De zesde memo voor het derde millennium van Italo Calvino had als titel ‘Consistentie’, en zou onder meer gaan over Bartleby van Herman Melville. Deze laatste memo heeft Calvino niet meer geschreven – hij overleed op 19 september 1985.

Consistentie is een raar woord. In het Latijn betekent consistere ‘zich opstellen, blijven staan, vaste voet krijgen’; het is een menselijke eigenschap: iemand is consistent als daden uit het verleden stroken met die in het heden of de toekomst. Dat wil niet zeggen dat zo iemand meteen aan de verwachtingen beantwoordt. Soms kan het onbegrijpelijk en verrassend zijn om trouw te blijven aan gewoontes, en om onverstoorbaar, gelijkmatig en gelijkmoedig te doen alsof er niets is veranderd.

Er is een mooi verhaal van Henry James uit 1876 – hij was toen drieëndertig. Het is getiteld ‘Crawford’s Consistency’, en zoals alles wat James heeft geschreven gaat het over trouwen of vrijgezel blijven. Crawford is een vriend van de ik-verteller. Hij is verliefd op een meisje dat hem na een lange verloving afwijst. ‘Vanaf dit punt,’ zo zegt de verteller, ‘wil ik niet de indruk wekken zijn gedrag te begrijpen. Ik was er alleen maar getuige van, en ik vertel wat ik zag. Ik heb niet de pretentie om over zijn motieven te spreken.’

Het is vreemd wat Crawford daarna doet: hij dringt zich op aan een andere vrouw, een persoon die, aldus James, ‘op een pretentieuze en vulgaire manier respectabel wil zijn. Ze hoort thuis in de meest gemene werkelijkheid.’ En toch gaat Crawford door: hij trouwt met haar. Dan krijgt de verteller iets bijzonders te horen. De New Amsterdam Bank is failliet – zoiets gebeurde 150 jaar geleden al – en het gevolg is dat Crawford bijna zijn gehele fortuin verliest. De plot blijkt op een sarcastische manier ingewikkeld: het wordt aangenomen dat de eerste liefde van Crawford – ‘altijd met haar neus in Wall Street’, aldus een informant – op de hoogte was van de wankele staat van de New Amsterdam Bank, en van het weinig solide kapitaal van Crawford. Het wordt al vrij snel erger: Crawfords eerste liefde krijgt de pokken. Ze geneest, maar haar gezicht is verwoest en zo lelijk dat haar verloofde het op een lopen zet. De vrouw van Crawford – boos op haar echtgenoot omwille van zijn financiële dwaling – sterft na een delirium tremens.

En dan komt de laatste zin van het verhaal, onverwacht, als een besluitend inzicht van de verteller: ‘Ik kan niet zeggen dat deze gebeurtenis zijn stabiliteit herstelde, om de excellente reden dat hij deze nooit verloren had, in de ogen van de wereld – en in mijn eigen zoekende ogen.’ Crawford is dus consistent geweest, of liever – het is een belangrijk verschil – hij is als consistent ervaren. Consistentie is een effect, een indruk van eenheid die we iemand toedichten, ondanks of dankzij onwaarschijnlijke en krankzinnige gebeurtenissen. Consistentie hoeft niet met begrip gepaard te gaan: het gedrag van Crawford is mysterieus en onbegrijpelijk – enkel omdat het een verborgen eenheid lijkt te hebben, straalt het excellentie en consistentie uit.

Zo’n opvatting is elke naïviteit voorbij, en het begrip ‘consistentie’ wordt er inderdaad, zoals Calvino vermoedde, een bij uitstek literaire eigenschap door. Het gaat niet om simpel recht-door-zee gedrag, en het gaat evenmin om het tegendeel. In 1887 gaf Mark Twain een lezing getiteld ‘Consistency’. Iemand die trots is consistent te zijn, onveranderlijk, onbeweeglijk, gefossiliseerd, aldus Twain, die moest zich schamen. De tekst van Twain is een aanklacht tegen politieke hardliners: ‘Loyaal zijn aan versteende meningen: het heeft nog nooit een ketting gebroken of een menselijke ziel bevrijd, en het zal dat ook nooit doen’.

Vermoedelijk heeft hij gelijk, hoewel je ook het omgekeerde kan beweren: door compromissen verandert er niets. Literaire consistentie is echter niet hetzelfde als politieke consistentie: het gaat niet om overtuigingen, maar om indrukken; er valt niets te definiëren, alleen maar vruchteloos te omschrijven; eenheid en waarheid openbaren zich niet als doctrine of als wet, maar de consistentie blijft één groot fantastisch en onachterhaalbaar geheim, dat als dunne nevel in de poriën van de tekst is doorgedrongen.

Zo’n tekst is inderdaad Bartleby the Scrivener. A Story of Wall-Street uit 1853 van Herman Melville Het fantastische en onverwoestbare verhaal is bekend: een klerk in Wall Street (net als bij James spelen sleutelgebeurtenissen zich af in de financiële bolwerken van deze wereld) besluit op een dag dat hij niet langer documenten wil kopiëren. Dat was immers een klerk in die jaren: iemand die als een kopieermachine aktes en verordeningen overschreef. ‘I would prefer not to,’ zegt hij tegen zijn baas; ‘dat deed ik liever niet’. De verteller is precies deze baas, en net als in het verhaal van James breekt hij zich het hoofd over het even consistente als onbegrijpelijke gedrag van zijn werknemer Bartleby. Waarom wil deze man niet meer schrijven, en waarom wil hij desondanks het kantoor op Wall Street niet verlaten?

In deze paradoxale conditie schuilt niet alleen de bestaansreden van Bartleby, niet alleen die van Melville – hij schreef dit verhaal in een periode waarin hij zelf ook liever niet meer wou schrijven –, maar het toont ook de conditie van de literaire tekst zelf, en van die rare, mistige, bodemloze consistentie die tijdens het lezen van romans en verhalen aan de horizon kan opdoemen. Via Calvino, ontleend aan de Amerikaanse negentiende eeuw van Henry James, Marc Twain en Herman Melville, is consistentie – eenheid die zich niet wil laten verklaren – de meest waardevolle literaire eigenschap voor de toekomst.

Het Passa Porta Festival te Brussel nodigde, in samenwerking met Vlaams-Nederlands huisdeBuren, zes schrijvers uit om te reflecteren op Calvino’s memo’s. De korte lezingen (over lichtheid, snelheid, exactheid, zichtbaarheid, veelvuldigheid en consistentie) werden uitgesproken op zondag 29 maart 2015.

Christophe Van Gerrewey (1982) is auteur van enkele romans en een essaybundel, redacteur van De Witte Raaf en OASE, en professor architectuurtheorie aan de EPFL Lausanne.

Meer van deze auteur