Een schilfer valt
vanachter een oorschelp
op een kraag
(zwart, synthetisch, gewatteerd),
wordt opgelicht
door knetterende neonletterlamp.

Zoom in op de schilfer.

De astronomen-filologen staan al met hun gradenbogen klaar
achter de beweegbare stadstelescoop,
en geven nieuwe constellaties nieuwe namen.

*

De schilfer maakt driehoeken met andere schilfers.

Hele werelden worden geboren
uit de desintegrerende hoofdhuiden
van taalarme gokkers,
die, verlangend naar extase
en bestaansverdoening,
niets weten van dit al.

En niemand die het ziet,
behalve dat clubje astronomen-filologen
en een halsstarrige stalker
die getraind is in het observeren
van gebeurtenissen in het Zuiderkruis
bruikbaar voor chantage.

Nieuwe sterrenstelsels, kansexplosies, zwarte gaten
openbaren zich aan hen, en nog altijd staan daar,
nietsvermoedend, de krabbende mannen
bij Magic Betting op de stoep
te roken en te wachten op
een feest.

*

Buitelend
raaskalt de emmer
over de snelweg:

Het startsein
voor het nieuwe tijdperk van het ik.

Niet langer is ik nog ik.
Ik raaskalt over de snelweg van de tijd.

Ik is Venus
Ik is Venus in het spacelab
die zich meer bekommert om haar wall
dan om haar bunker.

*

O meisje,
klim in de kabel,
navelstreng voor eeuwige datasneeuw, ruik nog een keer
aan de sneeuwklokjes, zich vermeerderend in het recreatiepark,
gevoed door een regen van algoritmen.

Ik is meisje,
Ik is Venus die codes eet,
en muziek is maar een programma.

Venus moet kiezen
tussen een eigen lichaam
of de totale beveiliging van haar soort.

Ze zegt: doe dat eerste maar.

*

Venus in het spacelab schrikt
van haar foute antwoord,
van de pyroclastische wolk
die zich samenpakt boven de megastad,
en van het vertrokken gezicht van haar stalker die
door hoeken heen kan kijken en karakters duiden kan van mijlenver.

Deze stadswijk was verboden terrein.

En Magic Betting en de pitatent en de ex-Joegoslavische rakiadealer
en haar vriendinnen op brommers verdwijnen snel om een hoek –

*

Venus duikt een loods in,
de loods is slecht laswerk, samenraapsel
van palen en golfplaat, knarsende roestende stukken metaal
en daar zijn haar vrienden weer allemaal
terug van voor de crisis
en ze zijn high van vlierbloesemgassen
en lachend water
en pillen met ingewikkelde afkortingen
en muziek is maar een programma
misschien, maar er wordt wild gedanst
met zweet en okselhaar en naveltruitjes
en zwiepende kuiven –

– wij zijn zinloos in de wervelwind,
in dartele verachting voor de dans –

*

En in het midden van de dansvloer staat
een keukentafel vol flessen, glazen en servetten,
stervende virussen kleven er nog aan,
en in het midden van de keukentafel
staat een stapel aardewerk,

zo hoog en zo smal
dat het heikel wordt:

onderin lampetkommen en -kannen,
dan taartentableaus,
étagères,
mokken,
suiker- en melkstelletjes,
serveer- en presenteerschalen,
borden en gebaksbordjes,
schaaltjes en bakjes,
thee- en koffiekopjes,
peper- en zoutvaatjes,
eierdopjes,
en tot slot, op de top: een sausboot met schotel.

*

Stoned staat Venus met parelketting
de charleston te dansen
boven op de vervaarlijk heen
en weer dreigende toren van serviesgoed,
haar voetjes in de Emma Bridgewater-sausboot,
die beschilderd is met pruimen,

maar Venus houdt haar evenwicht niet meer.
De schrik slaat zich om haar hartkamers en kransslagaders
en ze wankelt en tuimelt zwiepend voorover,
dondert met haar bloedlijf
midden in het feest,

althans dat was
wat ze eigenlijk had verwacht.

Venus viel
en nam al vallend de gedaante aan
van een ganse wolk nanopaarden.

Ze viel doorheen een zuil van vuur
in iets
wat Magic Betting wordt genoemd.

Annemarie Estor (1973) is dichter. Haar genre-overschrijdende dichtwerk werd bekroond met de Herman de Coninckprijs, de Jan Campert-prijs en de Frederick Turner Prize. Daarnaast is zij voorzitter van de Adviescommissie Podiumliteratuur bij Literatuur Vlaanderen en freelance eindredacteur voor wie geeft om betere teksten.

Meer van deze auteur