Presentatie
1.
‘De twee mannen zaten gewoon op hun bank in de woonkamer, toen hij arriveerde met zijn vrouw en kind, moe maar voldaan na een heerlijke zomerse dag met de familie in de tuin van het ouderlijk huis in Apeldoorn. Het was vreselijk schrikken. Hij vroeg zijn vrouw om terug te gaan naar de auto met hun kind, maar de twee op de bank veerden tegelijk op en schoten naar zijn vrouw, die ze vastgrepen, niet echt ruw maar dwingend, en niet meer loslieten. Het kind, dat nog geen jaar oud was, maakte een vreemd geluid en hij boog naar zijn dochtertje toe maar nog voordat hij iets kon bedenken werd de kinderwagen door een van de twee naar de keuken geduwd, niet onverschillig en ruw – en beslist werd de keukendeur dichtgetrokken, zacht genoeg om het kindje niet te doen wakkerschrikken. Mond dicht met plakband. Handen in boeien. Voeten vastgebonden. Op zijn eigen vloerkleed lag hij. Hoofdpijn. Lantaarnlicht van buiten op het buffet binnen. De bank in gebroken wit. De salontafels. Pumps. Maar waar was zij? Wat hadden ze met zijn vrouw gedaan? Angstzweet. Hij rolde naar een bijzettafel. Een schaar. Worstelen om zijn handen vrij te krijgen. Plakband stuk knippen. Mond wijd open happend naar lucht. Hij schreeuwde zo ontzettend hard. Hun dochtertje begon te huilen. Hij ook, want hij was helemaal vergeten dat hij een kind had en hij kon niet bij haar komen in de keuken met zijn voeten in boeien. Hij hoort iemand roepen. Zijn naam hoort hij.’
DealersDochter is een nieuwe roman die door mijn hoofd spookt. Fragmenten van allerlei aard dringen zich op aan mij als mogelijkheden in een taalgestuurde kwantumrealiteit. Soms claim ik een van de mogelijkheden, alsof ik mij verplaats naar een universum dat niet het mijne is. Dan stel ik mij Suriname voor als het kleinste bonbonnetje op een Zuid-Amerikaanse schaal. Ik pak de lekkernij op met duim en wijsvinger, kijk er even naar, doe mijn mond open en leg het brokje chocolade op mijn tong. Niet zuigen, dwing ik mijzelf: gewoon laten smelten en weglekken totdat in mijn lijf de herinnering opflikkert van iets dramatisch dat voorbij is. Mijn wangen worden dan buurlanden Frans- en Brits-Guyana en het achterland van mijn geboorteland, te weten Brazil, is te vergelijken met mijn keelgat waar alles in verdwijnt uiteindelijk, ook al weet ik dat mijn lippen de kust verbeelden waarvoor de oceaan ligt met putten vol verhandelbare olie & gas.
2.
Ons grondgebied is bezig weg te smelten & weg te lekken. Niet alleen de Engelstaligen en de Fransen vreten ons op, ook de Atlantische oceaan likt aan het vasteland zoals ik mijn tong langs mijn binnenwangen laat gaan. Heeft iedereen door dat bruggen over de grensrivieren Marowijne en Commewijne, plus een gedroomde snelweg naar Brasilia, slechts de Guyana’s met elkaar verbinden verkeerstechnisch gezien, want voor het grootse Amazone-regenwoud van het continent en de nomadische inheemsen zijn de oud-plantages Brits-Guyana, Suriname, Frans-Guyana ecologisch gezien nooit geïsoleerd geweest. Voor de goudzoekers, jagers en andere avonturiers evenmin trouwens. Maar omdat wij in Suriname Nederlands spreken als officiële voertaal en onze linguïstiek refereert aan India, Indonesië, China en enige Afrikaanse