Nog zo aflijvige adem
soepel
als een ventilatorschroef
weer aangezet

de barracudablauwe
doorgestikte sprei
gespreid

veel dieper ook een
eetzaal lommerrijk
en rinkelend
gedekt.

These people, you know.
It’s so strange.

Een tropenregendag
vangt aan:

twee lippen raken
perzikzacht
maar
hoogst verschrikt
twee andere lippen

en bij het ingaan
van de liftkooi
strijkt een arm
al vlinderend
langs zijn arm.

Al
arm.

De draf
het draven

langs vier bedden
kleine bedden

dravend
bij een regenstorm
de onverhoedse zonsopgang
een windstilte

spookt het
en vingert
in rookkleurige
vitrage.

Boomkruinen
zijn het immers niet
en hun geruis
wuift
koelte evenmin.

She was incredibly beautiful
I told her she was beautiful.

Want weet je het nog?

De schoolkolonietrein
bladgroen, van rups
tot dodelijk stille
pop

in dit basaltgrijs
roestvrij
als twee polsen
doorgesneden
niemandsland.

Lagunearm

een lunapark

een luchthavenhangar?

Uit gemelijk zeewier
scheen het groen
gerezen
door het
pointillistisch wit
van tennis op tv.

Geritsel leeft opeens
zo ongemeen
sterk
in deze krant.

Vlakbij staat een
soort groezelig restaurant
in brand.

Kip of gekookte kotelet?
Papaya
iets oranjeroods
een taartpunt ananas?
Bonen maïs een roerei?

Gietijzersterke koffie
schroeft zich
stomend nog
de darmen in.

Zevende verdieping
graag.

Spiegel
stoom op
gladde tegels
bij een
badrand

acoherent bezit
van busjes tubes
en flacons:
zijn glazen blikken
plastic
oorlogsschaalmodel.

Nee folks
Geen sprake van
drinks on me
my treat
het vissen
met haakvingers hengelen
naar zo’n speelgoedachtig
bankbiljet.

Over het plein niervormig
verdraait zich een

aanhoudende flanering
van blingbling
gebit sneeuwwit
en borsten in
de aanslag

waar de passie
geldt
het puikje der
narcoticotraficantos.

In elke danszaal
glimt
de tanige huid

en ingescheurde nagels
iriseren
als een zeepbel

niet te vatten
zeep of lucht
bel.

Vermoeidheid
weet zich
door gitaar trompetten
overstemd.

Hoe gutst eenieders zweet
ontploft
het spuug in spatjes.
Ook ging het om
loodzware
eigenwillige voeten

alsof een kikker hier
een leguanenpoot
in een zeemzachte
waterrand zijn
afdruk had gezet.

It was a pleasure meeting you.

Erik Spinoy (1960) is docent Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Luik, dichter en essayist. Recent publiceerde hij de gedichtenbundels (2004) en Ik en andere gedichten (2007). Hij is ook redacteur van nY, het blad dat ontstond uit de fusie van yang en Nieuwzuid.

Meer van deze auteur