We hadden afgesproken in de lawaaierige lounge van Theater De Beweging, het was vlak voor Naties #3. Hoe hij eruitzag? Als ik me het goed herinner, was zijn donkere haar dit keer strak achterovergekamd, zijn huid oranjegebruind. Een lange, gespierde man met een klein buikje, gestoken in een nauwsluitend donker pak en met reusachtige schoenen aan zijn voeten. Op zijn voorstel namen we plaats aan het raam, dat zicht bood op het drukke plein met terrasjes. Beneden sjokte in het donker een groepje hardlopers als glimwormen langs het fietspad. Hij was echter levenskrachtig, goedgemutst, en bestelde een biefstuk, rare gebakken, met suiker, want HIJ had honger.

Ik was erop uitgestuurd door de partijdramaturgen, we scoutten nieuw talent voor de rol van Synecdoche in het grote theater. Officieel wilden ze weten hoe Natie ervoor stond, die oude ster van de grote gebaren. Maar in mijn notitieblokje stonden vooral ook enkele vragen waar ik zelf dringend antwoord op zocht. Het werd een kort gesprek.

En werkt het ook, dat nieuwe dieet?
‘Hatsiekiedee! Ik voel me als herboren.’ Hij sneed een groot stuk van zijn biefstuk en propte het in zijn mond. Een slakkenspoor van zilverroze sap trok vanuit zijn mondhoek langs zijn kin omlaag. ‘Ja, ik ben flink door de centrifuge gehusseld.’

De afgelopen jaren leek je inderdaad wat onzichtbaar.
‘Het was anders wel bikkelen. Om zes uur ‘s ochtends opbouwen. Kabels getrokken, getimmerd. En eindeloos geouwehoerd. In 1948 zeiden de meesters in het Palais de Chaillot dat iedereen gelijke rollen kreeg. Ensemblespel dus. Daar heb ik me – ik heet niet voor niets de Octopus – naar proberen te schikken. Overigens was het een tijdlang best een lucratief scenario.’

Maar je was niet langer de jeune premier.
‘Nee, maar ik hing wel rond in de coulissen. Ik ben nooit weggeweest, mocht je dat soms denken.’

Het geroezemoes in de lounge leek wat te verstommen. Ik hoorde hoe het bestek over zijn bord kraste.

En dat beviel niet?
‘Ik moest urenlang in een kamertje wachten totdat het rode lampje het sein gaf dat ik even op mocht. Vanuit de zijcoulissen kon ik als bode een brief bezorgen voor majoor of rechter me-zus-en-me-zo. Wat een dodelijke, lamlendige verveling. Ondertussen zat de regisseur zwijgend in de zaal. Moest ik mijn vrouwelijke kant ontdekken, een cyborg of erger nog, een xxy-chromosoom uitbeelden. De stille rollen eisten meer spreektijd. Maar het publiek haakte af. Er was helemaal geen plot meer, geen groot verhaal, we speelden in een decor van scherven. Daar zijn we dus mee gestopt. We zijn nog met z’n allen de straat opgegaan.’ Met een hoog stemmetje, een wiebelend hoofd: ‘‘Participatietheater, demokraties toneel”. Je weet wel, als mensen mogen stemmen hoe het verhaal verdergaat.’

Theater als realityshow.
‘Een soort kruising tussen Utopia en De vloer op. Het was best populair maar uit peilingen bleek dat de mensen op een gegeven ogenblik aan iets nieuws toe waren. De consumenten pikten het niet langer! Nu spelen we knus, gezellig regressietheater.’ Een ondeugende grijns. ‘Dat gaat veel beter. De mensen mogen zelf hun boterhamtrommeltje meenemen. De gouden jaren herleven.’

Het gesprek leek voorspoedig te verlopen, dus ik besloot het er maar op te wagen. Ik was hier immers ook om informatie in te winnen over zijn achtergrond, waar hij graag over pochte maar waar zo weinig over bekend was.

Met één snelle beweging haalde ik de telefoon uit mijn zak en toonde hem de afbeelding waarop hij in pofbroek poseerde.

Tot mijn verrassing begon hij te giechelen. ‘Geweldig! Hoe kom je daaraan? Ik bewaar zulke goede herinneringen aan die tijd. Hoe vind je mijn pofbroek?’

Ik moest bij de les blijven, me niet laten afleiden.

Was dit je eerste rol?
‘Nee! Het waren onze glorietijden! Af en toe vloog er een van ons in de hens of tuimelde een toeschouwer van het tweede balkon af. Niks geen mie-toe of inclusiviteitsmissiven, we konden zeggen en doen en laten wat we wilden. Iedere avond zat de fine fleur op de voorste rijen en in de loges.’ Zijn ogen werden nu vochtig. ‘Zal ik je een geheimpje verklappen? Achter het toneel heb ik een kist staan met de spullen en kostuums van toen. Made in Taiwan staat erop. Soms trek ik een rok of een paar kousen aan. Of ik draag stiekem zo’n oude onderbroek onder mijn nieuwe pak.’

