Medio januari 2009 kocht ik bij antiquariaat Orfeus in Assen een gebrocheerd exemplaar van Gerard Reves brievenboek Nader tot U. Deze paperback was afkomstig uit de nalatenschap van de Friese dichter en neerlandicus Jan Wybenga (1917-1994) en bevatte tussen de achterflap een wat vergeeld, dubbelgevouwen en eenzijdig beschreven blad papier op A4-formaat waarop onmiskenbaar door Reve met de kroontjespen in inkt het beroemde gedicht Dagsluiting was uitgeschreven en ondertekend met ‘GerardKvanhetReve’. Het handgeschreven Geestelijk Lied, dat een mooie weergave is van Reves godsbegrip ‘God is erg eenzaam’ zoals door hem verwoord in zijn Pleitrede voor het Hof, week niet af van de definitieve versie:

Dagsluiting>
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U.

GerardKvanhetReve.

Rechtsboven op het papier was door Wybenga met blauwe balpen de datum: ‘7 okt ’67’ toegevoegd. Bij nadere bestudering was in het papier duidelijk een – omgekeerd – driehoekig gevormd watermerk te zien met daarin de letters ‘G.W. Papier’ (Gebroeders Winter Papier), een belangrijke aanwijzing dat het om een contemporain afschrift ging: Reve maakte in de jaren zestig veelvuldig gebruik van papier met dit watermerk, voor het schrijven van brieven en gedichten. Wat echter het meest in het oog sprong, was een grote roodbruine vlek die een aanzienlijk deel bestreek van het papier onder Reves signatuur. Met enige moeite was door de vlek heen de volgende zin te lezen in Reves handschrift: ‘God is de alles overwinnende, alles doordringende, alles verzoenende & alles Eén makende Liefde.’ Hieronder stond ten slotte een humoristische maar wat mystieke uitspraak betreffende Reves godsbeeld geschreven: ‘God is oorspronkelijk een Eendenei geweest. Men heeft verzuimd Hem 10 minuten te koken; daarmee is alle ellende begonnen.’

Op zaterdagavond 7 oktober 1967 vond in De Harmonie te Leeuwarden het roemruchte dichtersfestival plaats met tien Friese en tien Hollandse dichters waarbij werd voorgedragen uit eigen werk, onder anderen door de eerder genoemde Wybenga en Reve (negen Geestelijke Liederen). Zoals bekend stond Reve in deze periode onder zware psychische druk, worstelde hij met het geloof en consumeerde overmatig alcohol, mede in verband met de deadline van 17 oktober waarop hij zijn pleitrede voor eigen verdediging gereed moest hebben in het kader van het hoger beroep van het Ezelproces. Na afloop van het dichtersfestival schopte en sloeg een getergde Reve de organisator/ presentator Simon Vinkenoog finaal tegen de podiumplanken.

Interessant is de ‘verklaring’ van Reve achteraf dat hij die avond ‘flink had gedronken van een afgrijselijk vergiftigde wijn en bezopen was’ en de constatering dat op het papier een duidelijke afdruk zichtbaar is van een kennelijk grote wijnvlek, die is verspreid door het verplaatsen van een glas naar rechts. De vijf regels onder de signatuur zijn dan ook alle aanzienlijker slordiger en minder strak door Reve uitgeschreven dan het gedicht Dagsluiting erboven, maar de eerste twee regels werden korte tijd later wel door Reve volledig en letterlijk gebruikt – met een toevoeging – in zijn Pleitrede voor het Hof, waarin hij in een briljante stijl zijn immanente godsbeeld onder andere als volgt heeft gedefinieerd: ‘God is de alles overwinnende, alles doordringende, alles verzoenende en alles één makende Liefde, die alle verstand te boven gaat.’ De drie hieronder volgende cryptische regels: ‘God is oorspronkelijk een Eendenei geweest. Men heeft verzuimd Hem 10 minuten te koken; daarmee is alle ellende begonnen.’ zijn echter niet in Reves Pleitrede terug te vinden en moeten waarschijnlijk worden toegeschreven aan Reves vrij associërende en benevelde geest op dat moment, mede als gevolg van het overmatig drinken van die ‘afgrijselijk vergiftigde wijn’ tijdens de poëzieavond. Overigens had Reve de laatstgenoemde uitspraak ook al zo’n twintig jaar eerder gedaan – zij het in een iets kortere en minder specifieke vorm – in een brief van 20 oktober 1948 aan W.F. Hermans: ‘God is oorspronkelijk een ei geweest: ze hadden Hem tien minuten moeten koken.’ Hoewel Nop Maas in het eerste deel van zijn biografie dan ook stelt dat Reve er eind jaren veertig en begin vijftig nog een heidense levensbeschouwing op nahield en toen nog niet echt op weg was naar het christelijk geloof, moet naar mijn inschatting deze mythische zienswijze bij Reve eerder gezien worden als een uitvloeisel van een altijd al aanwezige en persisterende sterke neiging tot symboolgericht en magisch denken, op basis van zijn persoonlijkheidsstructuur met evident schizotypische trekken. In een recent in Het leven is een barre verschrikking gepubliceerde brief van Reve aan de fotografe Edith Visser d.d. 31 oktober 1989, wordt deze laatste visie door Reve zélf treffend als volgt onderbouwd: ‘Neen, maar weet je wat het is? Ik kan eigenlijk met niemand praten, omdat ik in een mythische en magische droomwereld leef. Ik kan in de verste verte niet te weten komen, wat er in anderen omgaat.’