dialecten, was het mij en veel van mijn landgenoten jarenlang niet opgevallen dat het Portugees, Frans en Engels en zelfs de Spaanse taal demografisch gezien meer verbinding konden bewerkstelligen. Toch heeft juist Het Nederlands ons grondgebied gered door ons haast met polderprecisie vakkundig te isoleren en te plaatsen buiten communicatielijnen in de veelkleurige blikken trommel vol Zuid-Amerikaanse kanjers dichtbij: Brazil, Venezuela om er twee te noemen. En aangezien wij moesten bijkomen van de post-slavernijgebeurtenissen en wij naar een administratief soort van kolonialisme schoven, kwam het bij politici, kunstenaars, intellectuelen noch bij burgers op dat Surinamers, op z’n Hollands gezegd, ‘op de tocht stonden’. Surinamers zelf zouden mettertijd uitwaaieren naar elders en Latijns-Amerika zou de weg vinden naar de boezem van Sranan. En terwijl woordkunstenaars en religieuze leiders teksten produceerden om van een los-zand-kustgemeenschap een SAMENLEVING te maken waren intellectuelen aan het brainstormen over ‘WANNEER’ los te raken van een kolonisator aan de Noordzee. De verdeeldheid was opmerkelijk. Aziaten wilden wachten. Afro-Surinamers waren ongeduldig. Maar hoe een land te besturen dat 300 jaar lang een wingewest van anderen was geweest? Hoe een volk te ontwikkelen dat vreemdeling is op een stuk Amazone-oerwoud en naarstig zoekt naar etnisch-culturele authenticiteit? Hoe het kleinste land van een roerig continent weg te houden bij de bloedige bevrijdingsbewegingen dichtbij? En vergeef mij dat ik zwijg over Fri Sranan, ‘Bevrijd Suriname’, een weekkrant die mijn minnaar en ik samenstelden, produceerden en in Paramaribo distribueerden. En in Nieuw Suriname, het periodiek dat we samen uitgaven op de ambassade van Suriname in Den Haag (1976), viel een krachtige intentie af te lezen. Hij leeft niet meer om te begrijpen dat ons geliefd vaderland kwantum-filosofisch gezien momenteel in superpositie gedijt: vrij en onvrij is Suriname!
3.
Brazilië is anno 2020 politiek gezien chaotisch, maar nog steeds kapitaalkrachtig. Venezuela is straatarm geworden, de olieputten zijn geleegd, de bevolking slaat op de vlucht. Latijns-Amerika heeft dictators zien gaan en komen en de toenemende armoede onder de bevolking heeft geleid tot de ontwikkeling van verhandelbare landbouwproducten die de wereldmarkt nog steeds overspoelen: koffiebonen, cacaobonen, palmoliepitten, ‘advocaten’ enzovoort, maar ook een vreeswekkende massa verboden genotsmiddelen als cocaïne. Ongeveer zo ziet mijn stereotype van Latijns-Amerika eruit. Zo kijken veel van mijn landgenoten en ik naar ons continent. Niet verder dan onze neus lang is. Met nog minder kennis dan wat het onderwijs biedt. En in de schappen van bibliotheken en boekhandelaren liggen nauwelijks romans van Latijns-Amerikaanse auteurs voor het grijpen. Maar waarom zwijg ik over Cuba, dat reeds ruim vijftig jaar wordt beschouwd als politiek partner en redder in uiterste nood? En hoe werkbaar zijn de diplomatieke betrekkingen met het omringende eilandengebied? En waar is de oorspronkelijke bevolking van de drie oud-plantages gebleven, fysiek en mentaal gezien? Hoe staat mijn geboorteland ervoor met een nieuwe ploeg mannen aan de leiding?
4.
