Dames en heren collega’s en studenten Geesteswetenschappen,

Staat u mij toe deze rede te beginnen met goed nieuws, zeer goed zelfs: China gaat naar de maan. Over drie jaar pas, en naar de achterkant, maar goed, ze gaan. En ze nemen bodemmonsters mee terug, zodat we zeker weten dat ze er zijn geweest. Of de maan formeel een achterkant heeft, en zo ja, of de bodemgesteldheid aldaar dramatisch verschilt van die van de voorzijde, kun je je afvragen. Maar Nederland gaat een antenne leveren, dus we kunnen gerust van blijde tijding spreken. Een reuzensprong voor de wetenschap en het bedrijfsleven in ons land. Op zo’n feestje moet je niet willen regenen, dus verwacht van mij vandaag geen lauwe kanttekeningen.

Het huwelijk tussen handel en wetenschap is geen neoliberaal verzinsel, maar een verbintenis van alle tijden. En ook al waren de Humaniora al in geen eeuwen meer de bruid (Martianus Capella was bij mijn weten de laatste die een aanzoek waagde), de rol van zure ouwe vrijster past ons niet. Ik stel daarom voor dat we per direct stoppen met foeteren op de samenleving die ons versmaadt. Geen onvertogen woord meer over rendementen, koekjesfabrieken, meten, weten, bèta’s en barbaren. Schluss, ook, met de apologetiek. We gaan de wereld niet langer uitleggen dat ze niet zonder reflectie kan, dat je ‘best iets kunt worden’ ook al heb je Nederlands gestudeerd, en dat zelfs geesteswetenschappers patronen uit _big data _kunnen peuren. Qui s’excuse, s’accuse, om van het hoge clichépotentieel van onze excuses nog maar te zwijgen. (Ik moet opeens denken aan een collega die ooit betoogde dat Israëlische piloten superieur zijn omdat ze allemaal filosofie hebben gestudeerd – moet je in de Bijlmer mee aankomen). Het is, kortom, tijd voor een interne bestandsopname, in de wetenschap dat de wereld doordraait, ook al zijn de laatste historicus en taalkundige wegbezuinigd.

In de aula’s van ’s lands universiteiten ronken vandaag de rectores. Ambities, doelstellingen en strategieën, aan instellingsplannen geen gebrek. Een enkeling zal wellicht het schone woord Bildung in de mond nemen, maar geloof het of niet, dat krasse staaltje Oldspeak stelt mij allesbehalve gerust. Het is met name de brug naar 21st Century Skills, dat bloedeloze overlevingspakket voor de heerlijke nieuwe wereld, die mij zorgen baart. Tussen beide termen gaapt een kloof die dieper reikt dan de twee eeuwen die hen scheiden. Of, als ik het wat minder poëtisch mag zeggen, een gat dat als geen ander het gebrek aan intellectuele gravitas van de neoliberale academie blootlegt. Want waarom denkt u dat we met z’n allen vechtend over straat rollen om zulke details als vertrouwen en medezeggenschap? Omdat we zo verdomd goed weten waar we als universiteit samen voor staan en naar toe willen?

Bildung – voor Moses Mendelssohn (ik noem maar even een dwarsstraat bij mij om de hoek) was dat de optelsom van Verlichting en Cultuur. Die cultuur, voor Mendelssohn belichaamd in het gesprek tussen de mens en zijn naaste, stond met beide benen op de grond en in de maatschappij. En Verlichting… nee, ik ga hier geen college geven, maar u mag van mij onthouden dat die iets te maken had met de eeuwige vervolmaking van de onsterfelijke ziel. En dat de wetenschap daar onmisbaar bij zou blijken.

