Uitgangspunt is de uitspraak van Johan Huizinga dat het woord Zaak teruggaat op het Middelnederlandse woord ‘sake’ dat twist betekent. Elke Zaak is een in het voordeel van één partij beslechte sake. In de uitdrukking ‘de nationale zaak’ is die oorspronkelijke betekenis verloren gegaan. ‘En juist op dien overgang van beteekenis komt het hier aan.’ In dit essay doe ik opnieuw een poging deze sake, de zelfdestructieve domheid van Nederland bloot te leggen. (Zie ook De Gids jrg. 170, nr. 7/8/9, p. 805.)

Het selectieve oog

‘Laat iedereen eindelijk eens begrijpen dat het beeldhouwwerk van Garay, dat ten toon gesteld staat op het pleintje dat dezelfde naam draagt, bestaat uit de ruimte die zich tot de hemel tussen de gebouwen van het kruispunt van de Solís- en Pavónstraat bevindt, zonder daarbij de bomen, de banken, het stroompje en de langswandelende burgers te vergeten. Het is hoog tijd voor de triomf van het selectieve oog!’ Jorge Luis Borges en Adolfo Bioy Casares, Kronieken van Bustos Domecq (1967)

In een van zijn kronieken behandelt Bustos Domecq de ‘concave’ sculptuur van Antártido A. Garay. Wie diens eerste tentoonstelling bezocht zag gipsen bladeren, voeten en vruchten. Maar de bezoeker met ‘het selectieve oog’ zag dat het niet ging om deze schilderachtige objecten maar om de ruimte ertussen, de ‘concave sculptuur’.

De critici begrepen niet dat de tweede tentoonstelling niet draaide om het zorgvuldig in de galerie opgestelde puin, maar om de uitgespaarde ruimte eromheen.

Derde stap was het ophangen van een koperen plaat met het opschrift: ‘Tentoonstelling van beeldhouwwerken van Antártido A. Garay’ op het Garayplein.

Concave kunst

‘Voor verfijnde geesten is het essentiële de ruimte die circuleert tussen de stuclijsten en de brokken puin.’ Bustos Domecq

De leegte van het Garayplein en de huizen rondom vullen elkaar niet aan tot een harmonieus geheel. De leegte is de omgeving gezien vanuit een ander perspectief. Er is sprake van een asymmetrie. Net als in Rubins gestalt-afbeelding van de vaas-gezichten zie je het een of het ander; je kunt ze niet tegelijk zien. De leegte is alleen zichtbaar voor het ‘selectieve oog’.

Let wel: omgeving en leegte zijn niet twee gescheiden entiteiten, de leegte is de kern van de identiteit van de Omgeving, dat wat het Plein tot Plein maakt.

En de concave sculptuur van Garay geeft vorm aan die leegte tussen en rond de huizen, bomen en banken, aan de onvolledigheid van de werkelijkheid, aan de plaats waar het plein kan plaatsvinden. De kunstwerken maken de kloof tastbaar die de wereld scheidt van zichzelf. De ‘holle’ kunst is iets van niets, net als het glazen plafond.

Het glazen plafond

Het ‘glazen plafond’ is een metafoor voor een onzichtbare apartheid. Anders dan tastbare belemmeringen als ervaring en opleiding, is het glazen plafond gevormd uit heimelijke vooroordelen die groepen verhinderen naar de top van een organisatie door te stoten. Bewust of onbewust zijn de verwachtingen hoger of de eisen strenger.

Het ‘glazen plafond’ wordt vooral gebruikt als het symbool van de onzichtbare kloof tussen mannen aan de top en de vrouwen eronder. Maar goed beschouwd gaat het om een structureel obstakel, een domheid die inherent is aan de Nederlandse maatschappij. Emancipatie gaat altijd gepaard met discriminatie. De gelijkstelling van Nederlanders slaagt alleen ten koste van andere Nederlanders.

Mannen kunnen carrière maken dankzij hun vrouwen die voor de kinderen en het huishouden zorgen. Opgeleide vrouwen kunnen alleen carrière maken dankzij ongeschoolde krachten, veelal allochtone werksters en kindermeisjes. Dezen kunnen het hoofd boven water houden door goedkope kleding te kopen die door illegalen in naaiateliers is gemaakt. En dan zwijg ik nog over de kinderarbeid in ‘derde-wereld’-landen. Wat is het nulpunt van de sake?