Ik ben teruggekeerd naar Paramaribo vlak voordat de coronacrisis uitbrak. Mijn hoogbejaarde moeder stierf er onverwacht. Suriname was opnieuw een ‘goede burger’ kwijtgeraakt. En lieve HeligondaLouiseCornelia is gewoon niet te vervangen. Maar ik vind een grondgebied terug dat ik herken, weersomstandigheden die mij opwinden, flora en fauna die mij beter bekend zijn geworden door kennis daaromtrent in Europa opgedaan. Paramaribo oogt groter en wijder en modern. De stadsbevolking is veranderd en is mij vertrouwd en vreemd. Een nieuwe diversiteit? In de winkels, op de markten, overheidsdiensten, ziekeninrichtingen en bij politie en justitie, de media: de nieuwe creolen, de nieuwe stedelingen. Ze zijn Hindoestaans, Javaans, Chinees, marrons, inheems en ze zijn vooral jong en mondig. Zet de zandloper klaar, kind, als je iets toekomstigs verwacht, zei mijn lieve moeder altijd. Wat zij deed als fröbeljuffrouw was zorgen dat de kleuters die voor twee jaren aan haar werden toevertrouwd voldoende Nederlandse taal kenden om naar de leerschool te gaan, want het gebruik van moedertalen in het onderwijs en ook de lingua franca van het land was streng verboden. HLC nam haar werk serieus en als oudste kind van haar, en toen al erg taalgeil, keek ik bewonderend toe hoe kindertjes, die in eigen habitat geen woord Nederlands hoorden, met blinkende oogjes en gloeiende oortjes luisterden naar een verhaal dat mijn moeder voorlas uit de sprookjesomnibus van de gebroeders Grimm. Zo is Suriname geweest ruim een halve eeuw geleden en zo is Suriname geworden tot wat het momenteel lijkt te zijn: een wegsmeltend historisch drama & een weglekkende natie!
5.
Maar heeft een opmerkelijke gebeurtenis het weglekken & wegsmelten van onze oorspronkelijkheid bevorderd? Ja. De onafhankelijkheid van ons land in 1975. Ja. De militaire coup en Decembermoorden in respectievelijk 1980 en 1982. En uiteraard niet te vergeten het dekolonisatieproces dat soms met geweld werd afgedwongen en aldus voor veel te veel burgers bijtende armoede bracht en ‘brand new wealth’ opwierp voor te veel enkelingen. Toch wonen er veel meer burgers in het land dan toen ik in 1967 vertrok en de Surinaamse gulden tweemaal zoveel waard was als de Nederlandse. Volgens de laatste volkstelling 609.000 ingezetenen. Overzee: 450.000 landgenoten, meestal onder een andere nationaliteit dan de Surinaamse. Sinds tien jaar kan ik nergens terecht met mijn fraaie Surinaamse bankbiljetten en sinds kort is alles wat de klok slaat koersschommelingen en prijsstijgingen. Niet de euro regeert maar de Amerikaanse dollar. Het is zo gekomen door de mega-investeringen van China, beweren mijn vrinden. Anderen klagen dat het komt door de ketenen die ons vrije land vastklinken aan het IMF en andere geldschieters. Er wordt ook gefluisterd dat Surinaamse investeerders hun inkomsten wegsluizen naar buitenlandse bankrekeningen. De nieuwe politieke bestuurders hebben hun volk onomwonden duidelijk gemaakt dat het land waarin wij wonen en werken doodgewoon failliet is. Staatskas leeg. Suriname nummer drie op de lijst ‘arme landen in Zuid-Amerika’. Het was te voorzien vanuit het perspectief van Nederland: te groot grondgebied (vijf keer Nederland), te dun bevolkt (nog geen miljoen ingezetenen), te veel etnisch-culturele diversiteit (partijpolitiek is etnisch gestructureerd), te afhankelijk van de import (export van bauxiet, goud, hout niet waardevast), te grote uitstroom van intellectueel en monetair kapitaal uit het land, te veel schulden van leningen ook. En dan het geografische isolement. Want kun je geen trans-Atlantisch vliegticket betalen dan zit je zowat gevangen in Suriname. En vanuit een Surinaams perspectief hebben buurlanden welbeschouwd niets te bieden dan nog meer problemen. Dan maar geen dure bruggen en verbindingswegen bouwen om een handvol kapitaalkrachtigen nog meer kansen te bieden. Zo mort het in de onderbuik van Paramaribo. Religieuze leiders bieden troost en in heel het land gaan de burgers met genoegen naar moskee, kerk, synagoge, tempel en wintipraktijk. Intussen blijft het grondgebied smelten. Steeds meer anderstaligen van het continent komen legaal en illegaal als arbeidsmigrant binnendruppelen, heet van werklust en overspannen van wanhoop en hun diensten zijn gewild, want hun lonen liggen lager. Mannen in de bouw en de