Zijn bord was bijna leeggegeten, de laatste hap biefstuk gleed geruisloos naar binnen.

Zoals toen je voor het eerst op het toneel stond?
Theatraal rolde hij nu met zijn ogen. ‘Nééé. Dat was juist een verschrikking. Ik had een honger. Had jarenlang rondgezworven. Ze zeggen dat de eerste keer altijd een beetje pijn doet. Anders is het niet de moeite waard.’

Ah de pijn, ik hoopte al dat je die ter sprake zou brengen. Is dat de grondervaring waarop jouw succesrollen drijven?
Hij zweeg. Met zijn felblauwe ogen keek hij mij indringend aan, dwars door mij heen. Even leek de tijd stil te staan. Ik hapte naar adem.

De oude Hippocrates zei dat jouw psyche in de bergen en valleien nestelde.
Plots legde hij zijn rechterhand op zijn hart en hief zijn linkerarm op in plechtstatige declameerpose. Met diepe stem: ‘In de hitte van de woestijn en de warme, vochtige dagen van de bossen.’ Daarna staarde hij uit het raam, de blik op oneindig. ‘Mijn wezen was één met alles om mij heen. Hippocrates zei dat de beste rollen waren weggelegd voor de meest uitgebalanceerde acteurs, in het koele theater van de rede. In zekere zin is dat nog steeds zo. We doen aan een vorm van method acting, we hebben veel profijt van Griekse en Arabische psychologische theorieën over het lichaam en het theater. Hoe te werken, wie maakt de dienst uit? Leeftijd, stem, pose, plek, die bepalen de pikorde op het toneel en in onze theaterfamilie.’ Hij leunde achterover met de armen gekruist. ‘Later maakten de toneelmeesters er iets zweverigs van, noemden ze het een geest die als een nevel van eigenschappen in mijn hoofd rondspookte. Tegenwoordig noemen ze het lekker ingewikkeld “identiteit”. Maar het is allemaal één pot nat.’

Identiteit is het kostuum dat de ander je dwingt aan te trekken, hoorde ik laatst iemand zeggen.
‘Maar we zijn geen poppenkast! Mijn zijn, mijn rol is diep doorleefd! Ik gebruik rekwisieten uit een lange traditie van theatervaders en -moeders. Daar kun je niet zomaar bij, wat denken jullie niet. Alsof we van het ene op het andere moment van kleren kunnen wisselen en hup, alles is anders.’

Hij begon wat zenuwachtig op zijn stoel te schuiven en speelde met zijn mes. Ik probeerde hem nog te paaien. Ik vind het heel boeiend wat je zegt. Je bent een groot acteur. Zijn mondhoeken trilden weifelend, hij keek me vooral argwanend aan.

‘De prijs van de Grote Pleinen beschouw ik als de belangrijkste erkenning van mijn grote talenten. Wist je dat er daarna nogal wat straten en bruggen naar me zijn vernoemd?’

Volgens Ernest Renan, alweer een tijdje geleden, berustten jouw grote successen juist op het vergeten van je geboorterol.
‘Ah, maar hij bedoelde niet de rampen en destructie die ik op het toneel moedig het hoofd bood! Het zweet, de veldslagen, het gezang dat aanzwol bij het offer in mijn naam. De natuurwetten die ik bedwong, de dialogen die ik declameerde!’

Zat hij nu te schmieren? Ik meende van wel, al was het moeilijk te zien.

Waarover had hij het dan?
‘Luister je wel naar me? De figuranten, natuurlijk. De bijrolletjes in hun Louis de Funès-pakkies, de haveloze vrouwtjes die het spinnewiel met hun versleten gewrichten aanjoegen, de beroete arbeiders in de mijnen, de hongerende turfstekers. De doden in de kerk. De doden op het schip. De in de verte slordig over de kling gejaagde dorpsvaders; de meisjes met gescheurde kleren die achteloos langs de weg bleven liggen. De landerijen, de fabrieken, de geroofde suiker. Dat smakeloze behang waartegen mijn eigen prestaties des te schitterender afsteken. Dan liever de dienstmeid die zingend met een dweil de stoep staat te boenen, de dijkenbouwers, de helden van de zee.’

Hij raakte duidelijk geïrriteerd.

‘Trouwens, wist je dat duizend jaar geleden de regisseur vanuit zijn kloostercel een deus ex machina verzon waardoor ik op het toneel het einde van de wereld kon voorspellen? Als ik dronken over het podium zwalkte, liep het onder water of kwamen er bliksemschichten uit de hemel. Ik kreeg werkelijk overal de schuld van.’