De kloof

De emancipatie van de vrouw slaagt alleen ten koste van andere vrouwen; dat is de zelfdestructieve domheid, de sake achter de vrouwenzaak.

Maar de kloof tussen man en vrouw weerspiegelt ook een kloof tussen mannen onderling; autochtone, hoogopgeleide mannen maken carrière bij de gratie van mannen zonder opleiding die vuil werk verrichten.

De spanning met de ander impliceert altijd een interne spanning.

Het holglas van de domheid

De glasmetafoor benoemt niet een vooroordeel, geen kloof tussen twee groepen, maar een structurele drempel die dwars door alle lagen van de bevolking loopt. De domheid die de doorstroming van verschillende groepen in de maatschappij verhindert, vormt een complexe glasarchitectuur. Zo kennen we de volgende vitreuse objecten:

• De glazen lift: de snellere promotie van mannen binnen door vrouwen gedomineerde bedrijfstakken als verpleging.

• De glazen muur: segregatie tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt.

• De glazen klif: de situatie waarbinnen iemand wordt bevorderd tot een risicovolle baan waar de kansen op mislukking groter zijn.

• De glazen vloer, een factor die zowel de vooruitgang als de neergang van een groep beperkt: er zijn minder vrouwelijke gevangenisdirecteuren, maar ook minder vrouwelijke gevangenen. Mannen bezetten bijna altijd de mooiste en best betaalde, maar ook de zwaarste en minst aantrekkelijke banen in een samenleving: vuilnisophalen, stratenmaken, putjesscheppen.

Win-win

De carrière van de man gaat ten koste van de vrouw, de carrière van de vrouw gaat ten koste van ongeschoolden, al wordt dit verheimelijkt door te spreken van een win-winsituatie: ongeschoolde werksters hebben immers een baan die ze economisch zelfstandig maakt, ze bouwen bovendien ervaring op.

Maar de tautologische term ‘win-win’ verraadt een contradictie; zolang de orde om concurrentie draait zal de winst van de een altijd ten koste gaan van de winst van een ander. Hun baan verhindert werksters een opleiding te volgen die ze hogerop zou kunnen brengen.

Het perverse is dat alle aandacht voor emancipatie de aandacht afleidt van de discriminatie die structureel is voor onze maatschappij. Ook vrouwen zijn niet bereid de orde af te schaffen; ze willen er juist carrière in maken. Ofwel ze vinden op hun beurt bevrediging in de ongelijkheid (status, macht, inkomen), ofwel ze bepleiten een maatschappij met een menselijk gezicht (sommigen spreken van ‘een vrouwelijk gezicht’), maar zolang je binnen het heersende systeem blijft, zal de asymmetrie opduiken; er is altijd iemand de dupe.

Het Harige-Baltheorema

Elke poging deze misstand uit te roeien heeft averechtse gevolgen. De structurele ongelijkheid keert weer in alle pogingen er een eind aan te maken. Het doet denken aan het Harige-Baltheorema, een stelling uit de algebraïsche topologie die zegt dat je de haren van een tennisbal niet in één richting kunt kammen zonder dat er een scheiding of kruintje overblijft, een plaats waar de haren tegen elkaar in strijken. De stelling werd voor het eerst bewezen door de wiskundige L.J. Brouwer. Een harige donut geeft geen problemen, dankzij het gat.

Het kruintje van Nederland

‘Omnis determinatio est negatio.’

Het glazen plafond vinden we niet alleen in de economische of culturele sector. De tweespalt is gebakken in de definitie van de Nederlander.

Nederland onderscheidt zich van België, Engeland en Duitsland in taal, kleding, eetgewoonten enzovoort. Maar zodra we vragen naar de ware Nederlander, verkeert de externe grens opeens in een interne grens. Iedere Nederlander heeft een ander beeld van de ware Nederlander. Bovendien verandert het Nederlanderschap met elke definitie die een Nederlander ervan geeft.