visserij. Cubaanse medici in ziekenhuizen. Vrouwen in de huishouding en bij de kinderoppas. Het Nederlands verramsjt. Het Engels dient zich aan als alternatieve omgangstaal. Spaans, Portugees en zelfs Chinees en Frans zijn er gangbaar. Mijn huismeester en zijn vrouw spreken Spaans. En om elkaar te begrijpen rommelen we wat aan met woorden uit zowat alle gangbare talen. Scholen gaan stug door in het Nederlands en met het Nederlands. Steeds meer Anton de Kom-universiteitsstudenten produceren hun afstudeerscripties in het Engels. En televisiedrama’s worden nooit ondertiteld dus Spaans en Portugees en Engels vullen de huiskamers in de avond en gedurende het weekend. Ook op de radio is te horen hoe de taaltoestand liedjesschrijvers teksten doet produceren in allerlei vreemde taalvarianten, waarbij uiteraard het Nederlands en Surinaamse moedertalen inclusief de lingua franca mogen meedoen. Ook de authenticiteit van bestaande spreektalen lekt weg en wat vibreert smelt samen tot iets nieuws. Iets nieuws, waar Belgen en Nederlanders van de Taalunie samen met enige Surinaamse neerlandici misschien analyserend naar kijken, net als ik. Maar ik vraag mij bij al deze processen af waarheen een dergelijke ontwikkeling leidt en of het niet de hoogste tijd is geworden voor Surinamers om een helder en nieuw taalbeleid te ontwikkelen, waar komende generaties hun voordeel mee kunnen doen, liefst internationaal. Er zal minstens één taal moeten worden gekozen waarmee Surinamers zich excellent kunnen uitdrukken in geschreven en gesproken vorm en liefst ook in mondiale contacten. Het Engels? Maar per sociale media werd mij gemeld, dat zij Paramaribo liever in brand steken dan te kiezen voor het Engels als officiële voertaal!
6.
Ruim dertig jaar geleden schreef ik een radiodrama voor de NOS en mijn dame in het stuk was een minnares van Simón Bolívar (1783-1830), naar wie het huidige Bolivia is genoemd. Alles wat ik kon vinden over haar las ik, want zij was zijn vertrouwelinge en favoriet en haar geliefde Bolivar hing in posterformaat op mijn werkkamer. Met de Argentijn Che Guevara (1928-1967) en de Cubaan Fidel Castro (1926-2016) vormde hij het trio van mijn succesvolste vrijheidsstrijders. Ik geef meteen toe dat romans als Liefde in tijden van cholera (Gabriel García Márquez, Columbia) en Het huis met de geesten (Isabel Allende, Peru) met de Chileense dichter Pablo Neruda mij moeiteloos het Latijns-Amerikaanse inzogen. Maar in mijn kringen sprak man noch vrouw over de buurlanden van onze kuststaat en hoewel een huisvriendin Spaans had gestudeerd en mijn moeder het regelmatig had over haar Engelstalige bloedverwanten en puur Franse grootvader Monsieur Julienne, was alles wat voor erudiet doorging Hollands en Nederlandstalig, dikwijls tot ergernis van mijn zwarte grootvader, die door Duitse Hernhutters was opgeleid tot een ‘fijnzinnige negerman’. En op oudejaarsnacht dansten wij op de bolero’s en merengues van de Cubaanse Celia Cruz met de populaire huisband Sonora Paramarera onvervalst Latijn-Amerikaans uitbundig het nieuwe jaar in. Er werd gefluisterd dat veel van onze getrouwde mannen soms nachtclubs bezochten waar bloedmooie meiden hun lijf te koop aanboden. Spaans en Portugees spraken deze dames, die geld kwamen verdienen omdat in hun land de armoede bijtend en onafwendbaar was geworden. Het waren echter geen vrouwen uit het vasteland van Zuid-Amerika, want die zijn pas gekomen toen hun mannen als contractarbeiders langdurig in Paramaribo verbleven en in het Amazone-bovenland waar grootschalig naar goud werd gedolven. De parlementsverkiezingen van 2020 maakten zelfs zichtbaar dat kiesgerechtigden niet noodzakelijk van Surinaamse oorsprong zijn. Langzamerhand worden niet slechts Chinese immigranten toegelaten maar ook hopen Haïtianen, Cubanen, Venezolanen en Brazilianen met de tientallen autochtone Nederlanders en Belgen. Ook voor de drugsmaffia van het continent werd mijn geboorteland vanwege de instabiele, dekoloniserende politieke situatie een omstandigheid waar gretig en massief gebruik van werd gemaakt. Illegale alcoholhandel heeft de VS begin van de vorige eeuw financieel overeind geholpen. Opium maakte ooit het Verenigd Koninkrijk tot wereldmacht. Politie en justitie in Nederland kunnen de drugsmaffia nauwelijks aan. En niets Latijns-Amerikaans is Suriname vreemd…
7.