Met de punt van zijn mes maakte hij cirkels in het rode sap op zijn bord, dat inmiddels door de suiker veranderd was in een roze, natte sneeuw.

Terwijl je metafysische rollen tot de succesvolste behoren.
‘Gelukkig zijn de kritieken nooit te beroerd om mijn vooruitstrevendheid en menselijkheid te roemen. Bovendien, mijn harde werken en discipline leggen geen windeieren. Zo zie je maar weer: ik ben de redelijkheid zelve. Ik geef mij louter over aan de strikte regels van de Franse toneelmeester. Hij is trouwens héél streng, potverdrie.’

Een recensent schreef kritisch over je laatste grote rol dat heldendom of heiligheid geen overtuigende personages maken. Dat de grootste rollen bereikt worden op het vergeten ziekbed, in het stoffige kantoor of in het vliegtuig.
‘Maar ik besta louter bij de gratie van mijn publiek, dat weet je toch. Alles aan mij is projectie. Gans, hebben jullie het nou nog niet begrepen? Jullie zien mij helemaal niet, maar slechts een weerkaatsing van jezelf.’

Hij pakte een zakspiegeltje uit zijn jasje en hield het voor mijn gezicht.

‘Kijk, wat zie je nu?’

Het was waarachtig waar. Weerspiegeld in het donkere glas zag ik een decor van duizend over elkaar geschoven spiegels. Opeens leek de man die naast me zat een stuk ouder. Ik zag nu ook dat de kraaienpoten rondom zijn ogen vastgekoekt waren met oranje smurrie. Maar vooral zag ik mijn verbaasde gezicht en daarnaast zijn trotse, hulpeloze, kinderlijke blik, vol verontwaardiging misschien, maar ook vol hunkering. Hunkering naar de vlezige armen van zijn moeder, een aai over de bol, een speels complimentje allicht.

‘Je ziet wat je was en waar je heen denkt te gaan. Je kijkt er maar al te graag in, nietwaar? Jij wilt toch ook niets liever dan een avondje juichen en gruwelen in de zachte gloed van het kaarslicht?’

Nu keek ik in mijn eigen ogen, en streek bewonderend een hand door mijn haar.

Snel knipte hij het spiegeltje dicht en stopte het weer weg in zijn binnenzak. Hij wenkte naar de ober.

‘Momenteel spelen we een klucht, De barbaar in mij. Een moderne bewerking van Dorian Gray. Het speelt zich af op een babyfarm van white faces, en begint met een fantastische zelfmutilatiescène, naakt aan de rand van het zwembad. Kom vooral kijken! Het wordt een groots spektakel. We hebben iedere avond volle bak.’

Plots duwde hij het bord van zich af en stond op. Hij excuseerde zich. ‘Ik moet gaan, het publiek wacht op mij.’

Er klonk gejuich in de verte. Een hels kabaal, het geluid van een helikopter die landde midden op het toneel. Ik knikte. Ik stak nog mijn hand naar hem uit. Even leek hij die vast te pakken, maar toen gaf hij me fluks een speelse stomp in mijn zij. En hij baande zich met grote stappen een weg naar de exit.

Dit was de enige keer dat ik hem sprak.

N.N., 22 december 2018

Post scriptum, in potlood.
Inderdaad ging het zoals hij voorspelde. Zijn laatste stuk, _Naties #_3, stond een tijdlang bovenaan de hitlijsten. De mensen stonden ervoor in de rij, op straat was het onderwerp van ieder gesprek en het vulde alle krantenkolommen. Maar na verloop van tijd moesten de ondersteunende rollen vervangen worden, naar het schijnt vanwege de te hoge kosten. De verwarming en de riolering van het theater bleken stuk, waardoor er een ondraaglijke stank langs de wanden omhoogkroop. De winst die was geboekt tijdens de eerste succesweken was in eigen zak gestoken, de boekhouding frauduleus.

De mensen in de stalles hielden geparfumeerde doekjes voor hun neus, maar eigenlijk was het niet te harden. Toen ook nog de orkestleden in staking gingen, de souffleurs weigerden in de coulissen op hun krukjes plaats te nemen en de suppoosten niet meer kwamen opdagen, is het theater ten slotte tijdelijk gesloten.

Claire Weeda (1974) is als cultuurhistoricus verbonden aan de Universiteit Leiden. Ze promoveerde op West-Europese etnische stereotypen en de opkomst van theorieën over volksaard in de twaalfde eeuw. Momenteel doet ze onderzoek naar gezondheid, het politieke lichaam en cultuur tussen 1100 en 1500.

Meer van deze auteur