De vraag naar de ware Nederlander leidt naar de paradox van de fundering van de natie. Wat was er eerder: Nederland of de Nederlanders? Waren er Nederlanders voordat Nederland bestond? Of ging de stichting van Nederland vooraf aan het bestaan van Nederlanders? Is er sprake van een spontane consensus onder de bevolking of kwam er een autoritaire wetgever aan te pas?

De weeffout

De mythe van het sociaal contract, die veronderstelt dat het volk aanwezig was bij de eigen geboorte, verhult dat ‘het volk’ gaandeweg is ontstaan, nadat een enkeling of een groep gelijkgestemden had bepaald aan welke kwalificaties een volwaardig Nederlands staatsburger moest voldoen. Ze kunnen de norm zo formuleren dat deze gaandeweg ruimte biedt aan steeds meer groepen. Maar de buitengeslotenen houden altijd een achterstand. De groep zal nimmer volledig inclusief zijn; er blijft altijd een marge.

Bovendien kan de vader des vaderlands per definitie geen kind van het vaderland zijn. Nederland is gesticht door een niet-Nederlander. En iedere migrant herinnert ons aan het ‘allochtone’ karakter van de natie. Ellende (letterlijk: eldersland) is ons thuisland.

De funderende weeffout ziekt door in saken als de nationale canon, de vraag naar de ware Nederlander, en de prijs van een immigrant. Maar ook in de rechtvaardiging van het met geweld ‘stichten’ van een democratie in Irak of Afghanistan.

Patriotten en landverraders

De binnenlandse kloof lijkt te verdwijnen zodra een land in oorlog raakt met een ander land, maar hij duikt weer op zodra er sprake is van collaboratie. Nadat Duitsland Nederland de oorlog had verklaard, waren er Nederlanders die aansluiting zochten bij de nieuwe machthebbers. De Nederlandse bevolking viel daarop uiteen in ‘ware’ Nederlanders, de patriotten, en landverraders die ‘on-Nederlands’ gedrag werd verweten, al beschouwden dezen zich op hun beurt als de ware Nederlanders. De structurele sake kwam aan het licht die ook in vredestijd heerst, de strijd tussen Nederlandse Nederlanders en on-Nederlandse Nederlanders.

Linkse partijen staan tegenover rechtse partijen. Maar zodra links (rood) en rechtsliberalen (blauw) samenwerken in een paarse regering valt links uiteen in een links-linkse vleugel van fundi’s, en een rechts-linkse vleugel van realo’s (‘nieuw-flinks’). Elke identiteit is een identiteit van tegendelen. In de fundi’s ontmoet het linkse kamp zichzelf tussen zijn facties in zijn ‘ware’, zuivere vorm. In de realo’s ontmoet links zichzelf als zijn eigen tegendeel. En omgekeerd: het rechtse kamp splijt in een rechts-rechtse flank en een links-rechtse vleugel.

Rechts-links en links-rechts spannen samen tegen populistisch rechts (rechts-rechts) in een geslaagde poging ultralinks (links-links) van het politieke veld uit te sluiten, de enige partij die de hele dingplaats zou kunnen bedreigen.

De mop der moppen

Er bestaan drie soorten moppen: ten eerste moppen die je kunt vertellen in aanwezigheid van vrouwen en allochtonen, ten tweede moppen die je kunt vertellen als er geen vrouwen bij zijn, maar wel allochtonen, en ten derde moppen.

Deze mop over moppen onthult het bestaan van een ‘Leitkultur’. In de derde soort moppen stuit het schijnbaar alomvattende genre van de mop tussen zijn soorten op zichzelf als een vorm van humor die anderen uitsluit.

Feestvierders en feestvierders

Bij onderzoek naar het deurbeleid bij discotheken in Amsterdam werd aangetoond dat Turkse en Marokkaanse Nederlanders meer moeite hadden toegelaten te worden dan ‘autochtone’ feestgangers. Het argument van de disco-eigenaren was dat ze niet discrimineren, maar dat ze geen herrieschoppers in de tent wilden, ongeacht of het nu allochtonen waren of niet.

Anders gezegd: de schijnbare kloof tussen feestvierders (ongeacht herkomst) en herrieschoppers (niet-feestvierders) verhult de sake tussen autochtone feestvierders en allochtone feestvierders.