Over een week begint de viering van 45 jaar Onafhankelijkheid van Suriname. Volgens de nieuwe regering onder leiding van Chandrikapersad Santokhi en Ronnie Brunswijk is het land failliet. En tijdens hun laatste begrotingsbehandeling hebben zij vooral duidelijk gemaakt aan parlement en volk hoe beschamend onverschillig het beleid moet zijn geweest van Bouterse en consorten. De beheerder van de staatskas zit zelfs, reeds maanden wachtend op het strafproces tegen hem, achter slot en grendel. Een nieuwe governor van de Centrale Bank van Suriname is benoemd. Mijn bloedeigen broer. Ik gun mijn geboorteland zijn vakkundigheid, ervaring en integriteit. En voortvarend koerst de politieke elite richting een ‘sobere onafhankelijkheidsherdenking’. Hoogwaardigheidsambtenaren uit de regio. Gasten? Diplomatieke vertegenwoordigers van bevriende naties als India, Indonesië, China, Israël, de VS, Cuba maar ook, eindelijk weer na jaren, een hoge en belangrijke politieke vertegenwoordiger uit Den Haag. Met nadruk wordt het laatste vermeld, en ook dat er een nieuwe relatie moet worden uitgebouwd met de Nederlandse politiek: een relatie van gelijkwaardigheid en wederzijds respect! Geen gemakkelijke opdracht gezien de haast vijandige verhouding van de afgelopen decennia. Maar er is meer. Er zijn hulptroepen ingeroepen. Er is zojuist bekendgemaakt dat het Diaspora Instituut Suriname is geopend voor registratie. President Santokhi klinkt enthousiast als hij zijn verwachtingen daaromtrent kenbaar maakt. Kennis, ervaring, kapitaal van eigen mensen in het buitenland die iets willen bijdragen aan de ontwikkeling van Suriname. Ik huiver. Ooit heb ik een bekwaam econoom horen zeggen, dat ‘iedereen luidruchtig meebestuurt in Suriname’. Het klopt. En nu mogen ook landgenoten vanuit het buitenland daadwerkelijk meedoen in plaats van te blijven vloeken en tieren. Informeel wordt immers jaarlijks zo’n 160 miljoen Nederlandse valuta gevoerd aan familie en zakenrelaties in Suriname. Want wie betaalt die bepaalt!
8.
