeft een ondertitel: a journal for misapplied technology. Die zelfbewuste en dwarse aanduiding is een goed uitgangspunt om dichter bij een begrip te komen van wat de makers van SteamPunk Magazine bedoelen. De alternatieve geschiedenissen waarin de destijds nieuwe technologie de machtsverhoudingen doet wankelen en ‘andere’ historische scenario’s denkbaar worden, waardeert de auteur van het essay ‘Nevermind the Morlocks’, (SteamPunk Magazine # 8, 2012) David Z. Morris uitdrukkelijk om de manier waarop ze de politieke verbeelding prikkelen. Ze bespelen het verlangen naar opstand en het neerhalen van de structuren en instellingen die oorlog, uitbuiting en onderdrukking mogelijk maken.
Niet de opwindende spookverhalen, de griezelige mad scientists, de sexy helden van een glorieus Brits wereldrijk, maar de ‘hackers’ van de negentiende-eeuwse technologie en de piraten en opstandelingen belichamen voor Morris de geest van steampunk.
Opmerkelijk is dat Morris uitgebreid ingaat op de geestverwantschap tussen steampunk en de Occupy-beweging. In hun wazigheid kun je het ‘eeuwige’ idealistische gedachten noemen: tegen uitbuiting, onderdrukking en oorlog, voor gelijkwaardigheid, samenwerking, solidariteit met de zwakken en de natuur. Maar hoe kan Morris steampunk een politiek getinte subcultuur noemen als ze zich bezighouden met opstand en alternatieven in een denkbeeldig verleden?
Steampunk, zoals Morris het bekijkt, is het dagdromende broertje van de Occupy-beweging. De machines, muziekinstrumenten, romans en strips, de kostuums en spellen, ze bevatten geen politieke alternatieven voor de eenentwintigste eeuw. Ze scheppen een inspirerende belevingswereld en een cultureel netwerk. Occupy en steampunk komen, zegt hij, voort uit dezelfde vurige gedachte: er is een andere wereld mogelijk.
Het is de eeuwige opstand tegen het heden, de weigering te aanvaarden van wat als misstand, onrecht en nodeloos lijden wordt gezien. Maar waarom fabuleert men dan niet even vurig over de stralende toekomst die voor de mensheid binnen handbereik ligt?
De afgelopen dertig jaar, sinds de industrïele, sociaal-democratische welvaartsstaat ging haperen, is de toekomst een ongemakkelijk onderwerp. Vooruitgangsgeloof en de macht van de collectieve planning hadden de toekomst lang succesvol afgeschilderd als een vakantiebestemming die volgens de dienstregeling zou worden bereikt. Maar sindsdien verschijnt de toekomst meer en meer als een dreigende ramp, die we moeten zien te overleven.
Steampunk, opgevat als subculturele tegenzet, doet denken aan de manier waarop de jongerencultuur in de jaren vijftig en zestig zich van de muziekgeschiedenis bediende. Tegen het plastic conformisme, de Koude-Oorlogsangst en de restauratie van vooroorlogse culturele waarden greep men terug op ‘authentieke’ en oude muzikale genres. Folk, country en blues waren vormen van volksmuziek die verwezen naar de achterlijkheid van het platteland en de beschamende crisistijd, naar het harde leven en de onderdrukking van de zwarten in de Verenigde Staten. Maar er klonken ook inspirerende woede, scepsis, solidariteit en opstandigheid in door. Het was muziek die direct stem gaf aan de basics van het leven: liefde, dood, seks, onrecht, verlies, strijd, spot.
Het was muziek die hun ouders maar liever vergaten en vonden horen bij een overwonnen en donker verleden. Maar nostalgie naar vroeger, naar die achterlijkheid en armoede, was het natuurlijk niet, als de Stones Muddy Waters wilden naspelen. De popmuziekcultuur van de jaren zestig ontstond uit het ‘oneigenlijk’ gebruik van die oude muzikale bronnen, het toepassen van dat ‘oude’ en primitievere muzikale idioom op een nieuw levensgevoel, met gebruikmaking van de mogelijkheden die de nieuwe technologie en de welvaart boden. De elektronische opnametechniek, de publiciteitsrages, de radio en televisie, de mode vormden en versterkten die subcultuur. De opstand tegen het heden hergebruikt elementen uit de cultuur die de ouders hebben vergeten en verraden. En recyclet het verleden door het te veranderen in iets wat het nooit was. Steampunk lijkt iets vergelijkbaars te doen met de technologische cultuur van de late negentiende eeuw. Het misplaatste of oneigenlijke gebruik zit ’m erin dat het heel eenentwintigste-eeuwse verlangens en angsten zijn waaruit de ‘alternatieve‘ geschiedenissen en steampunkmachines voortkomen. En bovendien schrikt men er niet voor terug de oude technologie vrolijk te vermengen met hedendaagse kennis en apparatuur. De steampunk die Morris toejuicht is een vorm van populaire cultuur die niet vrij van geweld, seks, bedrog en ellende is, maar wel nadrukkelijk multicultureel, feministisch, basisdemocratisch of anarchistisch en milieubewust.