Kapper Altena

Ooit telde Kampen drie kappers. De protestanten hadden een eigen kapper, evenals de katholieken. Maar de derde kapper, de door allen bespotte ‘Altena’, was een kapper voor Duitse seizoenarbeiders. Via Altena werd de interne, religieuze twist gemystificeerd in een valse tegenstelling tussen het christelijke Kampen en de heidense indringers die ‘al te na’ kwamen.

Elke vertaling van de interne sake in een externe tegenstelling levert een derde partij op. De heterogene groepen worden een eenheid in de strijd met het element dat de immanente onmogelijkheid van de eenheid tastbaar maakt. De heidenen zijn, als derde groep, de levende ontkenning van de sake. De strijd tegen Altena verhult dat binnen Kampen de protestanten de dienst uitmaakten ten koste van de katholieken.

Het verband tussen de tegenstellingen binnen Kampen, en de grens die Kampen scheidt van niet-Kampen is volstrekt contingent. Maar de manier waarop ‘wij’ ons tot ‘hullie’ verhouden, vertelt altijd iets over onze houding tot de inherente sake. De tegenstelling tussen protestanten en katholieken binnen Kampen, verhult op haar beurt de sake tussen protestanten onderling, en een dissidentie binnen de katholieke kerk van Kampen.

Stille wateren, diepe gronden

In een variant op dit gezegde zei Wim T. Schippers ooit, wijzend naar een muurbloem: ‘Stille wateren…, … stille wateren’. Waarom is dit komisch? Omdat het eerste ‘stille wateren’ de verwachting wekt van ‘diepe gronden’, maar het tweede ‘stille wateren’ een onherroepelijke oppervlakkigheid constateert. De doorkruiste verwachting onthult hoe elke identiteit een contradictie bevat.

Nederland voor de Nederlanders 1

De patriottische leus ‘Nederland voor de Nederlanders’ illustreert de paradox van de identiteit. Waarom wekt deze tautologie zo veel weerstand en bijval? Omdat ze suggereert dat niet alle Nederlanders Nederlanders zijn.

Het eerste deel van de leus, ‘Nederland voor…’, vraagt om een nadere specificatie, bijvoorbeeld: ‘Nederland voor Friezen, Groningers, Brabanders enzovoort’. Of: ‘Nederland voor calvinisten, joden, humanisten envozoort’. Of: ‘Nederland voor tolerante, huiselijke, koningsgezinde mensen’. De invulling kan multicultureel zijn, ‘Nederland voor alle gezindten’, of racistisch: ‘Nederland “vir blanken”’.

Maar in plaats van een specificatie krijgen we ‘… voor de Nederlanders’. Alsof er in Nederland naast en tussen pakweg Friezen, katholieken en allochtonen ook nog ‘zuivere’ Nederlanders wonen, enkelingen die exemplarisch zijn voor het geheel, van vreemde smetten vrij. In de Ware Nederlander stuit het allen overkoepelende Nederland op zichzelf. De uitspraak die eenheid lijkt te verwoorden, impliceert kortom een tweedeling tussen echte en onechte Nederlanders. Let wel: de leus is niet gericht tegen buitenlanders, maar tegen ‘allochtone’ Nederlanders, immigranten met de Nederlandse identiteit, Nederlanders die iets on-Nederlands hebben, inwoners die niet voor vol worden aangezien op basis van herkomst, ras, geloof, inkomen enzovoort.

Nederland voor de Nederlanders 2

Goed beschouwd onthult de tautologie ‘Nederland voor de Nederlanders’ nog een andere contradictie. Geconfronteerd met allochtonen toont de tolerante, alle gezindten omvattende natie zich van een intolerante, on-Nederlandse kant, in vergelijking waarmee ‘intolerante’ immigranten opeens toonbeelden van verdraagzaamheid, inburgering en Nederlanderschap lijken te zijn. In de Ware Nederlander stuit het allen overkoepelende Nederland kortom op zichzelf als zijn eigen tegendeel.

