1

De schrijver Martin Bril, zoals die, in mei 1999 te gast bij Hanneke Groenteman in het televisieprogramma De Plantage, gekleed in een spijkerjack [had hem altijd nog willen vragen ‘waarom juist toen opeens dat spijkerjack – omdat het zondag was?’], desgevraagd een voorbeeld geeft van waar hij de inspiratie voor zijn columns vandaan haalt (‘overal, alles wat ik zie’), en op zijn bekende ritmisch-knauwende toon, quasi schoorvoetend – met de inzet en de brille van een jazzdrummer die vanuit een paar schijnbaar willekeurige klappen en vegen links en rechts maar ondertussen al zoekende recht op zijn doel afgaand vanuit het niets een solo begint op te bouwen – vertelt hoe hij onderweg naar de studio op straat een neger met een pleister op zijn wang zag lopen, ‘gewoon zo’n huidkleurige pleister, maar dus niet de kleur van zijn huid. Daar kan ik dan een hele dag over nadenken.’ Een neger met een pleister. Een betere titel voor het verzamelde werk van Bril ben ik nog niet tegengekomen.

2

De in 1997 op 52-jarige leeftijd overleden singer-songwriter maudit Townes Van Zandt, die in de documentaire Heartworn Highways van James Szalapski (opgenomen in 1975, maar pas uitgebracht in 1981), over een aantal voorlopers c.q. vertegenwoordigers van de ‘alternatieve’ country, in een spijkerhemd en met een klein formaat cowboyhoed op zijn kop, in de keuken van zijn huis ‘Waiting Around to Die’ zingt (een behoorlijk ultieme hard-lucksong annex lofzang op alle roesmiddelen die de levenspijn tijdelijk kunnen verzachten), terwijl zijn bejaarde zwarte buurman schuin achter hem, gekleed in een spijkerjack en met hetzelfde soort hoed op, van de eerste tot de laatste noot de tranen over de wangen lopen – alsof elk woord dat zijn veertig jaar jongere blanke buurman zingt rechtstreeks op zijn eigen leven betrekking had. En dat had het natuurlijk ook.

3

En over de liefde als kunde gesproken. Zoals The Dells, een Amerikaanse vocal-harmonygroep die eind jaren zestig, ergens tussen doowop en soul in, al met trommelvlies doorborende kopstemmen zongen – en waar door Bob Dylan in ‘You’re a Big Girl Now’ van zijn onverbiddelijke echtscheidingsplaat Blood on the Tracks expliciet naar wordt verwezen: ‘Love is so simple’. Althans in de praktijk, en daar gaat het tenslotte om.

Volgens The Monotones telt The Book of Love (auteur vooralsnog onbekend) slechts vier ultrakorte hoofdstukken. 1) Houd van haar/hem, met heel je hart. 2) Bezweer haar/hem dat jullie nooit uit elkaar zullen gaan. 3)[het duisterste deel] Vergeet niet wat de ware betekenis is van de liefde als avontuur. En 4) Je maakt het uit, maar geeft hem/haar toch nog een kans.

Volgens rocker Eddie Cochran kan het net nog iets simpeler, en is de hemel slechts drie stappen gaans. 1) Iemand vinden om van te houden. 2) Die vervolgens ook op jou verliefd wordt. 3) Elkaar kussen en stevig vasthouden. (‘Yeah, that sure seems like heaven to me.’) Een gouden formule.

Op hun beurt zijn The Moonglows dan weer een stuk veeleisender en vooral ook rechtlijniger in de leer. Zij schermen met de Ten Commandments of Love: van [je hebt een jaloerse God of niet] ‘Thou shalt never love another’ via ‘Go through love always with a smile’ tot ‘Come to me when I’m lonely’ en ‘Always do what’s right’.

Ondertussen blijft rock-’n-rolldichter Chuck Berry zweren bij zijn ‘Thirteen question method’ – al is soms onduidelijk of het in de titel genoemde getal het aantal vragen betreft of de leeftijd van de respondente.

