1.

kus me met je kussen de kussen van je mond je adem uitgegoten
naam van de geliefde die zich verspreidt als vanzelf zo geliefd ben jij

trek me snel mee laat ons weggaan heel ver weg hand in hand
zingt het hoogste lied zijn liedjes verbrijzelen stenen dan weer tovert

paradijselijk in beginne de aarde zijn hemelse wolken met de snelheid
van vogels lichtheid van kinderen bloeiend in het vuur van de zon

in de dondergang onbeschrijflijk onuitspreekbaar niet uit te drukken
als sproeten het hele gezicht bedekken het leven dan weer dood is

en dood dan weer leven lieflijk blauw en asgrauw tegelijk
zo heb ik je gevonden mooiste ja je bent mooi in de middag

in ons bed dat groen van kruid tussen cederbomen ligt de hoeken
van ons huis onder een dak van sparren starren in de nacht

2.

een rooslelie-van-dalen gaat zitten tussen doornen in de schaduw
van de appel die met vlag en wimpel zoet van liefde aan het verhemelte

ons naar het wijnhuis brengt met rozijnenmost versterkt als je linkerhand
onder mijn hoofd ligt en je rechter proeft hoe het smaakt dan bezweer ik

bij de reeën en hinden in het veld dat liefde niet gewekt of opgewekt
tot ze vanzelf naar lust verlangt zo komt jouw stem geliefde aanspringen

over bergen aanhuppelen over heuvelen als een jong hert dan blijft staan
naast onze muur en door het raam kijkt zegt kom doe je open sta op ga mee

met mij is de winter voorbij de plasregen over dan laten de bloemen zich zien
in het land geboren met de stem van de tortelduif kleuren de vijgenbomen

hun jonge vruchten sta op vriendin en kom dan duifje in het verborgene
van de rotskloof in het berglandschap toon je gezicht want je gezicht is lief

zo mooi is je stem en zacht – vang vossen kleine vossen die wingerd bloeiende
plunderen ook onze jonge druiven mijn geliefde ik ben van jou en jij van mij

zolang we tussen lelies grazen de dag koel verwaait schaduwen wijken
kom weer dichterbij en dichterbij een ree of hertenjong over bergen

3.

’s nachts zoek ik jou die verliefd is maar vind je niet dan sta ik op
om door de stad te trekken door steegjes over pleinen daar zoek ik je

maar vind je niet dan vraag ik aan voorbijgangers zag je hem
van wie ik houd? dan vind ik je en pak je vast en breng je naar het huis

van mijn moeder haar binnenste kamer die op haar trouwdag
mij baarde al kroonde met kwaliteiten en fouten je bent mooi zeg je

vriendin je ogen zijn duiven je haren een sneeuwlawine van het gebergte
af golvend je tanden een rij wolken juist stappend uit de rivier

als een snoer tussen je lippen gescheurde granaatappelrode machtige mond
van slaap tot slaap zeeschelpbellen aan je oren voor je torenhoge hals

smeed ik goud met zilverstippen zweet ik het harnas open de wereld
hang alle schilden aan de wilgen je borsten kleine katten een reeëntweeling

grazend tussen lelies zolang de wind de dag verwaait de schaduwen vlieten
ben je mooi vriendin volledig van top tot teen en zonder gebrek

4.

zo mooi zijn je blote voeten in sandalen je dijen als gebouwen
je borsten als vruchten zo mooi is je lichaam een kelk in de hoop

omlijst te zijn door lelies de slanke palmboom laat me in je klimmen
om de vruchten te pakken laat je borsten als trossen aan de wijnrank zijn

je adem als de geur van appels je mond overlopend van beste wijn
die smaakt naar meer en zo gemakkelijk stroomt als het verlangen

door lippen van de slapenden behoor ik toe aan jou geliefde kom
laten we het veld in gaan vroeg opstaan slapen in de dorpen

de wijngaarden bestormen om te kijken of de wijnrank bloesem
draagt de bloemen zich al openen dan geef ik je mijn liefde

de alruin zal ervan stinken naast onze deur behangen
met vruchten nieuw en oud zo lang bewaard voor elkaar

5.

aangekomen in de tuin op het kruidenbed pluk ik lelies
ben ik van jou mijn liefde en jij van mij vruchten verzamelend

ben je mooi overweldigend volmaakt je machtige ogen
enig in hun soort uitkijkend over de morgen – zo licht de maan

zo helder de zon die opgaat binnen een wolkenleger met vlag
en wimpel in de notenboomgaard om al het groen in het dal te zien

de bloeiende granaatappelbomen en zonder dat ik het weet
heeft mijn verlangen me al in beweging gezet kom dan! kom nog eens!

rozalie hirs (1965) is naast dichter ook componist. Van haar hand verschenen tot nu toe zeven Nederlandstalige dichtbundels bij Uitgeverij Querido, waaronder oneindige zin (2021), en zes verzamelbundels in andere talen, waaronder gestammelte werke (Berlijn: kookbooks, 2017). Sinds 2002 maakt hirs ook digitale poëzie: interactieve gedichten die ontstaan in samenwerking met beeldend kunstenaars en grafisch ontwerpers.

Meer van deze auteur