Waar de wereld op zijn kop staat, raken we de paradox van de fundering. De leus ‘Nederland voor de Nederlanders’ onthult de domheid die de identiteit in de weg staat, het discriminerende geweld dat verhindert dat Nederland ooit volledig Nederlands zal worden. De ware Nederlander bestaat niet: in de behandeling van de migranten blijkt de beschaafde Nederlander achterlijker dan achterlijk, terwijl de achterlijke migrant van de weeromstuit Nederlandser dan Nederlands lijkt.

De twee excessen komen exemplarisch aan het oppervlak in een sketch van de heren Koot en Bie van het Simplisties Verbond. De ‘groentenist’ Blok spreekt klant Mehmed Pamuk, afkomstig uit ‘Constantinopoulos’ toe in een achterlijk taaltje: izzegoed, apies (aardappels), de appel zit vol beestjes (vitaminen). Pamuk daarentegen spreekt hypercorrect Nederlands; hij vervoegt zich bij de zuivelhandel voor lammetjespap.

Nederlandser dan Nederlands

Restaurant Dorrius in Amsterdam adverteerde met ‘Real Dutch Food’. En inderdaad had Nederland ooit zijn eigen keuken (stamppot, erwtensoep, haring). Tegenwoordig is de ‘typisch Nederlandse keuken’ een ratjetoe van exotische keukens, aangepast aan de lokale smaak (Indonesisch, Italiaans, Chinees enzovoort). Pizza, shoarma, falafel en andere traditionele gerechten zijn verworden tot banaal fastfood. De exotische keuken (al dan niet authentiek, aan onze smaak aangepast, of verzonnen) is de regel. Chinees is Nederlandser dan Nederlands in vergelijking waarmee de Hollandse pot opeens iets exotisch krijgt. ‘Real Dutch Cuisine’ is alleen voor buitenlanders bedoeld, reden waarom het alleen in het Engels wordt aangekondigd.

Achterlijkheid als casus belli

De Romeinse doctrine van de gerechtvaardigde oorlog, bellum iustum, gaat uit van de gelijkwaardigheid van de strijdende partijen. Maar sommige vijanden zijn gelijkwaardiger dan andere. Omdat het de barbaren ontbreekt aan een politieke structuur die een beschaafde gemeenschap van vrije en gelijke mensen mogelijk maakt, zijn het slaven die volgens Aristoteles voor hun eigen bestwil getemd moeten worden, als wilde dieren. Barbaren zijn geen mensen, maar onmensen, tegen wie oorlog eo ipso rechtvaardig is. Achterlijkheid is kortom een casus belli. Oorlog is een ‘beschavingsoffensief’. De superieure cultuur van de Romeinen rechtvaardigt een preventieve aanval op barbaren, volkeren waar elke rechtsorde zou ontbreken.

Door de vijanden te schetsen als gewetenloze barbaren, rechtvaardigt Caesar zijn wrede optreden tegen de Galliërs. Caesar roeit de Morini uit, verkoopt de Nerviërs als slaven, en geeft de vrouwen aan de soldaten. In de strijd tegen andere beschavingen ontwikkelt de Romeinse cultuur haar barbaarse potentieel. In de strijd tegen de barbaren blijkt de beschaving barbaarser dan barbaars in vergelijking waarmee de barbaren beschaafder dan beschaafd lijken.

De marge

De kwalificaties voor Nederlandse staatsburgers die niet voor vol worden aangezien, volgen het spectrum van de onomasiologie van de domheid: arbeiders heetten of heten: onbeschaafd; vrouwen: irrationeel; bejaarden: seniel; kinderen: infantiel; gehandicapten: stuntelig; zigeuners: achterlijk, smerig; ongeschoolden: ongeschoold; daklozen en bedelaars: verwilderd; verslaafden: ziek; gekken: gek; pedofielen: gestoord; terroristen en fundamentalisten: achterlijk en koppig; moordenaars: gek, enzovoort. De kwalificaties verraden de achterlijke keerzijde van de natie, in vergelijking waarmee de achtergestelde groepen van de weeromstuit iets voorbeeldigs krijgen.