De manier waarop Morris steampunk typeert lijkt te passen in wat er zich bij een kritische minderheid van de jongeren aftekent als een stijl om weerstand tegen het heden te bieden. En daarin staat net als bij steampunk het archetype van de eigenzinnige uitvinder centraal, die koppig een dagdroom trouw blijft en slim en kundig en vooral eigenhandig met iets komt dat verbaast, verwondert, ontroert, of het nu nuttig of nutteloos is, mooi of lelijk, lief of griezelig. Het mooiste is een unicum, gemaakt met oude spullen die de wereld waardeloos vindt.
Apparaten, techniek, uitvinden als een vorm van folk art. Als een arena waar plezier, schoonheid, authenticiteit zich kunnen openbaren. DIY (denk: de website MAKE) en Open Source, Creative Commons, ze liggen in elkaars verlengde. De wereld van de mechanica, van de analoge technologie uit het predigitale tijdperk is opeens een artistieke en democratische speeltuin geworden. Een tegenwereld, die een alternatief biedt voor de wereld van touchscreens, virtuele vriendschappen, crossmediale campagnes en megawinkels. Men deelt en verspreidt technische en ambachtelijke kennis van de meest uiteenlopende aard. Maar het subculturele schuilt er vaak in dat de technologie niet zozeer doelmatigheid en nut dient, als wel de zin voor het mogelijke prikkelt, en verzinsels, spel en experimenten stimuleert. Omdat tegenover het afstandelijke, massale en virtuele het unieke, simpele en zintuiglijke wordt verheerlijkt, is er altijd ruim aandacht voor ‘overbodige’ technologie, zoals stoommachines, fietsen, ouderwetse loodgezette drukpersen, schrijfmachines, analoge camera’s, akoestische en predigitale muziekinstrumenten. Misschien is steampunk wel een symptoom voor een heel hedendaags probleem: een pijnlijk besef van het verlies van een hoopvolle en gretige verhouding tot de toekomst. Iedereen die in opstand komt tegen het heden zou een stralend toekomstbeeld willen koesteren. En hoe gegrond de kritiek op de gevaren van utopische politiek ook is, het ziet ernaar uit dat we niet zonder die utopische ‘puls’ kunnen, als denkbeeldige inspiratie, als lied voor onderweg. Zonder droombeeld van een andere wereld, liefst in het meervoud, rukken al snel het cynisme, de angst en de volgzaamheid op.
Dat de Occupy-beweging niet doet in blauwdrukken en leerstelligheden is een pluspunt, geen tekortkoming. Wie zich de toekomst wil voorstellen zal zich moeten verlaten op het verstand en de herinnering. Verbeelding is zoiets als het genetisch manipuleren en experimenteel doorkweken van herinneringen, tot er nieuwe beelden en vormen ontstaan. Steampunk doet iets dergelijks met de negentiende-eeuwse technologie en is daarin wonderlijk eigentijds. Het hoort bij een nieuwe generatie digitale inheemsen die zoekt naar die zaken die hun ouders hebben verloren, afgeschaft en verraden. Het is geen fetisjistische omgang met historische fossielen, maar juist een toekomstgerichte, kritische nostalgie die maakt dat mechanica, ambachtswerk, stoommachines, analoge geluidsstudio’s, chemische film en fotografie, fietsen, oude drukpersen en de coöperatieve gedachte hergebruikt worden. Een open, experimenterende en bescheiden houding ten opzichte van de toekomst. Het is het spel met de anachronistische hybride, die dagdroomt over de toekomst, waarin provocatief ruimte gemaakt moet worden voor onvolmaaktheid en zintuiglijkheid, voor oprecht amateurisme en schoonheid, voor de uitzonderingen.
Alle illustraties: Steampunk Magazine #8
Essay
Hoe vroeger voelde
Essay
Hedendaags onbehagen
Essay
Verlangen, vervulling en gemis
Essay
Radicale retrochic en de fantoompijn van links
Verhaal
The Joy of Sex
Essay
Postkoloniale saturnaliën
Poëzie
Nostalgie
Essay
Het ironisch verlangen naar de DDR
Poëzie
Om een hoge kamer te verlaten
Essay
Nostalgie naar de voorbije toekomst
Poëzie
Wat voorafging
Verhaal
Post mortem
Poëzie
Drie gedichten tegen de nostalgie
Kroniek & Kritiek