Dinsdagavond 24 februari 2009 was ik aanwezig in Groningen bij een publieke voordracht van Simon Vinkenoog, georganiseerd door literair dispuut Flanor.

Voor de pauze vond een wat moeizaam verlopend interview plaats, maar Vinkenoog maakte een heldere en alerte indruk en slaagde er toch goed in om – snel en associatief pratend en met zweetdruppels op het voorhoofd – het gesprek gaande te houden en de belangstelling van de toehoorders te blijven vasthouden.

Bij het begin van de pauze om 21.00 uur begaf Vinkenoog zich direct in de frisse buitenlucht om een ontspannend jointje op te steken. Ik volgde de dichter naar buiten en kwam met hem in gesprek, waarbij Simon zich erg vriendelijk en toegankelijk opstelde. Ik stelde hem de vraag of hij zich de bewuste avond van de vechtpartij tussen hem en Reve op 7 oktober 1967 in Leeuwarden nog kon herinneren en hoe het uiteindelijk zo heeft kunnen escaleren. Even leek het of Vinkenoog niet veel zin had om op dit dichtersfestival terug te kijken, maar na enig nadenken antwoordde hij hierop: ‘Overdag was er al sprake van forse spanningen bij Reve, toen we onder anderen met Johnny van Doorn in de auto zaten. Reve kon niet goed tegen ons gegiechel tijdens het blowen en zei telkens dat hij niet in onze liefde geloofde.’

Na terugkeer in de zaal van Vinkenoog en de circa zestig toehoorders, werd aan het publiek de gelegenheid geboden tot het stellen van vragen. Toen ik de microfoon kreeg aangereikt, vroeg ik aan de dichter of het klopte dat de meest directe aanleiding van Reves eerder ontstane woede en irritatie tijdens het bovengenoemde dichtersfestival, inderdaad gelegen was in Simons gelasten tot het te vroeg neerhalen van het doek tijdens de act van The Selfkicker. De poëet reageerde op deze vraag aanvankelijk met een wat grimmige blik en zwijgen, maar zei vervolgens: ‘Reve was wel een groot dichter en schrijver maar als mens een klootzak en pathologisch leugenaar, ik ben blij dat ik dit nu vrijuit kan zeggen zonder het risico te lopen om voor een vuurpeloton gezet te worden.’ Dit antwoord lokte gelach in de zaal uit. Hij lichtte vervolgens toe: ‘Zo heeft Reve bijvoorbeeld herhaaldelijk beweerd dat ik allerlei boeken van hem zou hebben gestolen, hetgeen volstrekte onzin is.’

Hierna droeg Vinkenoog staande op gedreven en bezielende wijze gedichten voor uit zijn vuistdikke poëziebundel Vinkenoog Verzameld, op verzoek declameerde hij onder andere de gedichten Souvenir de Paris en Ode aan het boek.

Na afloop van de voordracht kon men boeken door Vinkenoog laten signeren. Toen ik aan de beurt was, liet ik hem eerst het bewuste papier met wijnvlek en datum 7 okt. ’67 zien, waarna Simon rustig de tekst ging bestuderen. Zijn eerste reactie was: ‘Dat lijkt wel een afdruk van een wijnglas!’ Nadat ik verteld had dat het blaadje papier in het bezit is geweest van de die avond optredende dichter Jan Wybenga, knikte hij begrijpend: kennelijk had Wybenga dit vel papier opgeraapt, nadat Reve het gedicht Dagsluiting had voorgelezen en vervolgens – zoals gebruikelijk – het beschreven papier op het podium had laten neerdwarrelen. Vinkenoog deelde mijn mening dat de vijf slordige regels die ontsierd waren door de grote wijnvlek, zeer waarschijnlijk door Reve tijdens die bewuste poëzieavond moeten zijn opgeschreven, nog vóór zijn optreden. Terwijl Vinkenoog wees op de onderste drie geschreven regels ‘God is oorspronkelijk een Eendenei geweest’ et cetera, zei hij: ‘Deze regels van Reve zijn wellicht te beschouwen als onvoltooide dichtregels, maar ze werden in ieder geval tijdens die avond niet door hem voorgedragen.’

Nadat Simon de poëziebundel Vinkenoog Verzameld had gesigneerd, overhandigde hij me spontaan zijn visitekaartje en zei dat ik altijd contact met hem kon opnemen als ik nog met vragen bleef zitten. Helaas is dit vervolg er niet meer van gekomen: tijdens de vroege ochtend van 12 juli 2009 is Vinkenoog aan zijn laatste ‘trip’ begonnen.