In Paramaribo gaan de scholen om 13.00 uur uit. Dan raken de straten vol met jongeren. De stadscreolen, de nazaten van slavernij-arbeiders die Paramaribo noodgedwongen hebben vormgegeven na 1873, samen met Joodse vluchtelingen en Chinese contractarbeiders, zijn welbeschouwd uit het stadsbeeld verdwenen. Weggelekt naar Nederlandse steden en doorgesmolten naar de rand van de samenleving. Oud en gepensioneerd. Moe en eenzaam. Hoogbejaard overleden. Net als mijn lieve moeder en zo veel andere ouders. De staatkundige onafhankelijkheid die Jagernath Lachmon, politicus en rechtsgeleerde (plus grondlegger van de Vooruitstrevende Hindoestaanse Partij; niet toevallig de partij van onze huidige minister-president Z.E. Santokhi), geenszins wilde, is in handen van Arron, Chin A Sen, Wijdenbosch, doctor Venetiaan, Bouterse en hun geestverwanten een worsteling geworden (niet zonder bloedverlies, helaas!), maar een intense worsteling die niet gewonnen is door onze ex-kolonisator: superrijk hoogontwikkeld Nederland! De overwinning gaat naar de onverzettelijkheid van Surinamers die thuis zijn gebleven: Hindoestanen, Javanen, Indonesiërs, Chinezen, marronvolken, inheemsen en nationalistische stadscreolen waaronder nakomelingen van Hollandse boeren. Met elkaar en soms tegen elkaar in hebben zij het gevecht gevoerd op allerlei niveaus om mijn geboorteland uit de chocoladetrommel van Zuid-Amerika te halen en op de tong te leggen van iedere landgenoot, die hongerig en dorstig uitzag naar een authentiek vaderland. En kijk dan, hoe Suriname wegsmelt in Zuid-Amerika en hoe Surinamers blijven weglekken naar elders. Maar we zien ook hoe het grondgebied gevuld raakt met wat van buiten de directe grenzen komt en toch ook eigen is en authenticiteit toevoegt aan de multiculturaliteit. Met gemende gevoelens zie ik deze viering tegemoet. Ook met goede verwachtingen voor de toekomst: ‘Opo kondreman un opo. Sranangron e kari un. Wans ope tata komopo. Wi mu seti na kondre bun.’ Het verkiezings- en regeeradagium van onze president. Deze regels uit ons volkslied, geschreven door dichter Henny de Ziel, een diaspora-Surinamer, en gepubliceerd onder het pseudoniem Trefossa en geïntroduceerd in 1954 samen met onze vlag, betekenen vrij vertaald: ‘Verzamel je krachten en ambities, landgenoten, waar je ook bent, ons land heeft je nodig en roept om te worden hersteld…’ En ik sluit mij aan bij deze wens.
9.
Bij de viering van 100 jaar Surinaamse onafhankelijkheid, ver nog in de toekomst maar in deze eeuw, zal door het Surinaamse volk worden herdacht dat Nederland ook maar een woord is, een naam van een grondgebied aan de kust van de Noordzee waar burgers wonen en werken die zich misschien herinneren dat Suriname ook maar een woord is, een naam van een grondgebied in Zuid-Amerika waar burgers wonen en werken die zich vaag herinneren dat het Nederlands hun voertaal was. Zo en niet anders ziet mijn ‘possible future’ eruit voor mijn getergd maar voortvarend geboorteland en vanwege mijn geliefd echter historisch belast Nederland. En hoe mijn roman DealersDochter verder gaat: ‘De mist in zijn hoofd trekt weg. Hij weet het weer. Twee mannen hadden zijn vrouw geblinddoekt en hij was blijven kijken naar het klokje van het polshorloge dat glom als witgoud en verzwaard hing tot ver over haar smalle pols. Het was zijn Rolex en hij was verbaasd dat zij het niet wegschoven over haar rechterhand toen ze doodstil op het glanzende hout van de vloer lag.’
BVDB
BVDB #32
Redactioneel
Bij dit nummer
Essay
Hoe maakbaar is superdivers Rotterdam?
Podcast
Waar muren ramen worden
Poëzie
Inmiddels
Verhaal
Speeltijd
Poëzie
Utopiadystopia, 22 regels voor Rotterdam
Verhaal
Natte vlek op witte muur
Essay
No spang, de taal verandert toch
Poëzie
Aan de oever van de Rotte
Verhaal
Spreekuur
Essay
‘Ben jij een echte Rotterdammer?’
Beeld
Rotterdam
Essay
Heilige levens
Poëzie
Richtlijnen
Verhaal
De twaalfde stap
En dan...
Michael White Quartet, Ballad for Mother Frankie White
Poëzie
Drie gedichten
Essay
Menggebied
Poëzie
Old Man / 295.90
Kroniek & Kritiek