Oneindige regressie

Het verschil met de ander weerspiegelt altijd een intern verschil. Dit is de formule voor een oneindige regressie: het verschil tussen de Nederlander en de Duitser, Belg, Engelsman enzovoort, reflecteert de tegenstelling tussen Ware Nederlanders en tweederangsburgers. En in de strijd tegen de achterlijke immigrant toont het tolerante Nederland zijn discriminerende keerzijde. En dit verschil tussen de inwoners verraadt weer de innerlijke worsteling van de Nederlander met het Nederlanderschap. Iedere inwoner heeft iets on-Nederlands.

Het oog van de cycloon

Een meteorologische toepassing van het Harige-Baltheorema impliceert dat als er wind waait (wat op aarde altijd het geval is ten gevolge van temperatuurwisselingen) er ten minste één punt op aarde is waar het niet waait; dit nulpunt bevindt zich in het oog van een cycloon of anticycloon.

Zo cirkelen alle conflicten in Nederland rond het Gat van Nederland. Het Gat van Nederland is geen kloof tussen Nederlanders die elkaar aan zouden moeten vullen tot een harmonieuze eenheid. In het Gat van Nederland overlapt de tegenstelling tussen Nederlanders onderling de tegenstelling tussen Nederland als overkoepelende eenheid en Nederland als twistappel. Identiteit kan niet zonder geschil. De sake draait om de betekenis van Nederland: welke groep staat voor Nederland als zulks, en welke groep voor het on-Nederlandse als zulks?

De multicultiklucht

De multiculturalisten omhelzen andere culturen als gelijkwaardig zolang deze zich beperken tot zang, dans of exotische gerechten. Maar zodra zij worden geconfronteerd met vrouwenbesnijding, eerwraak, racisme, antisemitisme, homohaat, terrorisme, pedofilie, gerontofilie, kannibalisme ontpoppen zij zich als de eurocentristen of nationalisten die zij zijn. Zij willen de ander zonder zijn anders-zijn, zonder diens gekte. Dit wijst erop dat er tussen alle schijnbaar gelijkwaardige groepen één groep is wiens normen en waarden heimelijk de dienst uitmaken. Nederland wordt beheerst door een hoofdcultuur (‘Leitkultur’). Eenheid in verscheidenheid is een fictie die een structurele ongelijkheid verhult. Alle Nederlanders zijn gelijk, maar sommige Nederlanders zijn gelijker dan anderen. Dat is het Gat van Nederland, de kloof van de domheid die Nederland splijt, de bron van alle spanningen.

De multiculturele mythe is een poging van een elite deze irrationele sake te bezweren om de eigen positie veilig te stellen. Het visioen van een eenheid in verscheidenheid is bij uitstek een droom die verhult dat de natie waarbinnen de culturen kunnen gedijen berust op uitsluitingen.

Dit is de consequentie van de basisparadox dat de tolerante natie intolerant is tegenover elke vorm van intolerantie. De strijd draait er in de kern om wie bepaalt wat wordt getolereerd en wat niet.

De culturele elite staat niet alleen intolerant tegenover het fundamentalisme van migranten, maar ook tegenover kritiek van rechts, kortweg tegenover elke vorm van politiek in de ware zin des woords: sake, strijd. De omhelzing van culturele verschillen verhindert de politisering van de fundamentele ongelijkheid. In feite steunt de linkse mythe een rechtse ideologie, de rechtvaardiging van een structurele tweedeling tussen kansarm en kansrijk.

De ‘onderlanders’ zijn kortom op twee manieren slachtoffer: ten eerste van de orde die ze structureel uitsluit als achterlijk. Ten tweede van de politiek correcte omhelzing die ze onzichtbaar maakt in het spectrum van cultuurverschillen. De multicultimythe is politiek incorrect omdat ze de positie maskeert van degenen die structureel slachtoffer zijn van armoede, onderdrukking en geweld.

De antropoloog

Multiculturalisme is een ‘leeg’ racisme, een racisme zonder racisme. Tegenover andere culturen stelt de multiculturalist niet de specifieke waarden van zijn eigen cultuur, maar een universeel ideaal dat alle culturen respecteert. Vanuit het oog van de cycloon waardeert hij andere culturen, zoals de antropoloog gekoloniseerde volkeren behandelt, als inboorlingen wier gebruiken moeten worden gerespecteerd.

