Redactioneel
waar we ook strandden
de seizoenen openden zich als kapitale doorzonpanden
noem het waanzin
een goede fik is de hel nog niet
noem het pyromanie
al wacht ons de lik
we staken elkaar aan
noem het liefde
je keert geen brand met een gat in de hand waardoor de zomer glipt
dan huisarrest
een tropenjaar
mijn hart aan je cellenblok verpand
noem het ongeneeslijk
we staken elkaar aan
steeds vuriger steeds vaker
met hijgend de fatale ziekte
in de nek
zonder gehoord te worden
je noemde het dodencel
de echte hel
het wapen van de scherpe rede
op een gevangenismuur breken
de cel tot in je cellen delen met het kwaadaardige
dat zich in stilte kloont
volkomen hersenloos een piramidespel
hoe crimineel ook
wij waren peanuts met een kloppend hart
de kleine jongens
gauwdiefjes
op water en brood gezet
alle pionnen op de liefde
zo sta je buiten
speculeren had al net zomin zin
als iets dat niet maalt om een
doodvonnis doodzwijgen
de ziekte of jij
of allebei
steeds al onze pionnen op de liefde
je huis een matroesjka
we krimpen mee we schalen op
de mantelzorg
al wat nieuwsgierig maakt
goedlachs van voorschoot wisselt
strak in de lak
van lucht en licht
de ziel van je sterfhuis
van groot gewicht
gedoe met glans
trap op trap af
voor je zwicht drukt het zwaar
en met alle geweld op de punt van één marterhaar
al wat nieuwsgierig maakt stond naakt model
het samen uitpakken op de tast
het blind uittekenen
(de mierenstraat
het wuivend riet)
en waar het aan zoomfunctie ontbrak
loepzuiver het gehoor – meersporenband
de roltongvaren van het binnenoor
zo mooi gezegd
een tijdpad ja
je huis zo’n hol
we gaan niet dood
al waar we thuis in zijn
ik haal je aan
de lat weer hoog
ik haal je aan
een eitje!
kon de krimp strenger het kruipruim enger, matroesjka
dook zijn ziel niet al ootmoedig genoeg
ijlend en wel onder de kloppende fontanel
van je binnenste babybaboesjka
waar we ook stranden
de seizoenen openen zich als kapitale doorzonpanden
zonder het huisjesmelken af te leren
deel ik de keet nu met een rotsformatie
en je schokt me alsnog de lichtwerken
die uit de kadrering van je dakraam klapten
een foto van de sloop
kan me rustig maken
jouw foto van de sloop
die zenuwslopend was
isoleert me van de rokershoek
laat de bloei in je raam
met de deuren slaan
met open armen
dit schuil hoekje
de uithoek
de arm van een hoogwerker
die zich kranig verplaatst
hijst me op uit de rokershoek
op ons – op de pup na
geen hond hier
met bed
met papegaai en al
smokkel je me buiten
ons buiten met de meeste heenkomens
verreweg
Boekbespreking
De geograaf en de negerinnenbil
Over de liefde voor een schrijver als rolmodel
Poëzie
Gedichten
Mutaties
Poëzie
De theetaal is dood, leve de theetaal!
Essay
Het sterke geslacht
Poëzie
Grande Randonnée
Poëzie
Gedichten
Poëzie
Gedichten
Franky
De rest van mijn leven
Tussen hemel en aarde
Alledaags oriëntalisme
Poëzie
Beeldgedicht: Het uur nul
Boekbespreking