Bildung, Aufklärung, Cultuur (met hoofdletter C), in Mendelssohns dagen waren het stuk voor stuk nieuwe begrippen, heftig bediscussieerd, fluïde, explosief. 18th Century Skills – ik hoor het u denken – die u en mij tot nieuwe, betere mensen en burgers moesten smeden. Dat Verlichting tot anarchie kan leiden, en Cultuur tot onenigheid, kortom, dat Bildung een samenleving kan ontwrichten, was iets dat Mendelssohn op de koop toenam. De weg naar onze diepste bestemming was niet geplaveid met compromissen. Eerst de onverbiddelijke kennis, dan de toegewijde kunde. Eerst de mens, dan pas de burger. Mevrouw de Rector, als u dit hoort: ik nodig u uit om daar de komende jaren nog eens een punt aan te zuigen.

Als er ergens in de wereld plaats is voor kennis zonder compromis, dan is het hier, in ons laboratorium van de geest, waar letterlijk alles gedacht en gezegd mag worden. En als iemand zich zou moeten ontfermen over de mens – created half to rise, and half to fall – achter de maakbare burger, dan zijn het de humaniora. Ik weet het, er zijn toegankelijker onderzoeksobjecten. Taal en denken, schoonheid en troost, liefde, angst, herinnering en vergetelheid: ook mij lijkt het af en toe heerlijk om gewoon te kunnen geloven dat het allemaal niet meer is dan wat ons brein ervan maakt. Maar als we echt iets met de wereld willen, dan kunnen we ons daar niet bij neerleggen. Dan moet het mes in de ziel, het verleden ontleed, de brave burger ontmanteld. Zelfs Future Planet Studies, al enige tijd de bèta-gamma-hit onder achttienjarigen, beginnen stiekem in alfa-land: ecce homo.

Onverbiddelijke wetenschap vraagt om een disciplinaire visie. Op de aard, omvang en inzet van ons instrumentarium, los van instroomcijfers en de tucht van de markt. Op het soort gesprek dat we zelf met de samenleving zouden willen voeren (en ja, dat vraagt ook offers aan onze kant. Over ‘women’s existence as metonymic to the ontological perception of masculine subjectivity’ wil ik het komend jaar geen woord meer horen). Een visie ook, op de duurzame inbedding van die brulhonger naar innovatie, een woord dat maar liefst negentien keer valt in het uiterst beknopte UvA-instellingsplan (de zeven afgeleiden van het synoniem ‘vernieuwing’ heb ik dan nog niet eens meegeteld). Laten we in godsnaam onthouden dat Moses Mendelssohn ook altijd Mosje van Dessau is gebleven, een kind van de bruuske Verlichting en van een jodendom dat zich in de traditie verankerd wist. En een visie, ten slotte, op wie we zijn als ons huwelijk met Mercurius onverhoopt mocht stranden. Het gehamer op ondernemerschap in het eerdergenoemde IP (9 keer), ten koste van Bildung (0), kennis (3 keer) en inzicht (1 keer, maar alleen in de financiën), stemt somber over een eventuele geleerde doorstart. Het bestaan van mercator sapiens, de geletterde koopman, wordt wel eenzijdig.

Getver, dames en heren, voor je het weet sta je als geesteswetenschapper toch weer op het academische Wirtschaftswunder te sakkeren. En dat terwijl ik het met u over ons soortelijk gewicht had willen hebben. Intellectuele gravitas, diepgang, voor minder doen we het niet, stel ik voor, aangevuld met de zusterdeugden pietas en virtus. De vrome moed om het verleden naar waarde te schatten. Om niet als bange konijnen in de koplampen van de toekomst te staren (innovatie! 21st Century Skills!), maar de armen te slaan om dat wat hier en nu gekoesterd en beschermd moet worden: nieuw tegen oud, oud tegen nieuw, de mens tegen de wereld en de wereld tegen de mens (vrij naar Hannah Arendt, wie anders…). De moed om, als de motoren van de Chang’e 4 op volle toeren draaien, hardop tegen dovemansoren te zeggen: there is no dark side of the moon, really. Elk land krijgt de Geesteswetenschappen die het verdient. Laten we er ook dit jaar weer voor zorgen, dat men ons een dezer dagen waard zal blijken.