Het punt van waaruit je de gelijkwaardigheid van alle culturen verkondigt is bij uitstek dat van een bevoorrechte elite; begrippen als ‘allochtoon’, ‘tolerantie’ en ‘multicultureel’ zijn de meeste migranten vreemd, al leren ze snel dat beheersing van dit jargon de snelste weg is tot een erkenning die weer ten koste gaat van anderen.

De identiteit van tegendelen

Autochtonen die zich Trots op Nederland noemen, zijn nostalgisch naar wat nimmer heeft bestaan. Ze roemen een niet-bestaand Nederland, als een overwegend blank, schoon, welvarend, tolerant land, dat Nederlandser is dan Nederlands.

Terwijl Marokkaanse Nederlanders van de weeromstuit waarden gaan verdedigen die Marokkaanser dan Marokkaans zijn (gelovig, rein).

De tragiek is dat Nederlanders die zich onder het motto ‘Nederland voor de Nederlanders’ verzetten tegen de migranten, vechten tegen hun spiegelbeeld: beide groepen wonen in dezelfde ‘achterstandsbuurten’, hebben eenzelfde lage opleiding en inkomen, omhelzen dezelfde normen en waarden. De eercultuur van de een spiegelt de Trots-cultuur van de ander. Beide hebben een afkeer van homoseksuelen, en voelen afschuw als hun dochter thuiskomt met iemand uit de andere groep. Beide groepen wantrouwen intellectuelen en politici. Maar hun afkeer van de staat gaat gepaard met een volledige afhankelijkheid als het hun uitkering, gezondheidszorg of huisvesting betreft.

Leefbaren en Onleefbaren vormen een identiteit van tegendelen; beide groepen vallen uit de boot. De onderlinge strijd tussen de Ware Nederlanders en de migranten verhult opnieuw een structurele tweedeling. Maar in plaats van de kern van het probleem aan te pakken, maken ze elkaar het leven zuur, hiertoe aangezet door fundamentalistische stokers. Tijdens de rellen in de voorsteden van Parijs moesten niet de rijke wijken in het centrum het ontgelden, maar de buurtbibliotheek en de auto’s in de eigen straat. Ieder is zijn eigen domoor.

De multo-radiale samenleving

‘Een oudgeborduurd spreekwoord zeg: “Het buitenland legt naast de deur.”’

De heren Koot en Bie, georganiseerd in het Simplisties Verbond, presenteren in 1980 de Tegenpartij van Tedje van Es en F. Jacobse, twee ‘vrije jongens’ uit Den Haag. Als antwoord op het ‘hete hangtaboe’ van de multiculturele samenleving bepleiten zij een ‘multo-radiale samenleving’. Geïnspireerd door een neef uit Zuid-Afrika, waar ‘alle buitenlanders hun eigen thuisland hebben’, ontwikkelt ordeleider Van Es een plan om de bevolkingsgroepen te spreiden over het land. Grieken naar de Waddeneilanden: de provincie Grieksel. Tunesiërs en Marokkanen naar Friesland en Groningen: Tunesingen. Turken naar Drenthe (vanwege de schapen): Turkenburg. Veluwe voor de Molukkers: Molluwe. Surinamers naar het warme zuiden: Surin. Arabieren naar Brarabant, Italianen naar Overijssel, Littel Ittalie. En alle witte Nederlanders naar de Randstad: Blankstad, dat voor buitenlanders alleen met een pasje toegankelijk is. Voordeel: je kunt op vakantie in eigen land. Dit alles onder het motto: maak van alle buitenlanders binnenlanders en van alle bange burgers vrije jongens.

De multo-radiale samenleving is een radicale multiraciale samenleving waarin de verschillende culturen naast elkaar liggen als punten van een taart. Maar er is altijd een deelgebied dat het geheel beheerst: Blankstad waar de Tegenpartij zetelt, is de kers. Niet voor niets is het gelegen in Holland, dat altijd al pars pro toto voor Nederland stond en staat. De Randstad is de kern.

Apartheid

Schijnbaar trekken Jacobse en Van Es de discriminatie in het absurde, in feite leggen ze de apartheid bloot die ten grondslag ligt aan het multiculturalisme.

Het klassieke racisme meent dat andere etnische groepen achterlijk zijn; ‘mijn cultuur is beschaafder dan de jouwe’. Racisme wordt wel beschouwd als de ‘roeping van de onwetende’ (G.K. Chesterton).