De waarheid zal wel ergens in het midden liggen, misschien bij de ‘zes gouden regels voor succes in de liefde en het huwelijk’, zoals die te vinden zijn in het uit 1940 stammende standaardwerk Liefde zonder vrees van Dr. Eustace Chesser, dat vroeger bij mijn ouders in de boekenkast stond: 1) Leer hoe lief te hebben. 2) Wees u ervan bewust, dat de liefde evenzeer voor u bestaat als voor andere mensen. 3) Ontwikkel uw seksuele hoedanigheden. 4) Laat een dokter die tegelijk psycholoog is, u beiden onderzoeken. 5) Brengt zo mogelijk een langere vacantie samen door (vóór het huwelijk, red.). 6) Wees u er goed bewust van hoeveel kinderen gij wenst te krijgen en wanneer.

Aan de slag!

4

De beginscène van een Britse documentaire over Salvador Dalí (zoals ik die ongeveer een halve eeuw terug bij een buurjongen op de televisie zag), waarin we de camera licht schokkerig door de gangen van een groot huis zien bewegen – alsof de cameraman iemand achtervolgt die telkens net om de hoek is verdwenen wanneer hij in beeld dreigt te komen – en we ondertussen een stem heel nadrukkelijk ‘No!’ horen roepen, wel een keer of vier, ‘No!’ Tot er van dichterbij een andere stem weerklinkt, de stem die bij de camera hoort, die, op nog net vriendelijke maar vooral zeer dringende toon vraagt: ‘Mister Dalí, do you or don’t you want to cooperate on this film?’ – waarop Dalí zijn hoofd om de hoek steekt en, met wijd opengesperde ogen en een brede grijns op zijn gezicht, vanuit de grond van zijn hart zegt: ‘YES!’

Een scène die mij decennia later (het geheugen doet aan chronologie noch causaliteit) doet denken aan het begin van Shakespeares Hamlet, waarin de Geest – alle geesten zijn plaaggeesten – ook eerst een paar keer verschijnt en ook direct, zonder iets te zeggen, weer verdwijnt, voordat hij uiteindelijk zijn zoon zijn droeve relaas doet. Maar ook, met name vanwege de heftigheid van het ‘nee!’ van Dalí, aan een scène uit de film Synechdoche van Charlie Kaufman, waarin de dochter van de door Philip Seymour Hoffman gespeelde hoofdpersoon – een toneelregisseur die, letterlijk, zijn eigen leven (en daarmee onwillekeurig ook zijn eigen dood) ensceneert – op haar sterfbed van haar vader eist dat hij haar om vergiffenis zal vragen. Ondanks het feit dat hij haar nooit iets heeft misdaan (integendeel, het is eerder omgekeerd) doet hij wat ze van hem verlangt, en vraagt haar hem te vergeven – waarop ze hem met haar laatste ademtocht toebijt ‘Nee!’, en sterft.

En dat brengt mij dan weer – en hier komen alle draadjes samen – bij de laatste-woordenscène uit weer een andere film, Le feu follet van Louis Malle, waarin de hoofdpersoon, Alain, een uit de kliniek ontslagen depressieve alcoholist, zijn laatste rondje langs vrienden en geliefden in Parijs afsluit met de woorden, onverteerbaarder misschien nog wel dan het ‘Nee!’ van de dochter uit Synechdoche: ‘Ik wou dat ik in mijn leven een betere minnaar was geweest.’

5

De Duitse kunstenaar Joseph Beuys, die tijdens de opening van een tentoonstelling van zijn werk (vet, vilt) een aantal van zijn gasten die net als hij een hoed dragen die hoed van het hoofd rukt en uitdaagt te proberen hem die weer afhandig te maken, om zich ten slotte, na een wilde achtervolging door de gangen van het museum, te verschansen in een van de toiletten – waarbij hij af en toe een van de buitgemaakte hoeden boven de deur uitsteekt, en ondertussen ‘Sieg! Sieg!’ kraait, ‘Sieg! Sieg!’

Roel Bentz van den Berg (1949) studeerde filosofie. Behalve schrijver was hij ook radiomaker bij het VPRO-programma De Avonden en medewerker van NRC Handelsblad. Van zijn hand verschenen meerdere essaybundels, waarvan Zapdansen (2005) de Jan Hanlo Essayprijs Groot kreeg. In 2016 verscheen zijn meest recente roman Het naderen van een brug. 

Meer van deze auteur