Het verlichte racisme daarentegen presenteert zich als antiracisme. De postmodernist toont respect voor andere culturen; ‘mijn cultuur is anders dan de jouwe’. Pomo’s houden een pleidooi voor etnische verzuiling, witte en zwarte scholen, autonomie van cultuur, taal, kleding, geloof, in de heimelijke overtuiging dat hun eigen cultuur superieur is.

Ook het Zuid-Afrikaanse apartheidssysteem argumenteerde dat de zwarte cultuur moest worden bewaard in haar uniciteit, en niet opgaan in de westerse smeltkroes. Sterker nog: apartheid werd gepropageerd als een manier om rassenstrijd te voorkomen.

En ook sociaal-democraten gebruiken rechts geweld als argument om de immigratiepolitiek aan te scherpen. En daar raken we weer aan de zelfdestructieve domheid; als democratische waarden worden ondermijnd in naam van de democratie. Dit opent de ruimte voor een ideologie die vreemdelingen ziet als een bedreiging van de nationale identiteit.

Multistulti

Volgens de postmodernist bestaat Nederland niet: alle culturen zijn nooit te vatten onder een neutrale noemer. Nederland is niet de gedeelde ruimte van wederzijds begrip tussen verschillende identiteiten, maar het product van een nimmer voltooide ‘vertaalslag’ tussen de culturen.

Toch is er wel degelijk een constante, de domheid, een paradoxaal anker dat de natie bijeenhoudt door haar te splijten, een structurele tweedeling die dwingt tot steeds nieuwe oplossingen. De enige grondslag voor de maatschappij is de erkenning dat we door alle culturele verschillen dezelfde domheid delen. Alle samenlevingsvormen zijn antwoorden op de idiotie die het land klieft. Wij kunnen samenleven voor zover we in elkaars idiotismen een verschillend antwoord op dezelfde domheid herkennen.

De relatie tussen de Nederlanders is onmogelijk. De Nederlanders vinden elkaar niet tegen de achtergrond van het neutrale Nederlanderschap (dat iedereen erkent ongeacht ras, sekse, geloof enzovoort), maar tegen de achtergrond van een gedeelde mislukking, het Gat van Nederland.

De identiteit vormt zich tegen de achtergrond van het geschil. De heterogene groepen krijgen eenheid en identiteit in de gemeenschappelijke worsteling met de sake die ze innerlijk en onderling verdeelt. Geen Zaak zonder sake; de Nederlander wordt pas Nederlander in de strijd met de domheid die de Nederlander verhindert Nederlander te worden.

Men mot hem cromen salmen doer diese vekreerde werreld kommen

‘Wat krom is, krijg je niet recht.’ Prediker 1:15

Op een Vlaams paneel uit het begin van de zestiende eeuw zien we een man met een rechte staf, symbool van oprechte levenswandel, voor de wereld staan: ‘Met recht soudic gerne doer de werelt commen’. Aan het andere eind komt hij eruit met een geldbuidel en een kromme staf, ‘Ik ben erdoor, maer ic moet crommen’.

Om met succes door de ‘verkeerde’ wereld te komen, moet men zich plooien. Of zoals het in een ‘kromme’ spelling valt te lezen op een gevelsteen in Heusden: ‘Men mot hem cromen salmen doer diese vekreerde werreld kommen’.

In de klassieke tegenstelling staat de christelijke, wereldverzakende deugdzaamheid tegenover de moderne, burgerlijke moraal die op de praktijk is gericht. Maar bestaat er iets rechts buiten de kromming? Zoals een oudgeborduurd spreekwoord zegt: Geld dat stom is, maakt recht wat krom is en sneêg wat dom is.

Matthijs van Boxsel (1957) is Régent du Collège de ‘Pataphysique en hoofdredacteur van De Encyclopedie van de Domheid die inmiddels in zeventien talen wordt vertaald. In juni 2006 is Deskundologie of Domheid als Levenskunst verschenen. Volgende stap is De Topografie van de Domheid waarin alle steden en provincies zijn verzameld die spreekwoordelijk bekend staan als dom.

Meer van deze auteur